De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 29 juni pagina 4

29 juni 1884 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T E R n A M M E R, WEEKBLAD VOOR K E D E R L A N f>. No. 3C6 leiding toe: dat men alle publieke \ermakul\jkhedun voor verscheidene dagen sluit en tal van meuschen het brood uit den mond neemt!" Maar Sagittarinv, er dient toch rouw in den lande te zijn!" Zeker, maar niet op die manier, die eenvoudig onziunig is. Het zal natuurlijk elk goed vaderlander spijten dat zijn prins dood is en ieder kan op ZÖB manier daar rouw over dragen als hij wil, maar het gaat niet aan om officieel te bevelen dat men rouwen moet en geene tooneelopvoering aanschouwen en geen nummer muziek hooren mag. Toch zoude ik er nog niets tegen hebben, op voorwaarde dat het spreekwoord gelijke monniken gelijke kappen" gehuldigd werd en alle zaken in den lande ge sloten moesten zijn; nu treft het enkel ondernemers van publieke vermakelykheden, die niet enkel geen cent inkasseeren maar ook geen cent schadeloosstelling krijgen! Ik voor mij vind dat eene rare manier om de menschen tot droefheid te dwingen". II.; vind het min of meer ongepast dat je dit vraagstuk reeds nu ter sprake brengt". Waarom? Wien hinder ik er mede? Moet er dan eeuwig en altijd nageplei worden? Juist nu wil ik er tegen opkomen dat men door officieelen rouw te bevelen, den waren rouw des harten met kracht en geweld verjaagt!" Me dunkt dat je uu wel naar huis kondet gaan", zeide ik langs mijn neus weg. Sagittarius werd kwaad, hij sloeg met zijn vnist op tafel en begon hard te bulderen, zoodat Jan verschrikt om een hoekje kwam kijken. ts er wat aan de hand?" vroeg de jongen. Je vader heeft w eer eeüa een onverdragelyke bui", zeide mijn vriend, '?laat jij me maar uit Jan, jij zult wel een andere kerel zijn wan neer je groot bent." Toen ging hij iit-en en ik kon de verzoeking niet weerstaan om eens te luisteren oi" hij niet jiltemet mijn zoon nog eenige zaken zoude ver tellen, en toen hoorde ik dat hij er zijn nood over klaagde dat hij, onlangs t gen middernacht thuis komende, zijne woning haast niet binnen kon, oiiKlat ar eene drift koeien voor geposteerd was, die ook veroorzaakte ..at \eisrhaklooe rijtuigen niet verder konden gaan. Jan was het natuurlijk weder volmaakt met den mopperaar eens en '?et hwetal riep ach en wee over de huidige toestanden, over het menschoum en over de wijze, waarop tegenwoordig vele zaken in Amsterdam l ehandeld worden. Eindelijk vsrveelde Lat mg en ik riep Jan binnen; hij gehoorzaamde onmiddellijk, maar ik vermeende dat hij, mij aankijkende, zachtkens zeide: ook Rl een toestand!" Ik heb maar gedaan alsof ik het niet hoorde. Aquarius. BRIEVEN VAN JAN VAN 'T STICHT. ' .rjj evn hier thans in den tijd der vroolijke gezichten! Dat is zoo elk jaar voor de groote vacantie. Dan worden de artsen gecreëerd en men en raen ziet de jonggeborenen in apenrpuigen, van hunne vrienden ver^e'ïld door de stad rijden en het volk roept: hy is er door! lit zijn vroolijke gezichten! .De eerste gang was naar het telegraafbm-cua om aan dierbare betrekkingen het met zooveel spanning verbeide woord over te draden: Geslaagd! en dan: leve de vreugd! Maar nevens dis vroolijke gezichten zijn er ook zoovelen, diegrieven de teleurstelling verraden, op welke het te lezen staafc dat veel hoop verloren gegaan, dat een geheele toekomst vernietigd is. Gedropen! Verschrikkelijk woord, voor hem vooral, wien de middelen ontbreken om de studiën iiog langer voorttezetteu en die nu dikwijls een ander middel van bestaan moet zoeken, waartoe hij de noodige voorbereiding geheel mist. Niet van zulk een teleurgestelden, niet van zulk een man met een bjjkana verloren jeugd, maar van verschillende anderen vernam ik juist in deze dagen dat het bij onze staatsexamens soms toch al zeer zonderling toegaat. Ik hoop dat ik mij niet den haat der heeren examinatoren zal op den hals halen door er melding van de maken, maar ik acht de openbaarmaking niet ondienstig en als liet niet waar is, wat mij, van mijns erachtens vol komen vertrouwbare zijde, werd medegedeeld, moeten zij het maar zeggen, dan zijn de looponde geruchten voorgoed den kop ingedrukt. Zooals bekend is, wordt het examen het eene jaar aan deze, het andere aan gene universiteit afgenomen, en nu schijnt het van grooten invloed ie zijn of de examinandus gestudeerd heeft aan de universiteit waar Lij examen doet of niet. Naar het schijnt, zijn professoren ook menschen en hebben «y dit met niet geleerde of hooggeleerde lui gemeen, dat er geen klein beetje jaïousie de métier onder hen bestaat. Een velsprekend staaltje werd mij daarvan verhaald. Aan zekere universiteit laten w(j haar L. noemen vroeg zekere professor aan zekeren examinandus van de universiteit te U., als ge dan met geweld ook dat, weten wilt van wien hij onderricht genoten had. Van profes sor om consequent te blijven zullen we ook hier een letter vj»n .ons aiphabet kiexen van professor X. luidde het antwoord. Nu, zei de professor, als ge dan precies het tegenovergestelde zegt van hetgeen die u geleerd heeft, zal het ongeveer goed zijn!" Nobele rivaliteit, niet waar? De student verstond de kunat niet om de lessen zijner hooggeleei de meesters zoo op een dag in tegenovergestelden zin uitteleggen en hij zakte als een baksteen. Ik weut niet of des jougelings toekomst er door vernietigd was of dat hij een gunstiger gele genheid kon afwachten, alleen dit weet, ik dat hij algemeen geprezen werd als een hoogst bekwaam en ijverig mensch, die zich met den meesten ernst op «ijne studiën toelegde. Mij duukt, het is de moeite waard, dat men wete hoe het bij dergelijke examens toegaat eu vorenstaand staaltje werpt er een niet te i'rhch licht op. Voor een onzer stadgenootcm waren de laatste dagen der vorigo week hoogst eervol eu aangenaam. Ook hij legde een soort examen af en zooals hy reeds zoo vaak deed hij kwam er met glans door. Summa cum laude! Duizen-len oogcn en ooien waren gericht en gespitst om te zien en te hoornn hoi onze eenige Hol zich opnieuw deed kennsn als een hoogst talentvol dirigent, die de executanten door zijne tactvolle leiding weet te inspircecen. Daar waren op ons Muziekfeest muziekminnaars en kenner.* uit alle oorden des lands en uit het buitenland om de HeraKles, het Ulagnificat van Bach en vooral om de 9e symfonie van Beethoven te hooreu eu aller uitspraak was: bijna vlekkeloos! Richard Hol heeft zich in deze dagen lauweren verworven die onvergankelijk zijn. Minder eervol was een handeling waaraan eenige jongelingen van voorname huizen zich de vorige week weder schuldig maakten. Van. een partijtje komende ontmoetten zij te half elf des avonds eene dienst meid, die op weg naar huis was, en door hen werd aangerand op aoo schandelijke wyze, dat zij luidkeels moord! riep. Een man in een nabij gelegen herberg gezeten, snelde op dat geschreeuw naar buiten en ont zette haar, echter niet zonder zelf schandelijk te zijn mishandeld. De kastelein uit de herberg maakte met zijn stevige knuisten een eind aan het schandaal en kreeg tot dank eenige steenen door zijne ruiten. De politie kwam natuurlijk toen de zaak afgeloopen was. Van vervolging zal, ofschoon de namen van enkelen der vrouwenschenners bekend zijn, niets komen. Do werkman die de meid ontzette ontving den volgenden dag van den eigenaar der restauratie waar de voorname jongelieden hadden feestgevierd zij dragen namen, die men met eerbied moest kunnen noemen, maar die helaas! een aschboer zich thans schamen zou te dragen na lang loven en bieden de som van vijf en veertig gulden een bankje en twee muntjes waarvoor hij beloofde geen aangifte van de onder gane mishandeling te zullen doen. Hst is wel treurig, dat men in dezen ernstigen tijd jongelieden van den hoogsten stand, die een voorbeeld moesten zijn voor het volk, zich open lijk en met de meeste