Historisch Archief 1877-1940
DBA TSTIJI DA¥ME n, WE EK*L A 0 vte R NE o E R L A N D.
No.
O. Beaat, Les coudes sur la table .
Yye» Goyot, Un fou ...
Louis d'Or, Les gaités du Eabre
Mens. de Witt, Lettres de M. Guizot
n n ?n Beine et maitresse
HaiBilton Aïdé, Rita- . . .
AndréMouezy, Vioen-Sèche . .
Alphonse Labifcte, Le 108e Uhlans
3.50
3.50
3.50
3.50
o
1.25
3.
3.50
MILITAIRE ZAKEN.
DE HUISHOUDELIJKE SCHOOL BIJ DE INFANTERIE EN
HET VERFOEILIJK MISBRUIK VAN VREEMDE
WOORDEN BIJ HET LEGER.
Het ia zeker een verblijdend verschijnsel, dat in den laatsten tijd, ook,
door mannen van invloed, de aandacht wordt gevestigd op het militair1
lager onderwijs. Ik zal niet in een betoog vervallen over de
wenscheIgkheid, dat de soldaat gedurende de lange winteravonden met nuttige»
zaken worde bezig gehouden, 'zoodat zijn diensttijd hem later vruchten
kunne afwerpen, wanneer hij in het burgerlijk loven is terng gekeerd
*-ik wensch alleen dat onderwijs te bespreken uit het oogpunt van den
militair.
Ik stel evenwel op den voorgrond, dat ik, indien de mogelijkheid daar
toe bestond, het zou toejuichen, wanneer de milicien in eijn diensttijd
Voldoende lager onderwijs kon ontvangen, gonder dat zulks schade, zou
doen aan etjne militaire opleiding.
In de Vragen des tijds" van Octoher 1883 vinden wij een bespreking
door den heer Mr. A. Kerdijk over het schoolonderwijs bij de korpsen.
van het leger; de heer Oolgaardt, officier der artillerie, gaf een brochure
in het licht over dit gewichtig onderwerp. In de bijeenkomst der
vereeniging tot beoefening der krijgswetenschap op 28 November j!.
kwam de vraag ter sprake, door den heer Lieftinck gedaan, waarvoor liet
noodig is, dat soldaten ontwikkeld zijn en de heer Hoogonbootn
beant" woordde, na den heer Hojel, die vraag, toen de heer Lieftinck, de zaal,
hdaas! reeds had verlaten eindelijk wijdde Cambreaux in No. c59 van
dit weekblad aan dit onderwerp een zeer interessant artikel.
De Leer Kerdyk en de heer Oolgaardt zijn het in zoover oneens, dat
do eerste burgeronderwijzers wil aanstellen, laatstgenoemde onderwijzers
in het leger-wil doen dienst nemen; Cambreaux geeft aan liet stelsel
van den heer Kerdijk de voorkeur, en ondergeteekende wil vóór alles
militairen tot onderwijzers gebruiken.
Klaagt de heer Kerdijk over het gebrekkige onderricht, hij, de
nietmilitair, doet dit na eigen aanschouwing en met erkenning van het
geen met de gebrekkige hulpmiddelen bij de meeste korpsen wordt gedaan.
Toch gaat de heer Kerdijk mijns inziens te veel uit van zijn standpunt als
burger. Waarom, hoop ik in de volgende regelen duidelijk te maken.
De heer Kerdijk wil een geregeld schoolonderwijs, gegeven door wanneer
er in het korps zelf geen geëxamineerde onderwijzers zijn een burger
onderwijzer. Ik maak daaruit op, dat ZEd. bepaald methodisch wil loeren
lezen en: sqhrjjven. .Zeker zouden al mijn collega's den heer Kerdijk dank
baar .zijp, ,wanneer het hem gelukte eene methode daarvoor te vinden;
ik betwijfel echter de mogelijkheid ten zeerste.
Eerstens toch ik klassificeer hier volgens de lichting 1883 bij het
korps, waartoe ik behoor is er znlk een verregaand verschil in het
geen de miliciens bij aankomst hebben geleerd, dat ik hen om methodisch
te werk te gaan, zeker in een viertal klassen had moeten verdeelen: 18
zegge achttien procent kenden niets", d.i. noch lezen, noch schrijven;
10 procent kenden het goed" of vrij goed" en de overige 72 procent
kond«n garangschikt worden tusschen niets" en vrij goed".
Zal nu een burgeronderwijzer, die hoogstens gedurende G maanden
7Vb uur per week dat amalgama van leerlingen moet les^geven, een be
vredigend resultaat verkrijgen ? Ik betwijfel het.
Ten tweede is het ongeregeld bijwonen der lessen m. i. mede een groot
bezwaar. Wacht somtijds om de 3 dagen verlof, corvée, ziekte enz.,
doen het aantal leerlingen gewoonlijk tot op de helft slinken.
Ten derde zijn de menschen 20 jaar oud en vloekt het kinderlijke van
een abc boekje spoedig tegen de mannelijke opleiding van den militair.
Ten vierde is de .ambitie seer verschillend; de burgeronderwijzer heeft
zijn opvoedingssysteem, zijna leermethode voor kinderen" geleerd, bij
hen kan hij die ambitie opwekken, maar hij kan dat systeem, die leer
methode niet ep mensehen toepassen, op mensehen, somtijds van het
moest onbeschaafde gedeelte der maatschappij, zooals uit mijn
procentenverdeeling reeds duidelijk blijkt' 1). Het verschil in ambitie kwam nog
dit jaar helder aan het licht, daar er bij het onderdeel, waarover ik
spreek, waren, die na zes maanden nagenoeg even dom heengingen als
zij gekomen waren; anderen konden na drie maanden reeds een brief
van huis lezen, terwijl zrj vóór den aanvang der school voor waar moesten
aannemen, wat een kameraad hen uit die brieven voorlas. Op een zeer
enkele uitzondering na konden allen hun naam zetten.
Dat hadden twee onderofficieren hun geleerd, die vóór hunne indienst
treding voor 3 jaren ongeveer iets aan het onderwijzersvak hadden
gedaan; hier was dus het burger- en militair-element vereenigd en zonder
twijfel vinden wij dat element terug in den milicien-sergeant of korporaal,
die het onderwijzersvak tot zijn levensdoel heeft gekozen. Kon men die
personen, ook nadat zij reeds met groot verlof zijn vertrokken, voor het
schoolonderwijs bezigen, ja, daarmede zou dit volksbelang zeer gebaat
zijn. De heer Kerdijk ziet dit in en stelt die wijze op den voorgrond; ik ben
dit geheel eens, maar voeg er bij: liever ecu eonigszins geschikt sergeant
dan den voórtreffelijksten burgeroadenvijzer, die niet in de gelederen
heeft gediend.
Dien burgeronderwijzer toch zouden de haren te berge gerezen zijn,
wanneer ik hem had verzocht, wat ik na lezing van bovengenoemd verslag
der vereeniging T. B. v. K. aan mijn sergeant gelastte. Door die lezing
kwam mij de noodzakelijkheid, dat een soldaat moet kunnen lezen, dringen
der voor dan vóór dien tijd. Verbeeldt u," zegt de heer Hoogenboom, dat
een arfillerist met een vaatje buskruit bij het vuur gaat zitten, omdat
hij het woord buskruit" niet kan lezen, dat hij de getallen op den opzet
van het kanon niet kan ontcijferen," ik voeg er bij: verbeeldt u, dat
een infanterist, die op een fort, uit het magazijn patronen moet halen,
losse in stede van scherpe medebrengt en aldus den vijand met zaagsel
om de ooren laat schieten, of uit de patrooncaisson revolverpatronen
in stede van Beaumont-patronen, alleen omdat hij de merken niet kan
lezen, of dat men hem naar Remise A of schulplaats B zendt en hij het
woord niet kan ontcijferen, dat hem op de rechte plaats zou brengen."
Duizend en nog eens duizend voorbeelden van dien aard zou ik hier
kunnen laten volgen, die alle misschien hoogst zelden ronden voorkomen,
zij kunnen voorkomen en daarom moet het schoolonderwijs voor dat soort
militairen in een richting worden geleid, die het doel, waarvoor hij in
dienst is, tot grondslag heeft. De tijd, 12 of 18 maanden, dien de milicien
onder de wapenen is, moet hij in 's lands militair belang worden geoefend;
der eijn 19 jaren voorafgegaan, tvaarin liy een goed burger is kun
nen worden 2). Welnu, wakker geschud door de woorden van den heer
Hoogonboom, ben ik onmiddellijk begonnen de meest voorkomende militaire
woorden, door sommigen geheel machinaal, te laten leeren lezen. Onver
schillig of hij de woorden uil" of aat" kon lezen, moest hij door telkens
het woord schuilplaats" voor zich te zien, dit woord leeren kennen en
evenmin als hij zijn geweer voor een polsstok mag aanzien, mocht hij het
woord remise" voor schuilplaats", patrooncaisson" voor compagaieskar"
of bagagewagen", enz. houden.
