De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 8 juni pagina 8

8 juni 1884 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DBA TSTIJI DA¥ME n, WE EK*L A 0 vte R NE o E R L A N D. No. O. Beaat, Les coudes sur la table . Yye» Goyot, Un fou ... Louis d'Or, Les gaités du Eabre Mens. de Witt, Lettres de M. Guizot n n ?n Beine et maitresse HaiBilton Aïdé, Rita- . . . AndréMouezy, Vioen-Sèche . . Alphonse Labifcte, Le 108e Uhlans 3.50 3.50 3.50 3.50 o 1.25 3. 3.50 MILITAIRE ZAKEN. DE HUISHOUDELIJKE SCHOOL BIJ DE INFANTERIE EN HET VERFOEILIJK MISBRUIK VAN VREEMDE WOORDEN BIJ HET LEGER. Het ia zeker een verblijdend verschijnsel, dat in den laatsten tijd, ook, door mannen van invloed, de aandacht wordt gevestigd op het militair1 lager onderwijs. Ik zal niet in een betoog vervallen over de wenscheIgkheid, dat de soldaat gedurende de lange winteravonden met nuttige» zaken worde bezig gehouden, 'zoodat zijn diensttijd hem later vruchten kunne afwerpen, wanneer hij in het burgerlijk loven is terng gekeerd *-ik wensch alleen dat onderwijs te bespreken uit het oogpunt van den militair. Ik stel evenwel op den voorgrond, dat ik, indien de mogelijkheid daar toe bestond, het zou toejuichen, wanneer de milicien in eijn diensttijd Voldoende lager onderwijs kon ontvangen, gonder dat zulks schade, zou doen aan etjne militaire opleiding. In de Vragen des tijds" van Octoher 1883 vinden wij een bespreking door den heer Mr. A. Kerdijk over het schoolonderwijs bij de korpsen. van het leger; de heer Oolgaardt, officier der artillerie, gaf een brochure in het licht over dit gewichtig onderwerp. In de bijeenkomst der vereeniging tot beoefening der krijgswetenschap op 28 November j!. kwam de vraag ter sprake, door den heer Lieftinck gedaan, waarvoor liet noodig is, dat soldaten ontwikkeld zijn en de heer Hoogonbootn beant" woordde, na den heer Hojel, die vraag, toen de heer Lieftinck, de zaal, hdaas! reeds had verlaten eindelijk wijdde Cambreaux in No. c59 van dit weekblad aan dit onderwerp een zeer interessant artikel. De Leer Kerdyk en de heer Oolgaardt zijn het in zoover oneens, dat do eerste burgeronderwijzers wil aanstellen, laatstgenoemde onderwijzers in het leger-wil doen dienst nemen; Cambreaux geeft aan liet stelsel van den heer Kerdijk de voorkeur, en ondergeteekende wil vóór alles militairen tot onderwijzers gebruiken. Klaagt de heer Kerdijk over het gebrekkige onderricht, hij, de nietmilitair, doet dit na eigen aanschouwing en met erkenning van het geen met de gebrekkige hulpmiddelen bij de meeste korpsen wordt gedaan. Toch gaat de heer Kerdijk mijns inziens te veel uit van zijn standpunt als burger. Waarom, hoop ik in de volgende regelen duidelijk te maken. De heer Kerdijk wil een geregeld schoolonderwijs, gegeven door wanneer er in het korps zelf geen geëxamineerde onderwijzers zijn een burger onderwijzer. Ik maak daaruit op, dat ZEd. bepaald methodisch wil loeren lezen en: sqhrjjven. .Zeker zouden al mijn collega's den heer Kerdijk dank baar .zijp, ,wanneer het hem gelukte eene methode daarvoor te vinden; ik betwijfel echter de mogelijkheid ten zeerste. Eerstens toch ik klassificeer hier volgens de lichting 1883 bij het korps, waartoe ik behoor is er znlk een verregaand verschil in het geen de miliciens bij aankomst hebben geleerd, dat ik hen om methodisch te werk te gaan, zeker in een viertal klassen had moeten verdeelen: 18 zegge achttien procent kenden niets", d.i. noch lezen, noch schrijven; 10 procent kenden het goed" of vrij goed" en de overige 72 procent kond«n garangschikt worden tusschen niets" en vrij goed". Zal nu een burgeronderwijzer, die hoogstens gedurende G maanden 7Vb uur per week dat amalgama van leerlingen moet les^geven, een be vredigend resultaat verkrijgen ? Ik betwijfel het. Ten tweede is het ongeregeld bijwonen der lessen m. i. mede een groot bezwaar. Wacht somtijds om de 3 dagen verlof, corvée, ziekte enz., doen het aantal leerlingen gewoonlijk tot op de helft slinken. Ten derde zijn de menschen 20 jaar oud en vloekt het kinderlijke van een abc boekje spoedig tegen de mannelijke opleiding van den militair. Ten vierde is de .ambitie seer verschillend; de burgeronderwijzer heeft zijn opvoedingssysteem, zijna leermethode voor kinderen" geleerd, bij hen kan hij die ambitie opwekken, maar hij kan dat systeem, die leer methode niet ep mensehen toepassen, op mensehen, somtijds van het moest onbeschaafde gedeelte der maatschappij, zooals uit mijn procentenverdeeling reeds duidelijk blijkt' 1). Het verschil in ambitie kwam nog dit jaar helder aan het licht, daar er bij het onderdeel, waarover ik spreek, waren, die na zes maanden nagenoeg even dom heengingen als zij gekomen waren; anderen konden na drie maanden reeds een brief van huis lezen, terwijl zrj vóór den aanvang der school voor waar moesten aannemen, wat een kameraad hen uit die brieven voorlas. Op een zeer enkele uitzondering na konden allen hun naam zetten. Dat hadden twee onderofficieren hun geleerd, die vóór hunne indienst treding voor 3 jaren ongeveer iets aan het onderwijzersvak hadden gedaan; hier was dus het burger- en militair-element vereenigd en zonder twijfel vinden wij dat element terug in den milicien-sergeant of korporaal, die het onderwijzersvak tot zijn levensdoel heeft gekozen. Kon men die personen, ook nadat zij reeds met groot verlof zijn vertrokken, voor het schoolonderwijs bezigen, ja, daarmede zou dit volksbelang zeer gebaat zijn. De heer Kerdijk ziet dit in en stelt die wijze op den voorgrond; ik ben dit geheel eens, maar voeg er bij: liever ecu eonigszins geschikt sergeant dan den voórtreffelijksten burgeroadenvijzer, die niet in de gelederen heeft gediend. Dien burgeronderwijzer toch zouden de haren te berge gerezen zijn, wanneer ik hem had verzocht, wat ik na lezing van bovengenoemd verslag der vereeniging T. B. v. K. aan mijn sergeant gelastte. Door die lezing kwam mij de noodzakelijkheid, dat een soldaat moet kunnen lezen, dringen der voor dan vóór dien tijd. Verbeeldt u," zegt de heer Hoogenboom, dat een arfillerist met een vaatje buskruit bij het vuur gaat zitten, omdat hij het woord buskruit" niet kan lezen, dat hij de getallen op den opzet van het kanon niet kan ontcijferen," ik voeg er bij: verbeeldt u, dat een infanterist, die op een fort, uit het magazijn patronen moet halen, losse in stede van scherpe medebrengt en aldus den vijand met zaagsel om de ooren laat schieten, of uit de patrooncaisson revolverpatronen in stede van Beaumont-patronen, alleen omdat hij de merken niet kan lezen, of dat men hem naar Remise A of schulplaats B zendt en hij het woord niet kan ontcijferen, dat hem op de rechte plaats zou brengen." Duizend en nog eens duizend voorbeelden van dien aard zou ik hier kunnen laten volgen, die alle misschien hoogst zelden ronden voorkomen, zij kunnen voorkomen en daarom moet het schoolonderwijs voor dat soort militairen in een richting worden geleid, die het doel, waarvoor hij in dienst is, tot grondslag heeft. De tijd, 12 of 18 maanden, dien de milicien onder de wapenen is, moet hij in 's lands militair belang worden geoefend; der eijn 19 jaren voorafgegaan, tvaarin liy een goed burger is kun nen worden 2). Welnu, wakker geschud door de woorden van den heer Hoogonboom, ben ik onmiddellijk begonnen de meest voorkomende militaire woorden, door sommigen geheel machinaal, te laten leeren lezen. Onver schillig of hij de woorden uil" of aat" kon lezen, moest hij door telkens het woord schuilplaats" voor zich te zien, dit woord leeren kennen en evenmin als hij zijn geweer voor een polsstok mag aanzien, mocht hij het woord remise" voor schuilplaats", patrooncaisson" voor compagaieskar" of bagagewagen", enz. houden. Natuurlijk dat dit machinale slechts op 25 pCt. behoefde te wordei toegepast, de overigen kenden bij hunne indiensttreding reeds vooveel, of hadden zooveel bijgeleerd, dat zij de woorden door spelling konden lezen. Daar stuitte ik echter op een moeielijkheid, op een, m. i., zeer af te keuren gewoonte. Tloe moet ik hun den tweeklank ai in caisson" of OU in soutien" leeren?" vroeg mij de sergeant?onderwijzer. Die vraag wekte weer den wrevel in mij op, dien ik steeds ondervind, wanneer ik bij het militaire onder wijs van kader en manschappen, van al die onnoodige Fransche, of uit liet Franseli afgeleide woorden eerst eene verklaring moet geven. Waarom tccb, terwijl onze eigen taal zoo rijk is, in reglementen en voorschriften die verderfelijke gewoonte niet afgeschaft'? Ik noem die gewoonte ver derfelijk, want voor menschen van zoo luttele ontwikkeling, ala onze miliciens, moet men alles zooveel mogelijk aanschouwelijk, begrijpelijk maken. Waarom kan men voor patroon-caisson," niet patroon-kar," voor lokaal," kamer" of zaal," voor bagage-kar" goederen-kar" gebruikeu? Waarom vervangt men toch in het voorschrift op den velddienst: examineerlroep" niet door onderzoektngstroep", visiteerpatroelje" door postcnpatroelje", oriünteeren" door op de hoogte stellen" enz., even goed als het van ouds Lekende werda" door wie daar" is vervangen? Waarom in het voorschrift op het tirailleeren van claireurs" en niet van verkenners" gesproken, van formatie" in plaats van vorm", van soutien" in plaats van ondersteuningstroep''; er zijn immers toch reeds tal van woorden, als compagnie, sectie, linie, reserve enz. enz., die moeilijk te vervangen zijn:1 Waarom in de rekrutensehool het commando pas de route" behouden, terwijl het vertaald" door lange wegpas" er naast staat ? Waarom in de ik mag hier niet verder gaan, want in de gewijzigde compagnies- en bataljonsscholen, die mij nog niet onder de oogen kwamen is, wat ik wilde opmerken, natuurlijk veranderd'? Ook zou ik uit het dagelijksche militaire leven de woorden: tenue, discipline, escouade enz. enz. willen zien verhollandschd, maar ik moet eindigen, want het aantal vreemde woorden, die de opleiding bemoeilijken, is zóó groot, dat deze courant te klein zou zijn om ze allen op te nemen. Een enkele aanhaling zij mij nog vergund uit het bekende en niet ge noeg te waardeeren werk van den luitenant-generaal Knoop, die reeds in Juni 1858 wees op de vreemde woorden en spreekwijzen van allerlei aard in onze reglementen en voorschriften. Zoo b. v. haalt Z. Ex. de woorden van den dichter Staring aan, die zich beklaagde, dat het oud-vaderland« sche hoezee", dat de soldaten van Prins Maurits op de duinen van Nieuwpoort deden hooren en dat de Ruiter's vlotelingen aanhieven, toen zij op den Theems zegevierden, vervangen is door het barbaarsche hoera". * Is 't hoera of hoera.? Wat drommel kan 't u schelen? Brul, smeek ik, geen kozakken na! (Dat zelfde hoera!" is nog in onze reglementen voorgeschreven bij den aanval.) En bij het eindigen van zijn betoog, zegt Z. Ex.: Wanneer zullen wij in Holland toch Hollanders zijn; wanneer zullen wij het belachelijke en slechte inzien van dat naüpen van den vreemdeling; wanneer zullen wij onze eigene waarde eens begrijpen ? Béranger is thans (1858) in ds mode, en daarom wagen wij het, ons ijveren voor het handhaven van den volksgeest onder de hoede te stellen van een zijner meest bekende liedjes: -Jaime qu'un Russe soit Russe, Et qu'un Anglais soit Anglais; Si l'on est Prussien en Pruase En Franco soyocs Francais. Mes amis, mes amis Soyons de notre pays." Lager onderwijs dus aan de miliciens zooveel mogelijk, want hoe de heer Lieitinck er ook over moge denken, met machine-soldaten kan men geen oorlog voeren, men heeft denkende wezens noodig. Maar niet de korte tijd, dien de milicien in het leger is, gebruikt om goed te maken, wat hij in de 19 vorige jaren door eigen of anderer schuld heeft verzuimd; kan, het samengaan, hoezee! zou ik roepen,.maar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl