Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTER.DAMMER, WEER-BLAD VÓÓR NEDERLAND.
gresissten geproclameerd; een Ode ministerieel, die met denSsten
progressist in herstemming - kwam, trok zich terug; zoodat het
voorloopig bij het oude blijft.
* t
* *
De Fransche Senaat nam, na een zaakrijk pleidooi van Naquet,
die sedert jaren de echtscheiding verdedigt, en ondanks eene
welsprekende en ^bloemrijke rede van Jules Simon, het
voorstelNaquct aan, en stond het wederopnemen van den divorce in het
Fransche wetboek toe. Sedert 1816 bestond alleen de séparation,
scheiding van taiel en bed. Thans worden al de artikelen van
den Code, daarop betrekkelijk, besproken en gewijzigd. Eene toe
voeging, waar de regeering zich tegen verklaard had, wordt thans
door eene aanzienlijke fractie, en ook door INaquet zelven verde
digd, echtscheiding met wederzijdsche toestemming, maar met vele
waarborgen tegen overijlde en ongegronde besluiten, benevens
verbod om binnen drie jaren te hertrouwen.
De Commissie voor Grondwetsherziening vergaderde herhaalde
lijk en benoemde tot haren rapporteur den heer Dreyfus. Zij
had een belangrijk onderhoud met den minister-president Ferry
over de vraag wat te doen, ingeval het bijeenteroepen herzienings
congres eens verder wenschte te gaan dan de punten, die dooi
de beide Kamers ter herziening zullen aangewezen worden. De
heer Ferry achtte het geval niet waarschijnlijk, maar deelde mede,
dat de te herziene artikelen door de Regeering in haar voorstel
formeel omschreven zouden worden, dat de door Regeering en
Kamers gewenschte oplossingen voldoende vooraf bekend zouden
zijn, dat de Regeering niet zou nalaten alle discussiën over andere
onderwerpen door de sprealable quaestie" terzijde te schuiven,
en dat indien het herzienings-congres dan nog wenschte zijne be
voegdheid te overschrijden, er geen andere sanctie overbleef dan
het gezond verstand en de publieke opinie.
K I
E W I, A BT .
De Tweede Kamer heeft de wijziging van het Reglement van orde niet
gewild.
Het s!elsel der zelfstandige rapporteurs werd verworpen en de Leer Van
Eek trok zijn voorstel in.
Wilde de Kamer daarmee zeggen dat de zelfstandige rapporteurs geen
goed werk leveren? Dat zou ondankbaar zijn tegenover hen die het straf
wetboek voorbereidden.
Of wilde men ;,onzelfstandige" rapporteurs ?
Als men do rede van den heer Schaapman leest, zou uien waarlijk
dien indruk bijna krijgen.
Over de Atjeh-zaken wil de Minister van Koloniën de Kamer in comit
generaal alle mededeelingen doen.
De natie mag er niets van weten.
Il faut laver son linge sale en familie.
Is dat 's Ministers bedoeling ?
Het ware bater als bij flink voor den dag kwam met zijn middelen om,
wat anderen bedorven hebben, te herstellen.
Het geheim in de Atjeh-zaak heeft reeds al te veel kwaad gesticht.
De klassenbelasting is aan de orde gesteld.
Maar nog niet behandeld.
Zeker nog niet aangenomen.
Er zijn verschijnselen die op een zucht naar verschuiving wyzen.
En andere op een verminderde kans van aanneming.
De koffers van den heer Grobbée staan gepakt.
Met groote waardigheid kwam de heer Schaepman op tegen het bewe
ren, alsof de Kamer bij de natie in discrediet zou ziju.
Hoe kon dat tegenover een vergadering, waarvan de spreker zelf
getuigde dat, als de leden voorloopig in de afdeelingen moesten stemme»,
de harmonie onder de leden gevaar liep door de mogelijkheid van verwij
ten over inconsequentie, als na een paar dagen in 't publiek weer moest
worden gestemd.
Zulke getuigenissen zijn wél in staat om het krediet der Kamer hoog
f e houden!
Niet alleen de economisten en financiers spraken over de suikerwet,
bok de heer Buma gaf zijn advies.
Allen erkenden de moeilijkheid van 't onderwerp; hy alleen vond 't
hoogst eenvoudig.
Wanneer men, gelijk hij, over de droogmaking van zeeën met een ge
makkelijkheid weet te oordeelen, die de grootste waterbouwkundigen hem
zeker zullen benijden, dan is de oplossing van da suikerquaestie inderdaad
een kleinigheid, die eigenlijk zoo ver beneden de hoogte van des heeren
Buma's staatsmansblik blijft, dat hy er gemakkelijk .... over heen ziet.
Het adres der sociaal-democraten is ter griffie gedeponeerd.
Zoo lieeft zich de Kamer van een teedere en gewichtige quaestie afgemaakt.
In de doofpot dan heeft men er geen last meer van.
Wij betwijfelen echter of dit de verstandigste beslissing is.
De vraag was de moeite van een ernstige bespreking waardig.
ONZE BLADEN.
De pers verkeerde in den aanvang dezer week onder den invloed der
feestdagen en bracht niet veel beschouwingen. Alleen gaf De Ti/d aan
den vooravond van den Finksterdag de indrukken die haar deaen dagj
het naast aan het hart lagen. Op andere bladen daalde den geest niet
in deze vorm. ?
De Nisero-zaak hield Het Vaderland en de Zvifvnsche Courant bezig.
De interpellatie van Maandag zal, hopen wij, nieuwe stof geven om over
deze netelige zaak te oordeelen.
De klassenbelasting en de houding der Begeering in de financieele za
ken des lands, een vraagstuk bijna even onrustwekkend als die van hei;
gestrande schip, werd uitvoerig besproken in het Handelsblad, dat, bjj
alle wantrouwen in .het regeeringsbeleid, tot de slotsom kwam dat de
Kamer de klassenbelasting moet aannemen. Ook het Utrechtsch Dagllad
wijdde een artikel aan deze zaak.
Nog op het laatste oogenblik gaf het Handelsblad een aitikel over de
Buikerbelasting, de reeds vroeger geuite bezwaren tegen het
regeeringsontwerp handhavende. In het begin der week schreef hetzelfde blad over
maatschappelijke plichten, en het laatst over Staats- of particuliere spoor
wegen op Java.
Voegen wij daarbij nog de in ons Dagblad opgenomen stukken over
onderzeesche telegraafkabels, over de Indische begrootina; en over de
plannen van den veelbesproken minister van financiën, dan is het belang
rijkste van deze week-samengevat.
Niet geheel toch. De Tijd gaf, in den vorm eener particuliere corre
spondentie, aan Nederlanders den raad om niet in Indiëfortuin te zoe
ken; zij voerde verschillende redenen aan, onder meer ook, dat het wel
eens kon gebeuren dat onze heerschappij in Indiéniet zoo heel lang meer
zou duren.
Sombere vooruitzichten, die gelukkig slechts weinig worden gedeeld.
De zwartgalligheid van het katholieke blad werd in het artikel zelf
weinig gemotiveerd. De redenen bleven besloten binnen de wanden van
het redactie bureau.
Zou men daar wellicht iets meer weten van de Nisero-affaire, het
groote raadsel van den dag?
NIEUWE STRAATNAMEN IN AMSTERDAM.
Ons Gemeentebestuur geeft veelszins blijken van sesthetischen en
historischen zin. Waar vegetatie maar eenigszins kans heeft niet geheel te
mislukken, worden parken en squares aangelegd, en zóó het verschijnsel
,.plantsoen" niet uitsluitend beperkt tot de aaloude iepenboomen onzer
wallekanten en de dunne stamraetjens, die men, met hun geschoren loof,
voor onze stoepen placht te omkokeren. De openbare burgerscholen
worden niet meer, zoo als de voormalige brandspuithuisjens, met de let
ters van het alfabeth aangeduid; maar dragen de namen van vaderlandsche
mannen en vrouwen, die in verband met letterkundige ontwikkeling staan.
Ook in de benamingen onzer nieuwe straten, pleinen en kaden heeft men
een (oukostbaar) middel gevonden om beroemde personen te vereeren,
en te-recht is men daarin met zekere orde te werk gegaan/
Met zekere orde maar met genoegzame? Slaan wij eens een blik
op het onlangs verschenen kaartjen van den Heer A. J. van der Stok Jr.
De gelegenheid ontbreekt ons na te gaan, of de auteur overal uit
officieele bronnen geput heelt. Wij zoeken die gelegenheid ook niet. Wy
willen liever met den auteur van genoemden platten grond" in een min
zaam onderhoud treden, naar aanleiding van de door hem meegedeelde
naamlijst onzer straten en grachten, dan met volle kennis onze vroede
mannen op de vingers te tikken, wegens vergrijpen aan geschiedenis,
voegzaamheid of gezond verstand.
Aan de oostelijke sikkelpuut der stadt aen 'tY" vinden wij de
CzaarPeter-straat. Zij is gelegen tusschen de Ie Conradstraat en de Blanken
straat. Daarachter treffen wij de Kraayenhoffstraat. Met den naam Blanken
worden zeker de Zeeawsche ingenieurs aangeduid, die vooral onder Napo
leon en Willem I zich beroemd hebben gemaakt, terwijl met Conrad wel
Willem Frederik zal bedoeld zijn. Nu, scheepsbouw en havenwerken zijn,
aan elkaar verwant; en dat Coru. Rud. Theod. Krayenhoff als ingenieur
in dezen groep betrokken wordt, laat zich hooren. Had men dwarsstraten
onder zijn patronaat gesteld, misschien ware dit als eene allegorie te ver
staan geweest: hij dwarsboomde toch in '95 de Oranje-partij en bracht
de stad aan de Franschen; hij dwarsboomde deze in '13, eu liielp de
Oranjevorsten weer aan 't bewind. Maar neen: de dwarsstraten zijn met
de namen Lijnden, Leeghwater (l, 2, 3), Gruquius en Coehoorn gemerkt.
Te-recht heeft men begrepen, dat als er van ingenieurs sprake was,
Coehoorn niet ontbreken mocht. Maar wat heeft men den grooten man
met een kort eindtjen straat afgescheept! Zijn boezemvriend en medear
beider, de Kapt.-ing. Johan Alberding, zal zich nu kunnen troosten, dat
hem geen plaats is ingeruimd.
Bij den populairen Leeghwater hebben wij niet stil te staan; en ook
Nicolaas Samuel Kruyk (al. Cruquius) heeft zijn sporen voor de droog
making der Haarlemermeer verdiend. Of Frederik Godard Baron van
Lijnden van Hemmen eerder als ingenieur dan als oudheidkundige be
hoorde vereerd te worden, kunnen wij niet beoordeelen.
De buitensingel achter de kazernen heet (waarschijnlijk uit hoofde dier
nabuurschap) Mauritskade. Dat staat Amsterdam mooi: want Prince
Mouringh behoort anders niet tot hare afgoden. Maar daar is kompensatie:
aan de Westpunt van de sikkel vinden wij de Oldenbarneveldstraat en
-Kade. 't Is te wenschen, dat eerlang ook Fredrik Hendrik, de niet genoeg
erkende beschermer der beeldende kunst ten onzent, en een der weinige
Oranje-vorsten, die gemeenzaam met onze taal was, de hulde eener straat
of kaai ontvangt. Hoe komt men toch, in buurt XX, aan de Palamedes- .
straat? Zal men elk der treurspelen van Vondel een straat geven? Da
schilder Palamedes kan niet bedoeld zijn; die zou men in YY geplaatst
hebben. Ik onderstel, dat men, door Oldenbarneveld ook onder
zijnpseudonyem op te voeren, krachtig getuigenis heeft willen, geven van Am
sterdams aaloude politiek.