brutaliteit schuldig maken aan daden, die ieder mensch met walging en afschuw vervullen en die niet kunnen nalaten den eerbied voor hooger geplaatst te verzwakken, die onze natie als het ware aangeboren is. K U N S T. KUNST-TEN-TOON-STELLINGEN. Utrecht, Amsterdam, 's-Gravenhage, IV. Daar was in ons land een tijd veertig, vijftig jaren geleden dat er met zekeren animo kritiek geschreven, maar dat zij volstrekt door hen die er het voorwerp van waren niet geduld werd. Kunstenaars en letterkundigen maakten zich geregeld heal erg boos, als iemant den moed had aanmerkingen te maken op hunne produkten. Zij wilden wel in 't publiek optreden en derhalve de openbare meening uittarten om hen te beoordeelen ; zij wilden wel lof oogsten voor hun werk, na dat gij het pleizier liadden gehad de se voïr imprimer oi' op een ten-toon-stelling te hangen, of voor liet voetlicht te treden, maar daarmee berispingen te beloopen neen, daar mocht niets van instaan. Ik dacht, dat wij die tijd achter den rug hadden: maar nu en dan doen er zich nog personen op, die volstrekt hun ziel in lijdzaamheid niet bezitten kunnen, als zij aanmerkingen krijgen. Dan worden zij ter-stond woedend, en de schrijver van de aanmerkingen is ter-stond een mensch zonder kennis, een leek", een mensch zonder oordeel, zonder charakter, een slecht burger. Bijv. nu weer. Ik heb, met het kalmste gemoed van de waereld, meegedeeld, in No. 362 van dit Weekblad, dat de Heer (A. C.) Bleys in Arti een kerkplan had ten-toon-g«steld en ik heb de hoofdtrekken zijner kompoziti» aangegeven. Ik meende op de teekeningen gezien te hebben, dat de apsis (altaarnis) met n vlakke zjj en 4 nissen gekonstrueerd, het voorportaal met een plat afgedekt was, en de koepel geen lichtveusters had. De Heer Bleys zegt nu, dat ik mij vergist heb, maar wijt dit aan gebrek aan recb,tschapen"heid. Ik wijt het aan onduidelijkheid op de teekeningen. 't Is echter gelukkig, dat de Heer B. aanleiding gekregen heeft een en ander nu voor het leeken"volk te verduidelijken, ,,[Hy heeft] der stadt en ons geen kleinen dienst gedaen." Met schrik verneem ik echter, dat het koepel-ptó/o«rf" (lees welf; plat fond is een vierkante cirkel) lichten heeft. Om daar de goede uitwerking: van te begrijpen, zal het, in ieder opzicht, noodig zijn den bouw af te wachten. De heer Bleys maakt twee aanmerkingen van terminologischen aard. Hij ergert zich (en te recht) aan den woordvorm hypaion"; hij had, op zijne beurt litHurgischen moeten vermijden. De adspiratie heeft ons. beiden parten gespeeld. Mijn pen aarzelde tusschen opaion en liypaetliron en zoo heeft de drukker er hypaion van gemaakt. Ik begrijp, dat deza bastaartvorm het helleensche oor van den Heer B. gekwetst heeft. De an dere aanmerking betrof het woord Zoos, dat a propos van esn koepel alleen slaan kan, zegt onze grammatikus, op iets dat wechgenomen kan worden. Ik bad hot gebruikt in den zin van een koepel, die in het ge bouw niet den dienst van een koepel doet. De bovenste koepel is bij den Heer Bleys alleen aanwezig als dekoratie. Hij moet verheffing aan het werk naar luiten geven. Zoo heeft Michelangelo met den koepel van S. Pietro er niet over gedacht; Bramante, m verschillende werken, even-min; de kerk dello Spirito Santo van Brunelleschi te Florence, S. Andrea te Mantua van Alberti, hebben ook den (lozen) dekoratiekoepel vermeden. De Heer B. had daarvoor niet bij dea S. Marco (v. Venetië) te rade moe ten gaan. Daar behoeft men de ko^struktie niet te leeren. Hoe 't zij het Iaat mij onverschillig, of da Heer 15. mijne meeningeu deelt; maar liet doet mij leed voor mij, dat liij mijne welgezindheid in i wijtëi heeft getrokken, voor hem, dat hij inij onbeieefdheden zegt. Dit tijdperk, meende ik, Lobben wij achter den mor. De Haagschij Ten-toon-stelling heeft al veel aandacht getrokken. Noch tans wil ik mijne schuld aan haar kwijten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl