De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 15 juni pagina 8

15 juni 1884 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. Sft* H. Schrörs, Hinkmar, Erzbischof von Re'ms L.' Schücking, Grosze Menschen . . . 10.13.50 Nieuae uitgaven in Frankrijk. P. Avenel, Une amie devouée l '. l " ". l l f>' 3.50 N. Blache, Au pays du Mistral ........ 3.50 De Contenson, Chine et extreme Oriënt . . ', '. 3.50 A. Dalaunay, Bonne nuit ...,.'.,.;, 3. P. Korigao, Just Lhermenier . . . . . , . 3.50 E. de Maricourt, Souvenirs d'un magnetiseur . « ? n 3.50 C. Mendés, Jeunes filles . . . . ! : . 3.50 V. Eouslane, Kira. Une jeune fille Rusae .?«>.» S.50 A. Sirven, L'enfant d'une virge . . . . ? ? ? » 3.50 J. Tibyl, Le ménage Hubert. . . . . '. ', ? 3. MILITAIRE ZAKEN. DE OEFENINGEN BIJ DE INFANTERIE. Onder bovenstaanden titel is bij den Heer E. J. Brill te Leiden eene brochure verschenen, geschreven: door den Kapitein-Adjudant bij het 4e Regiment Infanterie, A. J. Prins, Waarin opnieuw de aandacht wordt ge vestigd op het feit, dat bij de meeste'regimenten infanterie de oefeningen niet geheel iu den geest der voorschriften zijn geregeld, verder aange toond, hoe die dienstregeling nadeelig werkt op den lust en den ijver van de subaltèrfie officieren en mitsdien minder goede uitkomsten ten aanzien ?V«n de geoefendheid van het wapen oplevert; dan bij een doelmatiger regeling zouden kunnen worden verkregen, en eindelijk aangegeven, welke maatregelen genomen zouden behooren te worden om het gewensehte doel te bereiken. Met 2«er teel genoegen heb'ben wij met die brochure kennis gemaakt. Wjj kunnen dan ook de lezing daarvan ten zeerste aanbevelen aan hen, die geroepen zijn voor de belangen der infanterie te waken en de verant woordelijkheid dragen voor de bruikbaarheid van dat wapen, dus in het bijzonder aan de korps- en divisie-commandanten en aan den Inspecteur der Infanterie, maar niet minder aan den Minister van Oorlog en aan de leden der Volksvertegenwoordiging. Het zoude ons neer bevreemden, in dien zij niet, evenals wjj, na de lezing de verklaring aflegden, dat ds Schr. Op meesterlijke wijze zijn onderwerp heeft behandeld en overtuigend heeft aangetoond, dat eene wijziging van het tegenwoordig stelsel van opleiding der infanterie bepaald noodzakelijk is, wil dit wapen geheel geschikt wezen Toor zijne taak in oorlogstijd. Aanvangende met een kort overzicht, hoedanig overeenkomstig de voor schriften de oefeningen geregeld behooren te worden, op welke wijze die regeling sedert jaren bij de meeste korpsen plaats heeft en hoe die is ontstaan, geeft de Schr. vervolgens aan, welke de onmiddelijke gevolgen van die dienstregeling zijn en de redenen van den zeer nadeeligen invloed, d;e daardoor zoowel op den geest, den ijver en de zelfstandigheid van het officierskorps, als op de geoefendheid van het wapen wordt uigeoefend, om daarna te bespreken, in welken geest hierin wijziging moet en kan worden gebracht, hoedanig de oefeningen bij de korpsen alsdan zouden te regelen zijn, welke maatregelen reeds binnen de bevoegdheid van de korps-commandanten liggen en welke door de Regeering, al of niet met medewerking van de Volksvertegenwoordiging, genomen kunnen WOrdep. Zeer te recht, dringt de Schr. slechts op dio verbeteringen aan, welke zonder Grondwetsherziening en zonder belangrijke verhooginy van tet budget van oorlog terstond of binnen korten tijd zijn in te voeren en bespreekt h\j derhalve alleen die maatregelen, welke onmisbaar zijn te achten, ook zelfs na eventueele reorganisatie der strijdkrachten, met af schaffing van plaatsvervanging of bij verlenging van dienstplicht. Die maatregelen zijn o. a. lö. Aan de compagnies commandanten de geheele opleiding der manSchappen en de practische en theoretische oefningen met het 'kader behalve diéin de Bataljonsehool op te dragen. 2o. De militie in het laatst van November, in plaats van zooals nu in Mei, voor eerste oefening te doen opkomen en in de laatste helft van September weder huiswaarts te zenden; de miliciens, die voor herhalings oefeningen worden opgeroepen, nimmer korter dan G weken onder de wapens te houden en het militiecontingent ten bate van de bestaande korpsen der infanterie tot 13,700 man uit te breiden. 3o. Elk jaar door iedere Divisie met 2 regimenten infanterie gedurende 4.a 5 dagen te doen manoeuvreeren. ; 4o. De Tréstingbataljons van de regimenten infanterie te scheiden. 5o. Nooit bij de najaars- of fortmanoeuvres compagnieën door officieren, kader of manschappen van andere compagnieën te doen versterken. Voor hen, die de brochure van den kapitein Prins nog niet hebben ge lezen, zal uit het voorgaande voldoende aan het licht zijn gekomen, dat het hoofddoel van den Schr. is om te doen breken met het bestaande Btelsel van regeling der oefeningen bij de infanterie, waarbij in stryd met de voorschriften aan de compagnies-commandanten de tijd en de ge legenheid tot zelfstandig handelen wordt benomen, om zich te kunnen iwijten van de hnn opgelegde ve r antwoord el ij k h eid betreffende het onderricht en de vorderingen hunner onderhoorigen, en tevens om aan te dringen op wijziging van de in die voorschriften voorkomende be paling, dat de batftjons-a'djudanten belast zijn met het practische en theo retische onderwijs van het kader en met het onderricht der recruten in de Becrutenschool en het werktuigelijk tiraillceren. In onze oogen ont leent het door den Schr. geleverde pleidooi ten gunste van het stelsel der compagniesoefeningen voornamelijk zijne kracht aan de heldere uiteenzetting der daaraan verbonden voordceleu en aan de onomBtootelijke wederlegging der door de behoudsmannen" daartegen geopperde bezwaren, vooral wegens de geringe getalsterkte der compagnieën, het gemis aan onderwijzers, het gebrek aan lokalen, materieel en tijd. Met den Schr. zijn wij het geheel eens, dat juist de tegenwoordige regeling der oefeningen, waardoor de officieren zoo weinig met den troep, en wel met hunne onderhebbcnden in aanraking komen, eene der hoofd oorzaken is van de zoogenaamde malaise" bij het officierskorps, van de weinige belangstelling in de details" van den dienst, van de mindere plichtsbetrachting" en van het geringe militair voorkomen" der troepen, vergeleken met vroeger. Een en ander leidt er toe, dat de slag", dien de bataljons-adjudanten in de recruten hebben gebracht, zoo spoedig we der verloren gaat; dit zal echter het geval niet kunnen zijn, indien de lichtingen bij de compagnieën zelve hare eerste opleiding ontvangen, en de geheele opleiding van den troep aan de compagnies-commandanten wordt toevertrouwd. Bij de officieren bestaat nog dezelfde ambitie van voorheen, om kranig" voor den dag te komen, mits zij in de gelegen heid worden gesteld zelf hunne onderhoorigen te oefenen; niet alleen het eergevoel zal hen aansporen al hunne krachten aan te wenden, om hun troep zoo practisch bruikbaar mogelijk te maken, maar ook de overtui ging, dat eenmaal van die opleiding in vredestijd hunne eigene toekomst en het behoud des vaderlands zullen afhangen. Het is daarom te betreuren, dat hiermede geen rekening wordt gebon den 'en' een toestand bestendigd blijft, die zijn oorsprong dankt aan een lang vervlogen tijdperk, waarin de compagnieën bijna geheel uit afge xerceerde manschappen bestonden en aan deu troep minder hoo{*e eisehen dan thans behoefden te worden gesteld. Hetzelfde beginsel toch, van de instructie der recruten in de rccrutenschool en het werktuigelijk tirailleeren aan de bataljons-adjudanten optedragen, is in de onlangs verschenen gewijzigde infanteiïe-reglemeuten gehandhaafd, zoodat ook nu nog aan de compagnies-officieren de gelegenheid benomen is eenigen invloed uitteoefenen op de allereerste opleiding hunner onderhebbenden, en gedurende dezen zóó belangrijken oefeningstijd zich met ieders persoonlijke practische geschiktheid cu iutellectueele ontwikkeling bekend te maker:, waarvan de kennis zóó gewichtig u voor de verdere individueele vorming. Intusschen do kapitein Prins geeft aan, hoe het geschieden kan is het moge lijk, het ideaal zoo nabij mogelijk te komen, indien de korpseommacdanten slechts aan de compagnies-officieren meerdere vrijheid en zelfstandigheid verschaften en zich op daartoe vooraf aantegeven doelmatige tijdstippen, door een stelselmatig, nauwkeurig onderzoek v<;n de geoefendheid der compagnieën en bataljons overtuigen. Alsdan zullen tevens de minder geschikten voor hunne betrekking beter van de alleszins degelijker! te onder scheiden zijn. Volkomen waar is het, wat Schr. op blz. 50 hieromtrent zegt: Thans kan" dit uit den aard der zaak slechts op oppervlakkige, on voldoende wijze geschieden. Hierdoor is niet alleen een onjuist oordeel over geschikte personen ^mogelijk" maar bestaat omgekeerd groot gevaar. dat weinig zelfstandigen den hoofdofficiersrang behalen, of in oorlogstijd op gewichtige posten worden geplaatst." In ons land, waar het in het bijzonder zal aankomen op dff ge schiktheid der commandanten van compagnieën, eskadrons en batte rijen behoort voorzeker alles aangewend te worden, om die com mandanten in de gelegenheid ta stellen zich voor hunne gewich tige en moeielijke taak te bekwamen en hun dus reeds in vredestijd ecu zelfstandigen werkkring te verschaffen, hetgeen bovendien het beste middel is tot wegneming der malaise'', niet alleen ontstaan door langzame be vordering of geringe bezoldiging, maar ook door gebrek aan nuttige be zigheid en iiet gemis van een zoodanigcn werkkring, die tot ijver en be langstelling aanspoort, en waarin met recht van zelfstandigheid" en verantwoordelijkheid" sprako kan zijn. Zal echter het ideaal bereikt kunnen worden, dan behooren de Regcering en do Volksvertegenwoordiging nog dioper ingrijpende maatregelen te nemen, waarvan die, welke liet tijdstip van opkomst der militie voor eerste oefening van Mei naar het najaar verplaatst, wel de meest nood zakelijke raag worden geacht, aangezien eerst dan sprake kan zijn van stelselmatige en doeltreffende opleiding en meer tijd te besteden aan de recruten-opleiding, waarvan eigenlijk alles afhangt en die thans veel te overhaast moet geschieden. Met Schr's voorstel, om de militie in het laatst van November te doen opkomen, kunnen wij ons om de daarvoor aange geven redenen zeer goed veresnigen; ook wij achten het mogelijk onze miliciens, evenals in Duitschland, in 10 maanden alleszins voldoende te oefenen, zoodat liet zeer aanbeveling verdient hen niet langer dan nood zakelijk is onder de wapenen te houden en hen das grootendesls reeds in de laatste helft van September naar huis te zenden, aan welke rcgeliag werkelijk vele voordeden verbonden zijn. Wat betreft dea tijd, gedurende welken zij tot het houden van lier halingsoefcningen weder in de gelederen behooren plaats te nemen, hier omtrent verschillen wij met hem van gevoelen, hetgeen echter voort spruit uit de omstandigheid, dat wij het voor de oefeningen noodig achten steeds een bepaald aantal manschappen onder de wapenen te houden. Dit beginsel ligt ook opgesloten in do vredesorganisatie der korpsen, waarbij o. a, voor da infanterie is vastgesteld, dat eene compagnie, behalve uit 21 man kader, behoort to bestaan uit 70 soldaten, (35 vrij wiligers en 1/5 van 175 miliciens), eene organieke sterkte, die volgens de opgaven op blz. 21 alleen van het begin van Mei tot, October bereikt wordt, ge durende den tijd, dat miliciens voor herhalingsoefeningen onder de wa penen zijn tot gemiddeld 107 stijft, doch van October tot Mei alzoo gedurende sevcn maanden gemiddeld niet meer dan 45 inau bedraagt. Wat daarvan do gevolgen zijn, is voldoende bekend. Wij zouden daar om wenschen, dat, zoo noodig b/j de tcet bepaald werd, dat de ver schillende tactische onderdeelcn, als compagnie, eskadron, batterij, steeds eene vaste vredesstcrkte moeten bezitten, en dus bij gebrek aan vrijwilli gers, het ontbrekende aantal door miliciens behoort te worden aangovuld. In verband met eene zoodanige bepalicg, zoude het dan ook voldoende wezen, den duur der herhalingsoefeningen niet langer dan op 4 weken te stellen. Zoudo derhalve de tijd voor eerste oefening niet 2 maanden (voor cukolcn zelfs met rneor) en die voor herhalingsoefeningen met 2 weken te verkorten zijn, daarentegen zal het uiilitieco:itingent verhoogd behooren te worden tot een zoodanig getal, als noodig blijkt ten bohoeve van de oefening van den tioep in vredestijd en van de op deugdelijke gronden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl