Historisch Archief 1877-1940
No. 366
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
schaafde vrouw met een fijn- en volbesnaard gemoed, komt ons zoo vol
komen en zoo waar voor. dat wjj den pseudoniem Fiore Della Neve voor
dien eener vrouw zouden honden, indien niet de mare ons het anders
had geleerd. Een tiental brieven vata eene getrouwde vrouw aan eene
Vriendin uit hare jeugd, wat kunnen zij voor nieuws of belangrijks
meedeelen? Niets anders, niets meer, maar ook niet minder dan de schilde
ring van een vrouwenleven, dat schipbrèek leed naar geest en hatt en de
reddingsplank, die tot geluk en bevrediging kon leiden, van zich stiet,
omdat het aannemen gepaard zou gaan met opoffering van beginselen,
die haar dierbaar waren, met het toegeven aan eene neiging, die zij zwak
heid oordeelde, met het verloochenen van een strengheid, die z\j plicht achtte.
Constance is naar het oordeel der wereld gelukkig en benijdbaar; ze is
de vrouw van een geacht advocaat, een humaan, gezellig mensch, van
iemand die rijk ia en geestig, knap en schitterend in gezelschap. En
waarlijk, zijn geest en vernuft, ze zijn niet alleen voor vreemden; aan het
ontbijt, tusschen de couranten door, aan tafel, soms als hij tijd heeft
onder-de thee hoort zij al het nieuws, al wat raardigs of belangsrijks in de
stad of in de practijk is gebeurd. Wat wil z\j dan meer V Liefde wil zij
en dite ontbrak aan haar geluk. Alt$d, iëderen dag en iederen avond is
er zitting, ? of conferentie, of dit te schrijven of dat te bespreken, of eene
kiesvéreeniging te leiden en zij is alleen in hare vergulde bonbonnière,
alleen1 met vriendinnen' en kennissen, alleen aan tafel, alleen altijd en
overal. Wel treurig" voor haar, wier méisjësdroomen vol waren van zelf
opofferende liefde en onbegrensde trouw!
Hoe goed wist dat de vriendin, aan wie zij hare Drieven schrijft en
voor Wia zij hstar gemoed blootlegt. Afleiding en verstrooiing heeft deze
aangeraden, ook nuttige bezigheid, om hare gedachten af te leiden van
baar. zelve; maar Constance weet, dat het haar niet gelukkiger zou
maken, dat zij geen vergeten zoekt, geen verslijten van haar hart, maar
liefde, en z\j -herinnert hare gelukkig getrouwde vriendin, hoe deze ook
vroeger, toen nog geen. kind hare zorgen eischtèen toch haar man zijne
bezigheid had, gelukkig was door óver hem te peinzen; hoe die man te
huis komende, haar zooveel van zgfa zaken vertelde, als zij wilde weten,
haar, vroeg, of z$ aan hem gedacht had en hoe; met haar alles gevoelde
eu begreep, wat zij wilde zeggen ook zouder woorden en hoe elke
kleinigheid in haar heoid of hart voor hem eene zaak van belang was.
Niet waar, zoo was het?" schrijft Constance, en als het niet zoo was
geweest, zouden nu uw kinderen en uw huiselijke drukten u toch ook
geen voldoende troost zijn?" ' ". '
--,,---Natuurlijk gebeurt er wat te verwachten was. Het oude liedje herhaalt
zich: zij ontmoet iemand, die gelukkig zon ziju, als hij haar mocht toe
wijden, wat haar man haar onthoudt, zgn geheele hart. Iemand bij wien
zy, indien geen huwely'ksgelofte haar had gebonden, misschien zou hebben
kunnen vinden wat zij wenschte, volkomen uitwisseling van gedachten
en gemeenschap van alle gevoelens. Het is te Scheveningen. Hij had ge
reisd, had haar vroeger gekend, toen zij nog bijna een kind was, had
zijn jongensdroomen, voor haar onopgemerkt, aan haar gewijd en was
als een vroolijke, luchthartige adelborst op reis gegaan, om na eenige
terug te keeren, gedoopt door den ernst des levens. Het is hem aan te
zien dat hij het leven heeft leeren kennen, en als de jonge vrouw eenige
uren in zijn gezelschap heeft doorgebracht, komt zij er toe, om naar het
einde van haar Scheveningsch reisje te verlangen. Stond die wensch in
verband met hare zucht om zijn gevreesde tegenwoordigheid te mijden,
dan bleek die zucht ijdel, want op 'hun buitengoed teruggekeerd,
ontmoet zij dien man weder en weet, dat hij, om harentwille, in hun
dorp bij een zijner vrienden logeert en dat het beter ware, indien
hare schoonmoeder, die voor eenige weken haar gast is, er niet op had
aangedrongen, juist door dien jongen bezoeker de stilte van het
buitenleven te laten breken. Want weldra moet zij het zichzelve bekennen, dat
zij dien man liefheeft, maar daarbij denkt zij met verontwaardiging, hoe
hu haar beleedigt door zijne bezoeken en reeds alleen door zijne komst
in het dorp. Liefde zonder eenige hoop gaat zoo ver niet. Bus moest hij
een vernederende gedachte van haar hebben gehad, hij, die schandelijk
de vrouw- van een ander tot voorwerp zijner gedachten Durfde maken!
En toen z$ eens op een avondwandeling in het park dien man ontmoette
en hij haar van liefde durfde spreken, al volgde er terstond een woord
van afscheid, hoeveel heftiger zeu toen hare verontwaardiging nog zijn
geweest, indien zij had geweten,-dat hij in den waan verkeerde,hare
ververschyning in de beukenlaan te moeten toeschrijven aan de vervulling
zijner smeekbede, die hy haar per brief had doen toekomen. Dien brief ont
ving zjj echter bij toeval eerst den- volgenden morgen en ongeopend
?werd hy een prooi van de vlammen in den haard van de tuinkamer, waar
tegen de herfstkoude een vuurtje was aangelegd. Zoo scheen haar kalme
roman te eindigen en zoo kon zij de achting van zichzelve, van haar man
en van de wereld waardig blijven, maar ten koste van zooveel! Yan de
muziek, die haar aan hem zon doen denken, van de dichters, die haar
toefluisterden, wat zij niet moeht vernemen, van natuurgenot dat zoo
vaak van liefde spreekt; dat alles gaf zij op en daarbij herinnering en
toekomst beide.
Een half jaar later veranderen de uiterlijke omstandigheden der jonge
vrouw door den dood van haar man, in wien zij een krachtigen steun,
een welwillend vriend verloor, maar toch, als wij twee jaren later weder
een oog in hare brieven mogen slaan, verwondert het ons niet, daarin de
hoop op geluk langzaam te zien terugkeeren. Zij ziet den man terug, die
zoo diepen indruk op haar had gemaakt en de jaren, die hij weder in
den vreemde heeft doorleefd, hebben geene verandering in zijne gevoelens
gebracht, nog heeft hij haar lief, dat bemerkt zij bij de eerste ontmoeting;
zeker heeft hij behoefte, haar vergeving te vragen voor de haar vroeger
aangedane beleediging. Welnu, zij zal edelmoedig vergeven. De laatste
brief, dien wq van haar ter lezing krijgen, geeft ons echter niet het ver
haal eener gelukkige vereeniging; maar dat eener droeve schei
ding. En dat, hoewel zij zich had voorgenomen, toegeeflijk te zijn
voor zijn vergrijp, hem spoedig t« doen begrijpen, dat wat
vroeger met trots werd teruggewezen] nu genade kou vinden, ja_
haar volkomen gelukkig zou maken. Zij was echter met in de gelegen»
heid dat voornemen ten uitvoer te brengen; er verscheen geen boetvaar*
dige bij haar, wien het zoet was, te kunnen vergeven, geen beschroomde,
nog onder den indruk van zijn vergrijp, maar iemand, die, bjjna zeker
van ziju zegepraal, stout den strijd durfde wagen en zich de palm der
overwinning reeds zag wenken. Toen eerst, terwijl hij haar aaa .het ver»
ledene wilde herinneren, bemerkte zij, wat zijne dwaling geweest was
omtrent hare komst in het park, toen wist zij, waarom hg hare gedachten
naar dien tijd durfde terugleiden, maar toen ook kreeg zg de kracht,
dien man, dien zij liefhad, af te wijzen, omdat hij aan haar verleden had
durven twijfelen, en zij het huwelijksgeluk voor een zeer teedere plant
hield, die geen bloesem kan dragen, wanneer de wortel n gekwetst. Zij
gevoelde, wat Gustave Droz zegt in zyn Tristesses et Sown'res"; La
passion peut agiter deux ames sana les confondre, seuls Ie temps et
l'estime les confondent sans les agiter," en bovendien het verleden» moet
altijd als liefelijke herinnering levendig blijven, immers Ie diffieila
en ménage, c'est lorsqu'on n'est encore qu'amants, de ne pw perdre d«
vue qu'on pourra devenir ainis, et plus tard, lorsqu'on est anus, de «o
souvenir qu'on a téamants." T. J; v* H.
Wanda, door Onida. Uit het Engelsen, door Mevfi Vaa
Deventer-Buskea Huet. 8 dln. Haarlem, de Erven F. Bohn. 1884=.
Earakterschildering is hoofdzaak in dezen boeienden roman. De begaafde
schrijfster behandelt in Wanda een psychologisch probleem, waaraan
zeker weinige auteurs-zich zouden durven wagen. "'?
De held van het verhaal Yassia Kazan?ia de onechte en niet
erkende zoon van een Russischen vorst; na een avontuurlijke jeugd neemt
hy een adelleken naam aan, die hem niet toekomt, leidt een, niet zeer
ingetogen leven te Parijs, en huwt met de laatste telg van. een' rijk,
oudadellijk geslacht, zonder dat hy zijne bruid of zijne echtgenoote bekend
maakt met zijn waren naam. Toch weet de schrijfster ons zoote»! belang
stelling voor den pseudo-Markies de Sabran in te boezemen, dat de
lezer, die zich het nil humani. . . . herinnert, zich nog sterker tot hém
getrokken voelt, dan tot zijne gemalin, de edele, reine, maar Ook trotsche
en strenge Wanda. . .
Yassia Kazan heeft zijne vrouw hartelijk lief; maar daar hy Wanda't
karakter kent, is hij er van overtuigd, dat zijn geluk een einde zal npmea
op het oogenhlik, dat zij zijn gedrag doorgrondt. Hij verfoeit zijn zwak
heid, die hem tot leugen heeft verleid; er zijn oogeublikken, waarin hij
gelooft, dat Wanda zijne gade toch zou zijn geworden, als hij vóór zijn
huwelijk oprecht was geweest en evenwel blijft hij zwy'gei],Want hg
heeft er voor terug, met n woord het geluk zijner gade, dat sqjner
kinderen en dat van zich zelven te verwoesten.
Wanda bezit in hoogere mate de eigenschappen, die een vrouw eerbaar
en edel, dan die, welke haar beminnelijk maken. Voor hare omgeving ia
zij koud en trotsch, en het is misschien alleen haar man die weet, hoe
veel liefde in haar gemoed zetelt. Maar hesft zij haren echtgenoot ookflf
meer lief dan zich zelve, de adel van haar geslacht staat bg haar boveoaaB;
en als Yassia's bedrog aan het licht komt, kan zij de beleedigifig, haar
geslacht aangedaan, dan ook niet vergeven. ;
Roerend is het beschreven, hoe het oudste kind, een jongetje van tien
jaar, in stilte het huis zijner moeder verlaat om den gevluchten vader op
te zoeken en terug te brengen. De kleine Bela bereikt slechts gedeelte
lijk zijn doel; als de verzoening tusschen man en vrouw plaats heeft,
is Vassia stervende. ???
~Mevrouw van Deventer-Busken Huet heeft den roman die Verleden
jaar in het Engelsch verscheen in zuiver Nederlandsen, overgebracht.
'"
': BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN.
De 2e en 3e aflevering zijn verschenen van Mr. De V(ries)' Zn en Of»
den Schouwburg. De inhoud is als volgt: Parijsche Tooneelreclame.
Jau Albregt onder zijne kennissen. Yoltaire en de Pompadonr. Een
wandeling van de Nes naar het Leidsche Plein. Een Tcioneetynafliak."
Was ons oordeel over de Ie aflevering niet bijzonder gunstig,.tot ona
leedwezen moeten wij meedeelen, dat de 2e en Se aflev. (er niét
djgehjker op geworden zijn. Yoor de kennis van ons tooneel en onze acteur*
zijn de stukjes Jan Albregt onder zijne kennissen" en Een wandeling
van de Nes naar het Leidsche Plein" niet zonder belang. Of de schrijver
echter zijn doel bereikt en den lezer een hoogen dunk geeft' van
Albregt's geestigheid" betwijfelen wjj; verf in iemands hoed te smeren,
iemands kleeren te verstoppen, jenkpoeder onder de pruik van een
tooneelspeler te strooien dat alles zijn zaken, die wy met den naam van
kwajongensstreken zouden bestempelen. Albregt is er niet minder om,
dat hij aan dergelijke acteursaardigheden meedeed, maar men bewijst
geen grooten dienst aan een vriend", wanneer men die grappen bresd
uitmeet en ze dan uitgeeft voor geestigheden".
In Een Wandeling" zijn enkele, nu reeds ontslapen, acteurs zeep
goed gekarakteriseerd. '
Nog ne opmerking van anderen aard. Mr. De Y. schijnt zijn plan
plotseling te hebben gewijzigd. Lazen wij aan het slot van No. l, dat de
schrijver de laatste hand ging leggen aan Numero 2 van dit tijdschrift,"
thans heet het: dit geschrift (dat geen tydschrift is, al verschijnt
het op zekeren tijd)".... Waaraan mag die verandering wel zy'a toe te
schrijven?
De eerste aflevering ia verschenen van het prachtwerktnPfinaIVederifc
der Nederlanden en zgn Tijd", dour F. de Bas, kapitein van d«n
generalen staf (Schiedam, H. A. M. Roelants). Het werk zal bettaan Vit een
Inleiding (?Het Voorgeslacht") en zes boeken, die tot opschrift dragen:
1. Ouders (1787?1797). 2. De jeugd van Prins Frederifc (1797<-19ia>.
3. Eerste krijgsbedrijven (1813 entöl4). 4. Veldheer en Vowit (1815?136*$.
5. De Natter van bet-Hiw v«t raajj» X1849-1S81). fi. Ia tnrf»