Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD
?fatd te vladen zijn? Neen, en honderdmaal neen, wij moeten juist onder
de oogon van een vreemdeling brengen wat elders niet te zien is l
Met die gedachte voor oogen gaat mij a geleerde vriend eene inrichting
bonwen, waarvan de weergade in geheel Europa niet te vinden ia en die
«Klein?Amsterdam" zal heeten.
Op eene zandige en ongeplaveide plek, slechts hier en daar met
steenhoopen versierd en gedeeltelijk van grachten voorzien die een
dempingspr-eces doormaken en verschrikkelijke geuren verspreiden, zal eentrotsch
n-monumentaal gebouw verrijzen, dat wellicht onder de leiding van den
kundigen ontwerper van ons Centraal-Station zal worden opgericht.
Natuurlijk zal men met den geest der tijden rekening houden en wor
den de buitenmuren van een steen dikte, de binnenmuren zoogenaamde
brabantsche" en zullen de balken planken op hun kant zijn.
Over de verdere inwendige inrichting van het gebouw behoeft niet ge
sproken te worden; de ondervinding zal leeren dat het aan al de eischen
voldoet, die men tegenwoordig aan een modern huis kan stellen, dat wil
zeggen, dat het overal verschrikkelijk gehoorig zal zijn, dat alle vensters
tocht zullen doorlaten, dat de deuren met geen mogelijkheid gesloten
kunnen worden, dat de schoorsteenen of in het geheel niet of
onbegrijpelyk hard zullen trekken en dat de plafonds nu en dan, op onverwachte
tijden, naar beneden komen storten.
Dan gaan wy na hoe de omgeving van het gebouw zal wordenj want
dat is toch eigenlijk het eieren eten.
Met vijfhonderd straatjongens is eene overeenkomst aangegaan om
zich den geheelen dag in de nabijheid te bevinden en zij zijn met de
: taak belast om voortdurend al die geestige grappen te verkoopen, die
slechts een straatjongen der Amstelstad bedenken kan; zij zijn gehouden
om van het krieken van den dag tot des avonds laat de huizinge met
? steenen te bombardeeren en zijn zedelijk verplicht om de venster-ruiten
niet te sparen, terwijl hun eene extra-premie wordt toegekend, wanneer
zij de ramen op de vierde verdieping kunnen klein krijgen. Groote pot
ten met zwarte verf en penseelen worden tot hunne beschikking gesteld,
ten einde muren en deuren van het gebouw te kunnen bekladden en
steeds zal een voldoende voorraad vuilnis in de nabijheid zijn om de
logeer-gasten van boveu tot onder te kunnen bewerpen.
Zoodra de jongelui, die in hunne nobele pogingen door een twintigtal
der meest ontstemde draaiorgels zullen worden geadsisteerd, afmarcheeren,
? treedt het nachtelijk zangkoor ten tooneele.
Het bestaat uit driehonderd mannen, die niets te doen hebben en bereid
zijn gevonden om liefelijke slaapliederen te zingen; zij worden, alvorens
het concert aanvangt, met grog van rhum behandeld, opdat de bezieling
niets te wenschen overlate en de keel behoorlijk gesmeerd z\j.
Nu zoudt ge wellicht denken lezer, dat het steeds fraai genoeg is, maar
ik zeg den bonverspreider na: 't is nog lang niet uit, want nu krijg je nog..."
Nu krijg je nog een korps van tweehonderd vijf en twintig wakkere
vrouwen, die den geheelen dag met gevulde emmers naar de half gedempte
gracht loopen en die daarin ledigen, waarna telkenmale, door speciaal
aangestelde personen, het water behoorlijk zal worden omgeroerd.
»-i.. Eiu dan, ziedaar de triomf der kunst, zoude ik willen zeggen zijn
zeventig woeste honden en vijftig keffers aangekocht, die voortdurend in
vrijheid rondom het hotel wareu en niet al te druk gevoed worden,
zoodat er alle kans bestaat dat zij de logeer-gasten naar de beenen zullen
vliegen en op beten onthalen; telkenmale dat een dier op dergelijke
wijze zjjn plicht vervult, wordt het op een stuiver pens getracteerd,
ter. wal ieder reiziger die het zoudo wagen, zich met geweld te verdedigen,
ommeêdoogend uit het hotel wordt verwijderd.
Bij extra buitengewone gelegenheden zullen zegetochten worden
geor" ganiseerd met zekere karren, die tegenwoordig in sommige wijken dienst
doen; die tochten zullen op klaarlichten dag plaats vinden en al de
ra- men van het hotel zullen dan geopend moeten zijn; ook zullen bij som
mige feestelijke getijden eerewachten betrokken worden door verkoopera
van tramkaarten, die het stipte bevel hebben ontvangen om niemand met
Tust te laten, alvorens hij eenige kaartjes gekocht heeft.
