Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. Sft*
H. Schrörs, Hinkmar, Erzbischof von Re'ms
L.' Schücking, Grosze Menschen . . .
10.13.50
Nieuae uitgaven in Frankrijk.
P. Avenel, Une amie devouée l '. l " ". l l f>' 3.50
N. Blache, Au pays du Mistral ........ 3.50
De Contenson, Chine et extreme Oriënt . . ', '. 3.50
A. Dalaunay, Bonne nuit ...,.'.,.;, 3.
P. Korigao, Just Lhermenier . . . . . , . 3.50
E. de Maricourt, Souvenirs d'un magnetiseur . « ? n 3.50
C. Mendés, Jeunes filles . . . . ! : . 3.50
V. Eouslane, Kira. Une jeune fille Rusae .?«>.» S.50
A. Sirven, L'enfant d'une virge . . . . ? ? ? » 3.50
J. Tibyl, Le ménage Hubert. . . . . '. ', ? 3.
MILITAIRE ZAKEN.
DE OEFENINGEN BIJ DE INFANTERIE.
Onder bovenstaanden titel is bij den Heer E. J. Brill te Leiden eene
brochure verschenen, geschreven: door den Kapitein-Adjudant bij het 4e
Regiment Infanterie, A. J. Prins, Waarin opnieuw de aandacht wordt ge
vestigd op het feit, dat bij de meeste'regimenten infanterie de oefeningen
niet geheel iu den geest der voorschriften zijn geregeld, verder aange
toond, hoe die dienstregeling nadeelig werkt op den lust en den ijver van
de subaltèrfie officieren en mitsdien minder goede uitkomsten ten aanzien
?V«n de geoefendheid van het wapen oplevert; dan bij een doelmatiger
regeling zouden kunnen worden verkregen, en eindelijk aangegeven, welke
maatregelen genomen zouden behooren te worden om het gewensehte doel
te bereiken.
Met 2«er teel genoegen heb'ben wij met die brochure kennis gemaakt.
Wjj kunnen dan ook de lezing daarvan ten zeerste aanbevelen aan hen,
die geroepen zijn voor de belangen der infanterie te waken en de verant
woordelijkheid dragen voor de bruikbaarheid van dat wapen, dus in het
bijzonder aan de korps- en divisie-commandanten en aan den Inspecteur
der Infanterie, maar niet minder aan den Minister van Oorlog en aan de
leden der Volksvertegenwoordiging. Het zoude ons neer bevreemden, in
dien zij niet, evenals wjj, na de lezing de verklaring aflegden, dat ds Schr.
Op meesterlijke wijze zijn onderwerp heeft behandeld en overtuigend heeft
aangetoond, dat eene wijziging van het tegenwoordig stelsel van opleiding
der infanterie bepaald noodzakelijk is, wil dit wapen geheel geschikt wezen
Toor zijne taak in oorlogstijd.
Aanvangende met een kort overzicht, hoedanig overeenkomstig de voor
schriften de oefeningen geregeld behooren te worden, op welke wijze die
regeling sedert jaren bij de meeste korpsen plaats heeft en hoe die is
ontstaan, geeft de Schr. vervolgens aan, welke de onmiddelijke gevolgen
van die dienstregeling zijn en de redenen van den zeer nadeeligen invloed,
d;e daardoor zoowel op den geest, den ijver en de zelfstandigheid van
het officierskorps, als op de geoefendheid van het wapen wordt
uigeoefend, om daarna te bespreken, in welken geest hierin wijziging moet
en kan worden gebracht, hoedanig de oefeningen bij de korpsen alsdan
zouden te regelen zijn, welke maatregelen reeds binnen de bevoegdheid
van de korps-commandanten liggen en welke door de Regeering, al of
niet met medewerking van de Volksvertegenwoordiging, genomen kunnen
WOrdep. Zeer te recht, dringt de Schr. slechts op dio verbeteringen aan,
welke zonder Grondwetsherziening en zonder belangrijke verhooginy van
tet budget van oorlog terstond of binnen korten tijd zijn in te voeren
en bespreekt h\j derhalve alleen die maatregelen, welke onmisbaar zijn te
achten, ook zelfs na eventueele reorganisatie der strijdkrachten, met af
schaffing van plaatsvervanging of bij verlenging van dienstplicht.
Die maatregelen zijn o. a.
lö. Aan de compagnies commandanten de geheele opleiding der
manSchappen en de practische en theoretische oefningen met het 'kader
behalve diéin de Bataljonsehool op te dragen.
2o. De militie in het laatst van November, in plaats van zooals nu in
Mei, voor eerste oefening te doen opkomen en in de laatste helft van
September weder huiswaarts te zenden; de miliciens, die voor herhalings
oefeningen worden opgeroepen, nimmer korter dan G weken onder de
wapens te houden en het militiecontingent ten bate van de bestaande
korpsen der infanterie tot 13,700 man uit te breiden.
3o. Elk jaar door iedere Divisie met 2 regimenten infanterie gedurende
4.a 5 dagen te doen manoeuvreeren.
; 4o. De Tréstingbataljons van de regimenten infanterie te scheiden.
5o. Nooit bij de najaars- of fortmanoeuvres compagnieën door officieren,
kader of manschappen van andere compagnieën te doen versterken.
Voor hen, die de brochure van den kapitein Prins nog niet hebben ge
lezen, zal uit het voorgaande voldoende aan het licht zijn gekomen, dat
het hoofddoel van den Schr. is om te doen breken met het bestaande
Btelsel van regeling der oefeningen bij de infanterie, waarbij in stryd
met de voorschriften aan de compagnies-commandanten de tijd en de ge
legenheid tot zelfstandig handelen wordt benomen, om zich te kunnen
iwijten van de hnn opgelegde ve r antwoord el ij k h eid betreffende
het onderricht en de vorderingen hunner onderhoorigen, en tevens om
aan te dringen op wijziging van de in die voorschriften voorkomende be
paling, dat de batftjons-a'djudanten belast zijn met het practische en theo
retische onderwijs van het kader en met het onderricht der recruten in
de Becrutenschool en het werktuigelijk tiraillceren. In onze oogen ont
leent het door den Schr. geleverde pleidooi ten gunste van het stelsel
der compagniesoefeningen voornamelijk zijne kracht aan de
heldere uiteenzetting der daaraan verbonden voordceleu en aan de
onomBtootelijke wederlegging der door de behoudsmannen" daartegen geopperde
bezwaren, vooral wegens de geringe getalsterkte der compagnieën, het
gemis aan onderwijzers, het gebrek aan lokalen, materieel en tijd.
Met den Schr. zijn wij het geheel eens, dat juist de tegenwoordige
regeling der oefeningen, waardoor de officieren zoo weinig met den troep,
en wel met hunne onderhebbcnden in aanraking komen, eene der hoofd
oorzaken is van de zoogenaamde malaise" bij het officierskorps, van de
weinige belangstelling in de details" van den dienst, van de mindere
plichtsbetrachting" en van het geringe militair voorkomen" der troepen,
vergeleken met vroeger. Een en ander leidt er toe, dat de slag", dien
de bataljons-adjudanten in de recruten hebben gebracht, zoo spoedig we
der verloren gaat; dit zal echter het geval niet kunnen zijn, indien de
lichtingen bij de compagnieën zelve hare eerste opleiding ontvangen, en
de geheele opleiding van den troep aan de compagnies-commandanten
wordt toevertrouwd. Bij de officieren bestaat nog dezelfde ambitie van
voorheen, om kranig" voor den dag te komen, mits zij in de gelegen
heid worden gesteld zelf hunne onderhoorigen te oefenen; niet alleen het
eergevoel zal hen aansporen al hunne krachten aan te wenden, om hun
troep zoo practisch bruikbaar mogelijk te maken, maar ook de overtui
ging, dat eenmaal van die opleiding in vredestijd hunne eigene toekomst
en het behoud des vaderlands zullen afhangen.
Het is daarom te betreuren, dat hiermede geen rekening wordt gebon
den 'en' een toestand bestendigd blijft, die zijn oorsprong dankt aan een
lang vervlogen tijdperk, waarin de compagnieën bijna geheel uit afge
xerceerde manschappen bestonden en aan deu troep minder hoo{*e eisehen
dan thans behoefden te worden gesteld. Hetzelfde beginsel toch, van de
instructie der recruten in de rccrutenschool en het werktuigelijk
tirailleeren aan de bataljons-adjudanten optedragen, is in de onlangs verschenen
gewijzigde infanteiïe-reglemeuten gehandhaafd, zoodat ook nu nog aan de
compagnies-officieren de gelegenheid benomen is eenigen invloed
uitteoefenen op de allereerste opleiding hunner onderhebbenden, en gedurende
dezen zóó belangrijken oefeningstijd zich met ieders persoonlijke practische
geschiktheid cu iutellectueele ontwikkeling bekend te maker:, waarvan de
kennis zóó gewichtig u voor de verdere individueele vorming. Intusschen
do kapitein Prins geeft aan, hoe het geschieden kan is het moge
lijk, het ideaal zoo nabij mogelijk te komen, indien de korpseommacdanten
slechts aan de compagnies-officieren meerdere vrijheid en zelfstandigheid
verschaften en zich op daartoe vooraf aantegeven doelmatige tijdstippen,
door een stelselmatig, nauwkeurig onderzoek v<;n de geoefendheid der
compagnieën en bataljons overtuigen. Alsdan zullen tevens de minder
geschikten voor hunne betrekking beter van de alleszins degelijker! te onder
scheiden zijn. Volkomen waar is het, wat Schr. op blz. 50 hieromtrent zegt:
Thans kan" dit uit den aard der zaak slechts op oppervlakkige, on
voldoende wijze geschieden. Hierdoor is niet alleen een onjuist oordeel
over geschikte personen ^mogelijk" maar bestaat omgekeerd groot gevaar.
dat weinig zelfstandigen den hoofdofficiersrang behalen, of in oorlogstijd
op gewichtige posten worden geplaatst."
In ons land, waar het in het bijzonder zal aankomen op dff ge
schiktheid der commandanten van compagnieën, eskadrons en batte
rijen behoort voorzeker alles aangewend te worden, om die com
mandanten in de gelegenheid ta stellen zich voor hunne gewich
tige en moeielijke taak te bekwamen en hun dus reeds in vredestijd ecu
zelfstandigen werkkring te verschaffen, hetgeen bovendien het beste middel
is tot wegneming der malaise'', niet alleen ontstaan door langzame be
vordering of geringe bezoldiging, maar ook door gebrek aan nuttige be
zigheid en iiet gemis van een zoodanigcn werkkring, die tot ijver en be
langstelling aanspoort, en waarin met recht van zelfstandigheid" en
verantwoordelijkheid" sprako kan zijn.
Zal echter het ideaal bereikt kunnen worden, dan behooren de
Regcering en do Volksvertegenwoordiging nog dioper ingrijpende maatregelen
te nemen, waarvan die, welke liet tijdstip van opkomst der militie voor
eerste oefening van Mei naar het najaar verplaatst, wel de meest nood
zakelijke raag worden geacht, aangezien eerst dan sprake kan zijn van
stelselmatige en doeltreffende opleiding en meer tijd te besteden aan de
recruten-opleiding, waarvan eigenlijk alles afhangt en die thans veel te
overhaast moet geschieden. Met Schr's voorstel, om de militie in het laatst
van November te doen opkomen, kunnen wij ons om de daarvoor aange
geven redenen zeer goed veresnigen; ook wij achten het mogelijk
onze miliciens, evenals in Duitschland, in 10 maanden alleszins voldoende
te oefenen, zoodat liet zeer aanbeveling verdient hen niet langer dan nood
zakelijk is onder de wapenen te houden en hen das grootendesls reeds in
de laatste helft van September naar huis te zenden, aan welke rcgeliag
werkelijk vele voordeden verbonden zijn.
Wat betreft dea tijd, gedurende welken zij tot het houden van lier
halingsoefcningen weder in de gelederen behooren plaats te nemen, hier
omtrent verschillen wij met hem van gevoelen, hetgeen echter voort
spruit uit de omstandigheid, dat wij het voor de oefeningen noodig achten
steeds een bepaald aantal manschappen onder de wapenen te houden.
Dit beginsel ligt ook opgesloten in do vredesorganisatie der korpsen,
waarbij o. a, voor da infanterie is vastgesteld, dat eene compagnie, behalve
uit 21 man kader, behoort to bestaan uit 70 soldaten, (35 vrij wiligers en 1/5
van 175 miliciens), eene organieke sterkte, die volgens de opgaven op
blz. 21 alleen van het begin van Mei tot, October bereikt wordt, ge
durende den tijd, dat miliciens voor herhalingsoefeningen onder de wa
penen zijn tot gemiddeld 107 stijft, doch van October tot Mei alzoo
gedurende sevcn maanden gemiddeld niet meer dan 45 inau bedraagt.
Wat daarvan do gevolgen zijn, is voldoende bekend. Wij zouden daar
om wenschen, dat, zoo noodig b/j de tcet bepaald werd, dat de ver
schillende tactische onderdeelcn, als compagnie, eskadron, batterij, steeds
eene vaste vredesstcrkte moeten bezitten, en dus bij gebrek aan vrijwilli
gers, het ontbrekende aantal door miliciens behoort te worden aangovuld.
In verband met eene zoodanige bepalicg, zoude het dan ook voldoende
wezen, den duur der herhalingsoefeningen niet langer dan op 4 weken
te stellen. Zoudo derhalve de tijd voor eerste oefening niet 2 maanden
(voor cukolcn zelfs met rneor) en die voor herhalingsoefeningen met 2 weken
te verkorten zijn, daarentegen zal het uiilitieco:itingent verhoogd behooren
te worden tot een zoodanig getal, als noodig blijkt ten bohoeve van de
oefening van den tioep in vredestijd en van de op deugdelijke gronden