Historisch Archief 1877-1940
No. 364
AM^TBBB-UfrMER,
NEBERLANO.
ft'
H&rlein voort: »Hoe schoon eindigt thans voor mij deze dag, die
mij deor wachten zoo lang is gevallen!"
1 Zij plukte zenuwachtig aan een vlierstruik, die in hare nabij
heid stond, hij streek met den vinger over den rug van een boek,
dat hij in de hand hield. »Ziet ge," zeide hij, sik heb mij ook
een Eichendorff aangeschaft, en ik dacht, dat ik hem hier op deze
plek het best zou kunnen begrijpen. Doch ik merk, dat het niet
allén het plaatsje is.... Ga toch even zitten, lieve juffrouw
Mathilde. Ach, wat moet ge wel van mij denken ? En nu juist hier,
op deze plaats! Hoe is het mogelijk, dat ik in mijnen brief de
hoop durfde uitspreken, dat gij mij nader mocht willen leeren
kennen!"
Zij zag hem verwonderlijk aan. «Waarover spreekt gij toch,
mijnheer ? Wat hebt gij gedaan, dat ik zulk eene slechte gedachte
van u zou moeten hebben ?"
310, het is zeer vriendelijk van u, er niet meer aan te willen
denken, dat ik onze afspraak vergat, die toch van mij uitging, en
het uur der samenkomst liet voorbijgaan! Vandaag loopt alles
mij mee: denk eens aan, hoe gunstig het toeval mij was, dat
mij mijne schreden hier heen deed richten, zonder dat ik kon
vermoeden, hoe dit uw lievelingsplekje was. x^-,,,,.-^,, ?
Zij wilde iets antwoorden, maar bracht geen enkel woord uit,
en hij moest zich vergenoegen, met eenen vriendelijken blik uit
hare oogen. Hij ging voort: »Het japonnetje, dat gij van daag
aan hebt, staat u bijzonder goed, veel beter dan die ernstige, def
tige van eergisteren, hoewel die toch ook Doch het was maar
goed, dat gij dit gebloemde kleedje toen niet aan hadt, anders
was mij wellicht de »voorheen1' illusie nog meer naar het hoofd
gestegen. Hoe onhandig toch van mij, om altijd weer van iets te
beginnen, waarover ik liever stil en dankbaar den sluier uwer
vergiffenis moest laten rusten. Houd het voor een teeken van de
oprechtheid van mijn berouw en blijf mij voortdurend uwe lank
moedige vergiffenis schenken."
Zij lachte en liet den blik rusten op het geprezen patroontje
van haar japon: »Als gij met alle geweld met een slecht geweien
wilt rondloopen maar er is, dunkt mij geen grond voor."
>Toch wel, lieve juffrouw Malhilde, antwoordde hij," gij weet
immers, wat ik u omtrent de achting geschreven heb. Misschien
ock vermoedt gij, dat ik, en waarom ik de innigste behoefte ge
voel om te achten. Eenige dagen geleden nog stelde ik mij onder
achling niets anders voor, dan eenvoudig achting; het scheen
mij enkel respectabel en welvoegelijk toe, vol ontzag en eerbied
voor mijne vrouw, naast haar te zullen voortleven; maar thans
besef ik, dat er iets veel hoogers beslaat, eene achting, die den
mensch boven zich zelven, boven zijn verleden verheft. Ik kan
Biel duidelijk genoeg uitdrukken wat ik gevoel. Zult gij niet
lang wachlen met mij uw antwoord te zenden." (Het was heden
Friis Hörlein's beter ik, dat het woord voerde.)
Nu echter was de beurt aan juffrouw Mathilde om iets te zeg
gen, en hoewel zij anders schrander genoeg was, ditmaal vielen
haar de rechte woorden niet in; zij schaamde zich over hare
domheid, en zij begreep niet, hoe hij zooveel achting kon gevoelen
voor zoo'n oppervlakkig schaap als zij. Eindelijk vatte zij moed
en sprak:
» Waarom zou ik uitstellen u te antwoorden, mijnheer, totdat
ik weer aan mijne schrijftafel zit ? Het vereischt geen lang over
leg, om u mee te deelen, dat ik in hoofdzaak met uwe beschou
wingen instem."
Hoe gelukkig maakt gij mij!" riep hij met warmte en legde
zijne handen kruiselings over de borst.
»Wat echter uwen voorslag om nader kennis met u te maken,
betreft, zoo heb ik daartegen groot bezwaar. Niet, dat ik vrees,
dat gij mij tegen zult vallen; integendeel, ik heb door uwe brieven,
door uwe woorden, door uw voorkomen een recht goeden indruk
van u ontvangen, en ik twijfel niet "
sMathilde!" juichte hij, »vergeef mij, juffrouw Mathilde."
. » Veeleer," zoo vervolgde zij hare voordracht, »heb ik u iets
over mij zelve te zeggen, dat u ,na rijp beraad wel zal doen be
grijpen, dat het beter is, die beslissende vraag, waarover gij schreeft
niet uit te spreken. Ik heb u reeds medegedeeld, dat ik onder
wijzeres geweest ben. Gij kunt daaruit opmaken, dat ik arm
ben eene schoolmeestersdochter. Reeds bij het leven van
mijn vader was ik genoodzaakt als gouvernante mijn brood te ver
dienen. Ik ben in verschillende betrekkingen geweest nergens
lang, om redenen, die ik liever niet meedeel, doch, die mij uwe
achting niet zouden doen verliezen Ten laatste keerde ik naar
huis terug mijn vader was stervende. Na zijn dood stelde
zijn opvolger mij voor, .bij hem te blijven, om hem hij het
onder\v_jj3 behulpzaam te^zijn, totdat ik eene andere betrekking zou
hebben gevonden. Loon kon de man mij niet geven, maar hij
wilde mij als lid van het huisgezin opnemen. Gij ziet dus, dat
gij vooruit moet bedenken
gis dat alles?" viel hij haar in de rede. «Is dat uwe geheelo
bekentenis ?"
