Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEBKBLA0
allereerst hem soldaat gemaakt en dan, men verlichte toch de taak der
onderwijzers, door alle vreemde woorden met de meeste gestrengheid te
verbieden. Nederland boven al! moet de leus zijn van ieder soldaat en
zijn vorming, om die Jeus te kunnen handhaven, moet geheel op
Nederlandschen voet zijn geschoeid en naar Nederlandsche toestanden geschieden.
En zeg ik met den heer Hoogenboom is het niet belachelijk, dat
in ons land iemand van 19 jaar nog moet leeren lezen?!
Utrecht, 19 Mei '84. Van Tricht,
Ie Luit. Adjudant.
1)1 Men kan nog tegenvoeren, dat er avondscholen voor volwassenen bestaan,
tnaai men vergete niet, dat vrije ?wil" hier een hoofdfaetor is.
2) Men rerwarre niet burger" met staatsburger".
OVERZICHT VAN MILITAÏRÊTARTIKELEN IN DAGBLADEN1.
Grondwetsherziening en defensie II door Mars, (Handelsblad 2 Mei.)
Militaire overdenkingen door Vuurpijl, (De Amsterdammer 4 en 18 Mei.)
De opleiding van militie-luitenants door Z., (]v~. v. d. Dag 12 Mei.)
Onze Zeemacht in Incü, in verband met de nieuwe begrooting van
Koloniën door Staunch, (De Amsterdammer 20 Mei.)
De werkkring der Zeemacht in onze Oost-Indischo bezittingen door
Staunch, (De Amsterdammer 29 Mei.)
Een uitstekende maatregel door Mars, (Handelsblad, 29 Mei.)
S C 11A A K S P E L.
No. 23.
Van NICOLO SABDOTSCH (Triest) flj
Opgedragen aan de prijswinners van 't Vde tornooi der Nuova Eiviata degli Sc&eohi".
ZWAKT.
g
d e f
WIT.
Wit speelt voor en geeft in 2 zetten mat.
(Wit 8 en Zwart 10 stukken met K. D 4).
OPLOSSING VAN SCHAAKPKOBLEEM No. 21.
l D 2 a 5! K. E 3 (a
2 D. b G mat.
(a)
04 03 (b
2 K. b 6 mat.
3 D. zet mat
2 T. nt E 4 mat.
Pd. nt F 3 mat.
T. zet mat.
(e)
(f)
D 6 D 5 (c
E 5 E 4 (*
E 2 ut P 3 (a
B. elders (f
T. speelt. :
^
l ....
2 H 6 P 6 mat.
Vraag: Vfillmersch probleem.
Antwoord: Het kasteel b 5 te verplaatsen naar c 5.
Eeddelooze Schaakpartij No. 3
l F l -C l!! (a) T. nt T. ofB3-B»
2 AG A 7 en moet winnen.
(a) Hierdoor wint wit een tempo.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Juist is opgelost No. 20 en 21 door J. J. B. te Amsterdam: 21 door . H. N. to
Venlo; 21 en 22 door W. v. H. te Delft, alsmede de vraag over Y/ilImersch probleem
dat van Adolf Janssen en de reddelooze partij No. 3; No. 22 IJ. ta A- V d M ta
N. N.; J. J. A; 21 en 22 Henri; W. d. V. en Met z'n vieren allen te Amsterdam'H.
' H. A. GZn. te Bellingwolde ueo£t Allerlei no. l en 2 juist opgelost. Beantwoord»"
ivan vragen volgenie week.
13EIEFWISSELING.
P. J. C. te A. De pion mag van z'n oorspronkelijk veld de officieren fnie»
pionnen!)?vrij passeeren.
(t) Nog is aan vijf problemen door hot comitéin volgorde van eerste tot vijfde,
eervolle vermelding toegekend. Naar onze meening verdienen ze in ruimer kring
bekend te worden.
(*) Fout gezet zw. K. e s leest: D 4.
Vrees voor de Liefde.
VAN
LU D WIG fcAISTNER.
2)
Des anderen daags stelde hij het volgende epistel op:
Zeer geëerde Mejuffrouw of Mevrouw (want uw schrijven geeft
mij daaromtrent geene zekerheid). Na de ernstige gedachten wisse
ling, die er tusschen ons heeft plaats gehad, ben ik van meening,
dat slechts eene persoonlijke kennismaking er het natuurlijk ge
volg van kan wezen. Daar wij zoo dicht in elkanders nabijheid
wonen, kon het gemakkelijk gebeuren, dal wij aan elkander wer
den voorgesteld, op een oogenblik, dat tijd en plaats weinig gele
genheid tot eene herkenning aanboden. Ook heeft uw brief den
wensch in mg doen opkomen de verstandige schrijfster te leeren
kennen: ik ben verlangend mijne hulde te brengen aan eene
waarlijk beschaafde vrouw. Het zou mij niet moeilijk vallen te
weten te komen, waar gij fwoont, maar ik houd mij niet voor
gerechtigd meer van u te vernemen, dan gij mij uit vrije verkie
zing hebt medegedeeld. Daarom wil ik u een voorstel doen, dat
gij mij niet euvel moogt duiden: kom aanstaanden Maandag om
half-twaalf in het hertooglijköpark, en draag als
herkenningsteeken eene korenbloem op de borst. Ik zal mijn blauw ordelintje
en nog daarenboven een rozenknop in het knoopsgat steken.
Ik hoop, neen ik ben er zeker van, dat deze bescheiden wensch
« geen aanstoot zal geven. Alleen voor den uiterlijken vorm heb
ik den termijn zoo lang gesteld, ik wil u in de gelegenheid stel
len mij af te schrijven, indien gij dit mocht verlangen. Doch ik
hoop van harte, dat gij mij niet zult antwoorden.
Uw onderdanige
Frits Wörlein.
Hij las den brief opmerkzaam over en zette nog hier en daar
een komma, gedachtig, dat zijn schrijven onder do oogen der
gouvernante zou komen. >Die vrouw moet toch een lesje hebben,"
zeide hij bij zich zelven. »Zij legt het slim aan, maar dat is juist
gunstig voor mij: zij gelooft mij in den val te lokken, maar be
merkt niet, hoe zij er zelve inloopt."
De post bracht geen brief van Mathilde Graaf; ook des Maandags
morgens niet. Frits had er spijt van dat hij beloofd had zijn rid
derorde te zullen aandoen, want het was eene warme dag en een
dun zomerjasje kwam hem verre verkieselijk voor boven zijn
zwart lakensch pak. Doch het kon nu eenmaal niet anders, en
met zorg begon hij zich te kleeden. Niettegenstaande hij buiten
gewoon veel tijd aan zijn toilet besteedde, was hij toch een vol
uur vroeger dan noodig gereed. Hij lachte er om, dat zijn avon
tuur met die oude juffrouw hem zoo ongeduldig maakte en liet
inspannen. Een hali later hield zijn rijtuigje voor de dorpsherberg
stil en sloeg hij te voet den weg naar het park in. Toen hij de
slotpoort doorging, bemerkte hij, dat er heel wat wandelaars in
het park waren, llij ging daarom spoedig een zijlaan in, die stil
en schaduwrijk was, en bevond zich weldra op eene zeer een
zame plek, waar tusschen het dichte loover een prieel met «ene
bank hem tot rusten uitlokte. Met genoegen merkte hij op, dat
gelijk hij meende de bank ledig was, doch
naderbijgekomen, zag hij, dat eene jonge dame dit schaduwrijke plekje reeds
tot rustpunt had uitgekozen. Verdiept in haar lectuur zag zij met
groote donkere oogen naar Frits op, die plotseling voor haar
stond, en eenigszins verlegen zeide: »Vergeef mij, dat ik u stoor,
ik wist niet, dat deze plaats reeds bezet was."
$?- Die fatale S dacht hij bij zichzelven, ik geloof zeker, dat zij
mij uitlacht om mijn gelispel''. En inderdaad over het gelaat van
het jonge meisje vloog een ondeugend lachje, dat iets anders was,
dan de gewone glimlach, waarmede men een gezegde nis dat van
Wörlein pleegt te beantwoorden. Op zijne verzekering echter, dat
hij haar geen oogenblik langer wilde hinderen, zeide zij recht
vriendelijk, dat hij haar volstrekt niet hinderde, en dat zij er niet
aan dacht een moeden pelgrim van deze rustplaats, die immers
haar eigendom niet was, weg te zenden.
Hij zou zich gedragen als een Karlhuizer monnik, verzekerde
Frits en zette zich aan den anderen hoek neder. Terwijl
hij zich zachtjes met zijn zakdoek koelte toewaaide, keek hij
bescheiden van ter zijde naar zijna buurvrouw. Zijn
kennersoog schatte haar op vijf-en-twintig jaren, hoewel haar lijn
figuurtje haar jonger deed schijnen. Hij bemerkte, dat het boek,
waarin zij las, verzen bevatte. Dus dichterlijk van aard. Ja, dat
past ook geheel bij haar gezichtje. Dat golvende, eenvoudig ge
scheiden haar doet denken aan de Grieksche vrouwen in het
Louvre. Sapperloot, dat moet grappig zijn* Zij glimlacht en hoe
lief doet zij haar mond daarbij een weinig open, alsof er iets
heerlijks in te ademen viel. Zij slaat het blad nog eens terug,
zij leest het nog eens over. Die blanke vingertjes hoe of die
weischrijven zouden? Niet zoo flink en duidelijk als mijn gouver
nante; zeker fijn en kriebelig, dat kleine pootje kan geen kracht doen.
Het meisje liet haar boek in den schoot zinken, als wilde zij
nog eens over het gelezene nadenken; spoedig echter hief za het
weer,op en begon er opnieuw ia te kijken: zij bedacht zicb