Eindelijk zal een hooggeplaatst beambte op Nieuwjaars- en koningsver
jaardag gast-voorstelhngen geven in het voederen van dieren. ZEd. zal
? daartoe op het dak van het gebouw plaatsnemen en een zeventigtal
hondjes, zonder belasting-penning, eenige smakelijke spijzen toewerpen.
Van het plan om een tramnet rondom het gebouw te stichten, zoodaft
niemand in of uit zoude kunnen gaan, is voorloopig afgezien, omdat men
bevreesd was, dat er dan iets op zoude gevonden worden om de tram
lijnen door of over het gebouw te doen loopen.
Volledigheidshalve moet nog worden aangestipt, dat de jongelui die den
? dagdienst vervullen, zich behalve met gooien en morsen, ook nog met
vechten, gillen en boomen-vernielen zullen onledig houden; dat in de
vestibule van het hotel eenige der adressanten zullen worden opgehangen.
die het verleden jaar waagden om over gebrekkig politie-toezicht te kla
gen en dat de lectuur der Amsterdamsche dagbladen, die altijd wat te
vitten en aan te merken hebben, verboden zal zijn.
-Sommigen deden mijn vriend opmerken, dat het zaak zoude wezen om
de autoriteiten beleefdelijk te verzoeken den bewakers der veiligheid op
het hart te drukken, om niet in de nabijheid van het gebouw te komen,
daar er dan misschien roet in het eten zoude vallen; na rijp overleg
is echter besloten om dit verzoek niet te doen want mijn vriend rede
neerde aldus: vraag je zoo iets dan zullen zij juist komen kijken, beter
. is het dus om maar te zwijgen, want men ia dan zekerder dat er niemand
zal opdagen.
Spijtig is het dat men met eene onhebbelijkheid rekening heeft moeten
? honden; er zijn menschen, Sybarieten zoude ik liever willen zeggen ,
die er op gesteld zijn om des nachts rustig te slapen en voor hem heeft men
dus eene kelderverdieping ingericht, waarin zij geen last van de
nachtelijke serenade's zullen Hbben; in beginsel is echter aangenomen, dat slechts
zij toegang tot die localiteit zullen hebben, die bewijzen kunnen in rang
veel hooger dan andere menschenkiadetan te staan en die eene vrye her
HabJkkjng ot«r ridderüntea hebben.
Ziedaar eene schaduwzijde, die echter haast niet geteld eal wordea
omdat er zoo ontelbare lichtpunten tegenover staan.
Ik ben aan het eiude mijner taak, lezer! Mij dunkt dat gij reden hebt
om dankbaar en voldaan te zijn en ik ben overtuigd dat ge met mij
zult uitroepen: De oprichting van Klein?Amsterdam" voorziet niet
enkel in eene bestaande behoefte, maar zal, wat meer is, onze stad tot
een pronkjuweel der steden maken, en van heinde tot verre zal het geroep
weerklinken: In Amsterdam is een wereld-wonder der 19de eeuw te
aanschouwen!"
Toeu de leerlingen van Rabens eens aan het stoeien waren, had een
?hunner het ongeluk tegen eene onvoltooide schilderij van den meester
te vallen, en den pas geschilderden arm van een der figuren weg te
wisschen.
Goede raad was duur, maar eindelijk besloot een der leerlingen om te
trachten de schade te herstellen; hij ('t was Anthonie van Dijck) deed
dat zóó knap, dat Rubens den volgenden morgen verheugd uitriep: die
arm dien ik gisteren schilderde is toch waarlijk het slechtste niet van
wat ik ooit op doek bracht!"
Al verkeer ik ook min of meer in het geval van Eubens, van ditmaal
slechts gedeeltelijk eigen werk te leveren, toch roep ik welbehaaglijk
uit: mijn Vijftigste Kadet mag toch heusch wel gelezen worden!"
Aquarius.
NIEUWE STRAATNAMEN IN AMSTERDAM.
II.
Een vriendelijk Edelachtbare deelt mij mee, dat de Palamedesstraat,,"
geeu openbare straat is, maar haren naam van den eigenaar ontvangen
heelt, KOO als bijv. do Sophia- en Montefioreparken. Als wij dus een
Gijsbrecht-van-Aemstelstraat van het Gemeentebestuur krijgen, behoeven wij
ons nog niet op een Luciferstraat voor te bereiden.
. De naam van Linnseusstraat is natuurlijk aan de latere benaming van
het oude Frankendaal te danken, 't Zou anders ruim zoo aardig geweest
zijn, als men eens aan de Nederlandsche kruidkundigen,bijv. Rembert Dodoens
(ook uit een lexikograüesch en Jeulturhisforisclies oogpunt merkwaardig)
eu dan ook aan Nylandt en ook aan den Schat der Gesontheit en
Ongesontheit van Beverwijck gedacht had. Komt men in de latere doktoren,
dan moet men den Nederlander van Swieten niet vergeten, door Oosten
rijk onsterfelijk gemaakt. Ook Christiaen Huygena kome op de nominatie.
Wat de filozofen betreft ginds hadden we Kinker reeds, hier
kragen we Wyttenbach en Spinoza. Welke filozoof de Andriesz" mag zijn,
dien men, met zijn kade, een hoek laat uitmaken op de Spinozastraat, is mij
een gsheim. Misschien is hij een oogheelkundige.
Jurriaan Andriessen was een heel aardig talent, als XVIII-eeuwsch
AmSterd. schilder; maar die hoort meer westwaarts thuis.
Toch naderen wij allengskens den schildershoek". Eerst kragen we nog
aan den O. Amstel-oever, de Swammerdamstraat, overkruist door vier
Boerhaave-dwarsstraten.
Binnen de resten hebbeu wij verder eenige magistraatnamen : Tulpstraat,
Huddestraat, Pieter-Pauwstraat, Nic.-Witsenkade. Vreemd, dat De Graeff
hier blijft ontbreken. Valkenier, Pancras, Geelviuck, Blaeu, Bicker, Reael,
Hudde, Huidekoper (toch niet Huydecoper), v. Beuningen, Spieghel,
Hooft, Dommer, Papenbroeck, bezitten we, in baksteen vertegenwoordigd:
maar De Graeff en Six zijn onverdiend uitgesloten.
In de Linnreusstraat, hooger genoemd, troffen wij een wijsgeer aan, en
wel Daniël Wyttenbach. Dat men dien edelen Zwitser, om zijn optreden
in Amsterdam en Leyden, een plaats geeft, kan niet misduid worden.
Maar had men dan niet met den Pommer Ruhnkenius moeten beginnen? Ook
de smaakvolle Van Heusda ontbreekt nog, en Ilemsterhuis! Spinoza heeft
zijn straat. Maar waarom heeft Leonardus Marius er geen, de raadsman
der amsterd. Vroedschap, hoewel Begijnenvader en een der leermeesters
van Vondel als theoloog?
Wanneer wij ons op het terrein der beeldende kunstenaars begeven, be
vinden wij ze alle in meerdere of mindere betrekking met Amsterdam te
staan; maar hoe komt de Leidenaar Jan Steen er tusschen verzeild, dia
nooit een voet in Amsterdam gezet heeft?
In het geheel heeft men voortdurend op twee (of meer) gedachten ge
hinkt: men heeft arnsterdamsche beroemdheden genomen, soms ook vaa
den 2n of 3n rang, en plotseling komt er dan een allerdoorluchtigsta
Nederlander, niet-Amsterdammer, tusschen vallen. Er is geen systeem
aanwezig.
Nemen wij bijv. het terrein achter het Muzeüm eens voor ons. Twea
voorname lijnen zijn, westwaards, geteekendP. Cz. Hooftstraat, oostwaards,
Ruysdaelkade. Constantin Huygens daarentegen, die (hoewel Hagenaar)
met Hooft goed samengaat, heeft een kort, breed, end straat tusschen da
Vondelstraat en Vondelkade. Is dit om te herinneren, dat er vooral na
1633 een groote incompatibilitéd'humeurs tusschen die twee vernuften
was ingetreden, en Huygens onzen Joost een weinig dwars in de maag zat? Mo
gen we zoo veel erg bij onze vroede vaderen van den Gemeenteraad
onderstelien, Mijnheer van der Stok? Meindert Hobbema, de-doodarme schilder, die
God dankte uitkomst in een wijnroeyersbaantjen gevonden te hebben, van.de
gift" begraven werd, maar na zijn dood, en niet onverdiend, tot de wolken
verheven, had goed met zijn vriend Ruysdael geflankeerd; nu
beheerscht hij de kepervormige hoofdstraat en hoofdkade achter het Mu
zeüm. Straten die parallel met de P. C. loopen, heeten Jan Luiken (met
Luyker, Heer van der Stok), Honthorst en Lairessesteaat.
De voortzetting der Van Baerlestraat zal Houbrakenstrast teeten ea
maakt een hoek met Luikan. Romeyn de Hooghe ontbreekt. ? u
En ook
de doorluchtige Lucas van Leyden en Cornelia Gort. Hoe is 't
mogelijk! Wel neemt men tusschen de Museum- en Hendrik de Keyaei>
Straat een Lutmastraat aan, dat ik den ponsoenzwaayer gaarne gun. Metza
flankeert met Karel du Jardin. Van Mieris komt niet voor; maar Wit
OT&er ig,