Historisch Archief 1877-1940
No. 364
M AMSTERDAMMER, W?EKBLAB V00R NEDERLAND.
vast te stellen legersterkte in tijd van oorlog.. Dit leidt ons van zelven
tot de vraag: Waarom wordt toch de oorlogsorganisatie niet aange
nomen als de eenige grondslag, waarop al het andere wordl gebonwd?"
Het zoude immers zooveel eenvoudiger en practischer wezen, indien reeds
in vredestijd alles zoodanig ware ingericht, dat men, om zoo te zeg
gen, slechts de verlofgangers had op te roepen, en dus een ieder reeds
gewend was te handelen, zooals hij in oorlogstijd zal moeten te werk
gaan. Zijn er dan depots noodig, waarom die ook rui met reeds opgericht;
komen dan de verschillende wapens eener divisie onder het bevel van
den divisicommandant, waartoe aan dezen thans slechts 'de
infanterieregimenten toe te vertrouwen; is het noodig aan de bezettingstroepen
eene bijzondere opleiding te geven, waartoe deze dan niet geheel van de
veldtroepen af te scheiden en te stellen onder de bevelen van hen, wier
toekomstig lot van hunne geoefendheid afhangt?
i Nog meerdere vragen zouden er te doen zijn; ons bestek gedoogt echter
niet nog meer van ons onderwerp af te dwalen. Dit is echter zeker, dat
er nog veel, zeer veel zelfs, verbeterd kan en moet worden, vóórdat wij
in het bezit ziju van een voldoend aantal, voor de oorlogstaak geschikte,
troepen en de spoedige, deugdelijke overgang van den vredes- tot den
oorlogstoestand is verzekerd.
Wat de kapitain-adjudant Prins meer in het bijzonder voor het wapen
der infanterie als onmisbaar acht, geldt bijna geheel voor de andere wa
pens. Ook voor de commandanten van eskadrons cavalerie en batterijen
of compagnieën artillerie ia een meer zelfstandige werkkring, gepaard met
de beschikking over een standvastig, doelmatig vastgesteld, aantal man
schappen en paarden niet minder wenschelijk. Wij hopen met hem, dat
dit zoo hoogst gewichtig vraagstuk nader overwogen en tot eene goede
oplossing gebracht zal worden, en dat zyn schrijven, benevens onzu
beschouwingen, daartoe iets moge bijdragen. Ares.
SCHAAKSPEL.
No. 24.
Van Met z'n vieren" te Amsterdam.
ZWART.
ftbodefgh
WIT.
Wit speelt voor en geeft iu 3 zetten mat.
(Wit 6 en Zwart 3 stukken met K. F 3).
OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No.
P 4 nt D 6 (>
l A 5 A 4M
2 E. C 5 mat.
(a)
2 K. nt. F C mat.
(b)
2 E. nt T. mat.
H G FC+ (D
H 7 - G 7 of S 8 -t (a
(o)
l " " E l ad libitnm (d
2 D -l nt Dame of B. op b 2 of g 7 mat.
(d)
l T. A 8 of B 7 (?
2 D4 A7ofBG mat.
(e)
2 K. C 3 mat.
(f)
H 7 nt F 7 (f
F 4 7. 5 (g
2 D -l nt E 5 mat.
l P 8- E C (b,
2 G l G C mat.
l ..... O 2 C l D. (i
2 D i C 3 mat.
(i)
S E. C 3 mat.
D 2 D l D. (k
F 4 E 3
2 D 4 nt E 3 mat.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Jftilst ia opgelost No. 23 door Vf. v. H. te Delft; Ernst ook 22; Pronti qnartel 23;
T, W. allen te Amsterdam. Voorts v. d. M. te N.N. 22, insgelijks J. H. N. te Venlo
en P. J. C. te Amsterdam. (Volgende briefwisseling).
No. 1. ADOLF JANSSENS-PROBLEEM.
Zwart had met f 7 schaak gepasseerd op f 5. Wit speelt nu l E 5 nt f op t 6.
HM «tart nn eet ipele, wit .geeft n volgeaden-zei mt £. of..E .j&ftti
No. 2 van PHILIP KLETT.
Uit de positie btijkt dat, bij den laataten zet, wit ge«n schaak gegeten k&n hebben,
dientengevolge zwart zijn eigen Koning in schaak gebracht heelt, of door het spelen
van den pion op E C, of Tan den K. op d S. Zwart moet dus een gtrafzet doen
Inat den K., in het eerste geval na terugtreklang van den pion op E 7, wanneer hij
kan spelen D 8 nt E 8, of D8 C 8 of 07, waarop wit mat zet door D 5
G 8, of D 5 nt D 7; in het tweede geval, na tarugzetting vau den K., wanneer zwart
kan spelen K. c 7 of c 8, wordt hij mat door D 5 nt D 7 of D 5 C 5.
In casu dus heeft zwart zijn Koning per abuis in schaak gebracht en wordt hij
daarvoor volgens de schaakwetten met een strafzet gestraft.
BRIEFWISSELING.
Met z'n vieren te A. Met Russisch Paardspel wordt de volgende spelopeuing
bedoeld, t. w.: Wit: l E 2 E 4 Zwart: E 7 E 5
2 G l F 3 ff 8 F 6.
De verdediging aan den Rus Po'troff toegeschreven, is echter in de 15e eeuw
in Spanje reeds toegepast. Werkelijk is 2 G 8 F G beter als de Koningin 2 D 8
FC; doch de beste verdediging is met 2 B 8 CC. Intusschen kan men ook
bij de verdediging met 2 G 8 F 6 een tamelijk gelijk spel bekomen; bijv.:
Wit: 3 P 3 nt E 5 Zwart: D 7 D G
4 E 5 F 3 F 6 nt E 4
5 D 2 D 41 D 6 D 51 '
(i F l D 3 B 8 C Gl -i
1 Rokkeert F 8 E 7
8 C 2 04 C 8 E C (l .
(1) Wellicht iets sterker C 8 G -t
9 C 4 nt D 5 ECntD5
10 C l E 3 ~ Rokkeert
11 B l G 3 F 7 F 5.
W. d. V. te A. Merci! Isia zér goed; maar is de ontknooping vél bekend? In
dat geval zal aan het meesterstuk van Süremtn de voorkeur worden gegeven.
J K l I I, I. K T O
Vrees voor de Liefde.
VAN
r LUDWICt tAISTNER.
s Gij hebt iets vergeten," zeide hij, en hief de verraderlijke
vondst omhoog. Daar stond zij met eenen diepen blos op de wan
gen, en blikte, zonder een woord te kunnen uitbrengen, verlegen
naar den grond. Hij trad op haar toe, en zij, als wilde zij zich voor
zijnen blik verbergen, zette met eene onwillekeurige beweging
haar parasol op.
»Ik ben tegelijk zoo verheugd en beschaamd," zeide Frits, dat
ik werkelijk geen woorden weet te vinden Wat een
guitenstuk, mij zoo te misleiden! Maar....
«Mijnheer," zeide zij stotterend, »die bloem, ik weet niet....*'
»Die bloem," viel hij haar in de rede, s heeft buitengewoon
veel waarde voor mij, en daar ik mijne roos heb gegeven, mag
ik daarvoor in ruil deze korenbloem wel behouden. Neen, ik smeek
u, gaat niet weg! Gij moogt niet heengaan, zonder mij in de
gelegenheid gesteld te hebben Een oogenblikje moet gij mij
nog schenken van het onderhoud, dat ik om uwentwil verzuimd
heb. Wilt gij nog niet even plaats nemen?"
Zij volgde hem zonder een woord te spreken. Bij de bank ge
komen had zij in zooverre hare kalmte herkregen, dat zij, ofschoon
op gejaagden toon, tot hem zeggen kon: »Zooals gij ziet, was ik
gekomen, ik wilde naar de Klijtiabuste gaan. Na mijn eersten
misstap Ik bid u, val mij niet in de rede, ik ben toch al
confuus genoeg. Ik was nog steeds in het onzekere, wat ik doen
zou. Eindelijk was het te laat, om u af te schrijven. Maar ik
stelde mij gerust met de gedachte hoe gij wist, dat ons onderhoud
niets met uwe advertentie zou te maken hebben. Ook verbeeldde
ik mij een oudachtig heer te zullen zien, die een vertrouwd
persoon voor zijne kinderen noodig had, en kennis met mij wilde
maken omdat hij wist, dat ik gouvernante geweest ben. En nu
zag ik u; ik herkende u dadelijk, en tot mijn schrik bemerkte ik
het blauwe ordelintje en den rozeknop in uw knoopsgat. Ik keek
in mijn boek, maar ik begrijp nog niet, hoe het mij gelukte mijne
gedachten zoo bij elkander te houden, dat ik begreep, wat ik las;
mijn eenige wensch was, mijne verwarring voor u te verbergen.
Toen gij daarop een gesprek met mij aanknoopte, kreeg ik schik
in mijn racognito, en toen ik bemerkte hoe gij niet meer aan de
afspraak scheen te denken, was mij dit een wenk, dat ook ik
mijne stilzwijgende belofte niet behoefde te houden. En bij die
gedachte werd ik zoo overmoedig, dat ik kortom...."
Zij kon niet meer uit hare woorden komen, en haalde diep
adem. Frits meende te bespeuren, dat de parasol waarachter zij
haar gelaat verborg, zachtjes begon te trillen. Meer onbedacht,
dan voorbedacht zeide hij: »En opdat gij niet zoudt herkend
worden, is ten slotte de korenbloem blijven liggen."
Hare oogen vestigden zich langzaam met eene smeekende uil?*
drukking op zijn gelaat. »Ia, dat is mijne straf,'' zeide zij, zach*
en met bevende stem. »Hoe zoudt ge het ook kunnen geloovea»
indien ik zeide "
De parasol begon onrustbarend te trillen en zonk eensklaps
diep over haar gelaat. Hörleia sprong oo ea trad bescheiden