Historisch Archief 1877-1940
Ne. 365
B-E AMSTERDAMMER, WEEKBLAB VOOR NEDERLAND.
van de groote fransche revolutie, en waarin het aan lokale kleur, ook
vrat de melodiën betreft, niet ontbreekt. Te zeagen, dat Mevr. Buderman
de partij van Fanchon vervuldt, de Heer Kreeft die van den Markies de
Ponteornet en de Heer van Breem Frans Blauiokous was, is aangeven,
dat die rollen met geweten en smaak waren ingestudeerd en opgevat, en
dat het succes van het werk gewaarborgd was. Eerstdaags zullen w\j nu
Lc peilt Fattst te-rug-zien, en inmiddels bereiden wij ons voor op eeuo
nieuwe kleine opera, waar wij een ,Wik iu mochten slaan, en waaraan wij
een verrassend succes voorspellen.
A. Th.
Van het Lexicon der ToonJcimst, door Hem-i Viotta (Ainst. P. N. van
Kampen & Zoon) zijn de 35e en 36e aflevering verzonden. Zij loopen van
Buff tot Simonelli.
UIT BELGIË.
Invloed der verkiezingen.?J. Winkler.
Oude liederen. Belgiseh-Fransche let
teren. Waalsche Ylaamschgeziiidheid.
Geen goede patriot heeft deze week den schouwburg bezocht, of't moest
alieea wezen om adem te halen, na de algemeene zenuwachtige opgewon
denheid die de jongste verkiezingen veroorzaakten. Wat al offers zijn er
gebracht geworden om de zege te behalen!... En welk een uitslag!
Alla vraagstukken van den dag, betreffende kunst en taal, alle
volksadspiration schenen zich opgelost te hebben in dit eene groote denkbeeld:
de verkiezing!
De theaters moesten wel ledig blijven al vertoonde men ook... La
Sfa&cotte of ISAmour et son ecnrquois, of in 't Eden-Thédtrc, het
Sylphiden-ballet, naast... zeven wilde paarden;" in 't Musée du Nord, De
scven Australische Kannibalen, enz. enz. Nu, voor die zeven
mcnscheneters, passé! Dat ging iiog. Er lag misschien eene boosaardige zinspeling
in; want onze verkiezingen en sommige kiezers zijn ook menscheneters.
De voorbereidingen tot de keus" vreten den mensch letterlijk op; hij is
voor niets meer goed; hij wordt mager en bleek, hij leent geene andere
belangen moer. 't Is: Leve de priester!" of Weg met den priester S"
Da kerk buiten de school!" of De Staat buiten de school!" Dat
zijn de vier leuzen die op alle tonen wedergalmen. Hie Welf!" Ilie
Waibling!" Tertium non datnr. 'k Bid u, hoe kan men in zulke stemming
aan kunstgenot denken? Hoe er over schrijven?
En toch was er juist voor letteren en toonkunst eene zaak in gang,
over wier goeden uitslag voorzeker alle partijen zcmdun gejuicht hebben.
Eenige kamerleden, die in genoemde vakken veel belangstellen zochten
de ondersteuning van den minister Rolin (e verkrijgen voor de uitgave
van een in handschrift verzamelden bundel oude volks- en
kerkliederen, welke eea tegenhanger zou leveren van de bekende, zeer
gebrekkig uitgegeven, en toch zoo hoogst waardeerbare verzameling
liederen met melodieën, nagelaten door J. J. Willoms. Er bestaat een klein
genootschap, zonder politieke kleur (gelukkig!) waar mai nen van alle
partij, als recht vlijtige mieren, samenwerken, om, hetzij provincialismen
of andere idiotismen op te scharrelen, hetzij andere overblijfselen van het
kostelijk Nederlandsen litterair verleden te verzamelen. De. heer Johau
\Vinkler, van Haarlem heeft, in het jaar 1830, iu de zoede aflevering van.
den Nai'Orsehcr, reeds gewag gemaakt van een belangrijk oud liederen
boek uit Dokkum," wat aargenocmd gezelschap, getiteld
Zuid-Nederlandsche maatschappij van Taalkunde'1 m handen is gevallen en thans
met een nieuwen schat van andere liederen, vooral bijeengebracht dooi
den heer J. Bols, te Aarschot. zou uitgegeven worden. Laat ons hopen
dat de nieuwe minister (wie hij ook zij) niet to lang op zijne loketten
moge studeeren, om recht spoedig het voornemen der vrienden zij ir*
voorgangers weder op te nemen.
Anders ging het met don vlaamschen landdag" sedert vele maan
den door liberalen en katholieken voorbereid, om cp groote schaal aan het
ministerie en aan de bisschoppen al u'e grieven der Vlamingen over hunno
miokende rechten voor to houden te verwijten. De voorbereiding tot
dezen landdag moest wijken, voor de belangen der verkiezingen. Hopen
wij dat zij weder zal opgenomen worden!
Uit do honderden en nog eens honderden van handschriften en bun
dels door den genoemden verzamelaar tot zijne outzalgijke taak ge
bezigd, kan iedereen reeds leeren dat de eigenlijke letterkunde van Belgi
de Vlaamsche is, waarbij datgene wat in 't Fransc.li voortgebracht is, of
of nog voortgebracht wordt, bitter afsteekt.
Hier en daar worden pogimten aangewend om het bewijs te leveren
l', dat Belgiëwerkelijk eene Franscke letterkunde bezit; 2' dat het
Waalsche deel der bevolking zich gaarne met het Vlaarnsch-Nederlandfche
letteren wil bekend maken. Doch, hoo gaat dat toe?
Terwijl er in lange, lange jaren, bijna niets 'anders aan lilh'rctiut'c,
beües lettres (wij spreken niet van wetenschappelijke werken) word uit
gegeven dan enkele vriendelijke novellen, die iu tijdschriften verschenen,
en, indien ook afzonderlijk uitgegeven, een bescheiden figuur maakten,
gelijk een n'ooltje of reseda genoten wordende, komt van tijd tot tijd
een ondernemende uitgever op het denkbeeld de hier en daar in tijd
schriften enz. opgenomen of in kleine bundeltjes uitgegeven Fransche ge
dichten in herinnering te brengen en laat een Choix de. ledure of
Morcetix choisis de poctcs beJf/es ter perse leggen, waarbij natuurlijk uit eeno
ekero verbittering, van Vlaamsche poules bel ges niet gesproken wordt.
Aldus vinden wij dan cenigo oude kennissen van overledene en enkele
onbekende levende vrienden terug.
Ref. miskent niet het talent van eenen Charles Potvin, Lovis Hyrnans,
Ad. Mathieu, Ad. Sire t, J. Abrassart, van ouderen als Pb Leshroussart,
G. de Stassart, F. de Reiffenberg, en anderen, waaronder ook eenigo
verdienstelijke jonge dames voorkomen, doch voorwaar zijn daaronder
zesr weinigen of geen enkele welke zich niet op andere wijze (hetzij als
prozaschrijver op historisch gebied of als leeraar) meer dan als dichter
heeft onderscheiden. Wanneer w^j hunne werken oxerajeu vinden, wij honder
den kleinigheden, tot het genre allégorique behoorende, of kleine oden en
andere gedichtjes zonder gewicht, nevens een enkel werk van zekeren om
vang, en komen in de rij dier mannen zelfs diegenen als dichter voor,
welke zich bij toeval aan een versje bezondigden, gelijk Bilderdijk zeide.
n den laataten tijd heeft Georges (niet Albrecht) Rodenbach van zich
doen spreken door de uitgave van een nieuw bundeltje gedichten, getiteld:
IShiver mondain met geïllustreerden omslag van J. van Beers. Dat iu dit
in dit werk zich een frissche nationale belgieehe geest uitspreekt, zal nie
mand beweren. Wij gelooven den dichter geen onrecht te doen nie^ da
verzekering dat zijne onderwerpen meer aan fransche dan aan belgischa
toestanden doen denkon en zonder twijfel het gevolg zijn der studie van
buitenlandsche letteren. Zoo bijv. zijne Féies galantes du XVIIIe siècle
met de beschrijving van den weg dien op een meisjeswang de zoentjes
moeten nemen.
Ook is zijne poëzie kwijnend, ziekehjk; en eigenaardig is het hoeveel
dozijn malen de dichter het woordpdle (bleek) gebruikt. En werkelijk is zijn
Cof/'ïct da tristesscs een der best gelukte gedichten des bande's. Wij willen
hem overigens gecnen zwier en fijnheid van uitdrukking ontzeggen.
Doch het hart bloedt inderdaad wanneer men mannen van wezenlijk
talent, van echt Dietschen stam tengevolge hunner opvoeding eenen kunst
weg ziet inslaan, welke naar hunne natuur een geheel andere moest zijn;
eene richting waarin de jonge Belgische dichters nu niet anders vertoonen
dan de nawerkers van glansrijke fransche voorbeelden.
Hoe geheel anders werkte de jonggestorven naamgenoot van onzen
dichter, namelijk Albrecht Rodeubach, wien het, ondanks zijne lange jaren
voortgezette franschachtigo opvoeding in het bisschoppelijk college van
van Rouselare in West-Vlaanderen, gelukt was de ketens af te werpen
eu ala een op nieuw geboren jonge held in 't kamp te treden en naar
den lauwer te dingen. Hierover later.
Wij hebben hieraan alleen nog toe te voegen op welke wijze, gelijk wij
zeiden, de Walen soms bewijs willen geven van hunnen lust ter kennis
making met de vlaamsche letteren. Onlangs verscheen, van een
welmeenenden Waalsehen leeraar de vertaling van Van den Vos Reinaerde".
En waarin bestond uu die vertaling? 't Was eene overzetting van Göthe'f.
lleinelic l''ucJis, gelijk iedereen weet eene bewerking in zware hexarnetcra,
nog verder verwijderd van de oorspronkelijke natuurlijkheid des gedicht s,
als de nieuwerwetsche houtsneden van lïaulbach van de naïeve
oorspronkclelijke illustraties. De vertaler meende :Göthe schreef a#e«jprèsvlaanisch
en hoogvlaamsch.
Brussel, 17 Juni 1884. M. A.
L E T T E R K U X D E.
DON JUAN ENORIO.
Slot.
Onder den machtigen invloed van Götho's Faust moest zich de opvat
ting van IIofTmann al spoedig eene wijziging laten welgevallen. Volgens
dezen ia Don Juan reddeloos verloren. Te midden zijner grootste euvel
daden velt hom do Voorzienigheid neer. IQ 't a'gcnicen echter is alle
kans op redding van Don Juan nog- niet uitgesloten. Juist het. streven,
het zoeken naar liet hoogere, dat Hofi'iïtan bij hem veronderstelt en dat
hem boven zoo vele zijner medemenschen verheft, rechtvaardigen de ver
wachting, dat hut goode, hoewel uu sluimerend en half verstikt, weer ia
hem zal ontwaken, wanneer hij slechts ondervindt, dat het ideaal, dat
hij zoo lang heelt nagejaagd en dat hij cidclijk iu zijn twijfelen heelt
beleedigcl eu bespot, beslaat; wanneer hij eindelijk de ervaring opdoet, dat
ware liefde en daarmede verbonden zelfopoffering geen ijdele droombeel
den zijn.
Het ligt voor de hand, dat dit resultaat niet verkregen kan worden
zonder belangrijke veranderingen in de karakterteekenïng, niet alleen van
den hoofdpersoon maar ook van de negenfiguren. In de eerste plaats
moest bet vrouwelijke type worden gewijzigd. De talrijke schoonen ia
het oude Spunnsche drama bezielt slechts een gevoel van wraak voor haar
verleider, Moliï.Te'3 Elvire, zoowel als die van Mozart, wordt door de
morst verschillende aandoeningen gefolterd en Mozarts Donna Anna ge
lijkt in h oef J «aak op de Hertogin Isabclla. lïij haar vindt uien dezelfde
energie van karakter, dezclfio standvastigheid in het vervolgen harer
wraakzuchtige plannen. Iu de nieuwere bewerkingen echter verdwijnt de
naar wraak dorstende vrouw, om voor de liefhebbende plaats te maken,
die bestemd is om het door Don Juan zoo miskende zwakkere geslacht
weer in eere te brengen. Reeds Hoffmann had, bij het neerschrijven
zijner beschouwingen, zulk eene voorgezweefd; het ideaal van een van
edele, reine liefde vervuld vrouwelijk wezen. Gelijk in Don Juan den
beerlijken man, zoo ziet hij iu haai' een goddelijke vrouw, op wier rein
gemoed da duivel niets vermag. Wie, wenn Donna Anna vom Himmel dazu
beslimmt gewesen viive, den Juan in der Liebe die ihn dureh des Satana
Künste verdarb, die ihm iuwolmende güttliche Natur erkennen zu lassen
ucd iim der Veraweiftung seines nichtigen Strebens zu entreiszen ?;' Hier
voor is het echter reeds te laat. Toen bij haar zag, beheerschte hem
slechts de duivelsche lust om haar te verdei ven; het vertecrende vuur
der liefde, dat haar oorspronkelijk vervulde slaat dan in een gloed van.
vernielenden haat over. Zij gevoelt het, dat slechts Don Juans onder
gang haar beurtelings door haat en liefde verscheurde borst rust kan
geven, dat die rust echter ook haar eigen ondergang aal zijn.
Dat zelfs, wanneer alle hooger streven ontbreekt, een waar en diep
berouw in verband met de voorspraak van een vrouwelijkcn engel won
deren kan uitwerken, tracht ons Zorrilla in zijn drama Don Juan Tenorio"
te doen gelooven. Deze Spanjaard, die op 't oogenblik tot de meest
populaire dichters zijner natie behoort, schildert ons een wellusteling van
een nog erger soort dan Tirso de Molina zulks deed. Niet alleen is hij
een verleider, die voor zijn grooten voorvader cict behoeft onder te doen
en des noods zelfs tot ruw geweld zijn toevlucht neemt, doch ook eea
godslasteraar,,gelijk da held van Molière; zijn vader behandelt hij, zooala