D Is dat niet erg genoeg?" vroeg zij. »Een man als gij heeft
veel in aanmerking te nemen; bedenk, dat ik zonder geld, zonder
vrienden, zonder aanzien ben, dat ik niets bezit, wat mij in de
oogen der menschen eene aanbeveling zou kunnen zijn."
»Wilt gij mij boosmaken!" riep hij. »Wat gaan mij de men
schen aan? Hier, zal ik zeggen, hier is mijne vrouw! Eene mooie
vrouw, eene beschaafde vrouw, een juweel van eene vrouw, wie
gij alle te zamen niet waard zijt, de schoenriemen los te maken
En als zij u niet bevalt, als gij haar uws gelijke niet acht, dan
is dat alleen omdat ik u en uw hoogmoedige dochters eene streep
door de rekening heb gehaald! Maar de menschen zijn zoo erg
niet; zij zullen mij dood eenvoudig mijn geluk benijden het
grootste bewijs van waardeering op aarde. Overigens wanneer
ge het zoo nauw neemt met de voorouders...."
Hij was rood geworden en hoestte, doch in het volgende
oogenblik ging hij dapper voort: »Gij stam!; toch ten minste vaneenen
vertegenwoordiger der ideale zijde des levens af, terwijl ik nu,
mijn vader was zeepzieder. Als jongen vond ik dat zeer vernede
rend, doch thans ben ik den goeden man recht dankbaar, dat
zijne eerzucht niet hooger reikte dan om talk in goud te veran
deren. Want het stelt mij nu in slaat te doen wat ik wil en mij
den nijd der menschen hoegenaamd niet aan te trekken, integen
deel er mij over te verheugen."
Hij haalde diep adem, toen hij deze bekentenis had gedaan, wel
de moeilijkste, die men van hem had kunnen vergen.
*Het meisje gevoelde behoefte zich op hare beurt in zijne oogea
te vernederen, hem iets mee te deelen, dat hij haar kon vergeven;
zij dacht er over te vertellen, hoe toch eigenlijk die eerste ano
nieme regels, die ze hem had toegezonden, niets anders geweest
waren dan eene voorzichtige poging om het geluk de hand te
reiken. Maar zij vressde daarmede zijne achting te zullen verliezen
en zweeg,
Wordt vervolgd.)
BmEÏJWS V ABT ©K WEEK.
In den toestand vaa den Kroonprins, die zich in het begin
dezer week ongunstig liet aanzien, is eenige verandering ten gunste
gekomen. De berichten der laatste dagen maakten minder mel
ding van koorts; daarentegen meer van toenemende verzwakking,
soms overgaande in machteloosheid, gepaard aan dofheid van geest.
Volgens de laatste mededeelingen is de ziekte van dien aard, dat
de hoop op beterschap begint te verlevendigen. De belangstelling
in den toestand van Z. K. H. is algemeen.
Z, M. de Koning heeft aan den Belgischen Minister van Openbare
Werken frs. 1000 doen toekomen voor het ondersteuningfonds der
spoorwegarbeiders.
In het Amstel-Hötel worden dezer dagen de volgende hooge gasten
verwacht, die zich onder behandeling van dr. Mezger zullen stellen:
H. K. H. de Aartshertogin, Beinier van Oostenrijk, H. H. de
Prinses Orbeliany, Z. H. *?' e Prins Mirsky en Z. H. de Prina
Lopoukhine Démidoffi
H. M. de Keizerin van Oostenrijk heeft bij haar vertrek den Bur
gemeester van Amsterdam een belangrijke gift voor de algem«ene
armen doen toekomen.
De Minister van "Waterstaat heeft het bij Kon. Boodschap van
2 April 1881 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden
ontwerp van wet, tot wijziging der wet van 24 Januari 1863, be
treffende het kanaal door Holland en verbetering van dea water
weg van Rotterdam naar zee, teruggenomen.
De Minister van Financiën heeft het btf de Tweede Kamer aanhangig
wetsontwerp tot voorloopige versterking van 's Kjjks middelen, krachtens
'B Konings machtiging, teruggenomen.
De interpellatie in de Tweede Kamer betreffende de Sf i s e r o-zaak
heeft plaats gehad en de daarop betrekking hebbende stukken zyn open
baar gemaakt. De behandeling der suiker-wet wordt evenals de beraad"
dagingen over de Indische Begrooting voor 1884 voortgezet
Te Parijs heeft zich eene subcommissie gevormd van het
Amsterdamsche comité, voor een gedenkteeken aan de nagedachtenis van
prins Hendrik. Zij noodigt e leden der Nederlandsche kolonie"
in Frankrijk's hoofdstad uit, een waardig bly'k tej geven, dat de
groote hoedanigheden van dien te vroeg ontslapen Vorst ooi door
hen nog steeds worden vereerd en herdacht".
Naar men verneemt, is de toestand van 'den heer MirandoHe
steeds achteruit gaande. De geneesheeren geven zeer weinig hoop
op herstel.
De Transvaalsche Deputatie zal, als dit blad onzen lezers In handea
komt, te Koterdam per ,Batavier" de reis naar Engeland aanvaard hebbjgg
~ - - - - «, isss