Natuurlijk dat dit machinale slechts op 25 pCt. behoefde te wordei
toegepast, de overigen kenden bij hunne indiensttreding reeds vooveel,
of hadden zooveel bijgeleerd, dat zij de woorden door spelling konden
lezen. Daar stuitte ik echter op een moeielijkheid, op een, m. i., zeer af
te keuren gewoonte.
Tloe moet ik hun den tweeklank ai in caisson" of OU in soutien" leeren?"
vroeg mij de sergeant?onderwijzer. Die vraag wekte weer den wrevel
in mij op, dien ik steeds ondervind, wanneer ik bij het militaire onder
wijs van kader en manschappen, van al die onnoodige Fransche, of uit
liet Franseli afgeleide woorden eerst eene verklaring moet geven. Waarom
tccb, terwijl onze eigen taal zoo rijk is, in reglementen en voorschriften
die verderfelijke gewoonte niet afgeschaft'? Ik noem die gewoonte ver
derfelijk, want voor menschen van zoo luttele ontwikkeling, ala onze
miliciens, moet men alles zooveel mogelijk aanschouwelijk, begrijpelijk
maken. Waarom kan men voor patroon-caisson," niet patroon-kar,"
voor lokaal," kamer" of zaal," voor bagage-kar" goederen-kar"
gebruikeu?
Waarom vervangt men toch in het voorschrift op den velddienst:
examineerlroep" niet door onderzoektngstroep", visiteerpatroelje" door
postcnpatroelje", oriünteeren" door op de hoogte stellen" enz., even
goed als het van ouds Lekende werda" door wie daar" is vervangen?
Waarom in het voorschrift op het tirailleeren van claireurs" en niet
van verkenners" gesproken, van formatie" in plaats van vorm", van
soutien" in plaats van ondersteuningstroep''; er zijn immers toch reeds
tal van woorden, als compagnie, sectie, linie, reserve enz. enz., die moeilijk
te vervangen zijn:1
Waarom in de rekrutensehool het commando pas de route" behouden,
terwijl het vertaald" door lange wegpas" er naast staat ?
Waarom in de ik mag hier niet verder gaan, want in de gewijzigde
compagnies- en bataljonsscholen, die mij nog niet onder de oogen kwamen
is, wat ik wilde opmerken, natuurlijk veranderd'?
Ook zou ik uit het dagelijksche militaire leven de woorden: tenue,
discipline, escouade enz. enz. willen zien verhollandschd, maar ik moet
eindigen, want het aantal vreemde woorden, die de opleiding bemoeilijken,
is zóó groot, dat deze courant te klein zou zijn om ze allen op te nemen.
Een enkele aanhaling zij mij nog vergund uit het bekende en niet ge
noeg te waardeeren werk van den luitenant-generaal Knoop, die reeds in
Juni 1858 wees op de vreemde woorden en spreekwijzen van allerlei aard
in onze reglementen en voorschriften. Zoo b. v. haalt Z. Ex. de woorden
van den dichter Staring aan, die zich beklaagde, dat het oud-vaderland«
sche hoezee", dat de soldaten van Prins Maurits op de duinen van
Nieuwpoort deden hooren en dat de Ruiter's vlotelingen aanhieven, toen
zij op den Theems zegevierden, vervangen is door het barbaarsche hoera".
*
Is 't hoera of hoera.?
Wat drommel kan 't u schelen?
Brul, smeek ik, geen kozakken na!
(Dat zelfde hoera!" is nog in onze reglementen voorgeschreven bij
den aanval.)
En bij het eindigen van zijn betoog, zegt Z. Ex.: Wanneer zullen wij
in Holland toch Hollanders zijn; wanneer zullen wij het belachelijke en
slechte inzien van dat naüpen van den vreemdeling; wanneer zullen wij
onze eigene waarde eens begrijpen ? Béranger is thans (1858) in ds mode,
en daarom wagen wij het, ons ijveren voor het handhaven van den
volksgeest onder de hoede te stellen van een zijner meest bekende liedjes:
-Jaime qu'un Russe soit Russe,
Et qu'un Anglais soit Anglais;
Si l'on est Prussien en Pruase
En Franco soyocs Francais.
Mes amis, mes amis
Soyons de notre pays."
Lager onderwijs dus aan de miliciens zooveel mogelijk, want hoe de
heer Lieitinck er ook over moge denken, met machine-soldaten kan men
geen oorlog voeren, men heeft denkende wezens noodig.
Maar niet de korte tijd, dien de milicien in het leger is, gebruikt
om goed te maken, wat hij in de 19 vorige jaren door eigen of anderer
schuld heeft verzuimd; kan, het samengaan, hoezee! zou ik roepen,.maar