Historisch Archief 1877-1940
M,'
'M.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
HO. 367
?voeging der compagnieën bij de oefeningen, in bescherming genomen.
Om den lezer den wensch van elk der beide schrijvers duidelijk te maksn,
is het noodzakelijk, kortelijk stil te staan Lij de regeling der oefeningen,
zooals die tegenwoordig bij de meeste korpsen is vastgesteld.
Zooals bekend is, ontvangen de miliciens, na hunne opkomst onder de
wapens, bataljonsgewijze verzameld, het eerste practische onderricht onder
de leiding van den Luitenant-adjudant; het eerste theoretische onderwijs,
benevens de opleiding in het schieten, onder toezicht van de officieren der
compagnie. Een bepaald verband bestaat tusscheu de beide onderwerpen
niet, althans niet rechtstreeks. Na de bewijzen geleverd te hebben van
voldoende, practische bedrevenheid in de uitvoering van cle elementaire
oefeningen in de gesloten en verspreide bewegingen, beginnen de oefenin
gen onder de leiding der compagnies-officieren. Zij strekken zich geheel of
gedeeltelijk uit over de compagnieschool, het voorschrift op het
tirailleeren, den velddienst, het schijfschieten, het schatten van afstanden,
de gymnastische oefeningen en den garnizoensdienst. De regeling van den
duur en de volgorde dier oefeningen geschiedt geheel door den
commandeerenden officier; van zelfstandige leiding der oefeningen door hen, die
daarvoor de verantwoordelijkheid dragen, is volstrekt geen sprake. liet
tableau beslist, geen afwijking daarvan is toegestaan; daarin ligt het
gansche plan dor opleiding, zoo het al een plan heeten mag. Aan nood
zakelijke herhalingen, waarin de kracht is gelegen voor alle practische op
leidingen, valt derhalve niet te denken.
De tijd voor compagnies-oefeningen is slechts zeer kort, te meer omdat
daarvan nog een deel wordt afgenomen voor de bataljons-oefeningen, die
n voor de najaars-manoeuvres, n voor de inspectie voor den
Divi>iegeneraal of den Inspecteur van het wapen, somtijds voor beiden, noodza
kelijk doorloopen moeten worden. Om het aantal compagnies-oefeningen
te vermeerdereu, wordt daarom ook des namiddags geëxerceerd. Ten einde
eoo weinig mogelijk kader hierbij te bezigen, worden twee of meer com
pagnieën samengevoegd, onder de leiding van enkele officieren, of wel van
den Lnitennr.t-adjudant.
In denzelfden geest geschieden de voorbereidende oefeningen van de
lichtingen militie, die voor de najaarsmanoeuvres onder de wapens komen.
Zijn deze manoeuvres achter ,den rug, dan gaat op practisch gebied alles
den winterslaap in. Yoor de officieren der compagnieën worden gedurende
den winter en een gedeelte van liet, voorjaar tal vo,n wetenschappelijke
bijeenkomsten bepaald. De aanraking tueschen officieren en manschappen
gaat voor het grootste deel verloren, wijl de practische oefeningen der
verecnigdc compagnieën een andermaal plaats vinden onder de leiding van
den mesrgenoemden adjudant of van een paar officieren, die bij toerbeurt
daarvoor worden aangewezen. In dezen toestand komt geen verandering,
totdat in de zomermaanden weder de compagniesoefeiangen met de geza
menlijke oude en nieuwe lichting aanvangen.
De nadeel en van deze geheel stelsellooze regeling worden op zeer
duidelijke wijze.door den kapitein Prins uiteengezet. De gelegenheid tot
kwijting der verantwoordelijkheid, die den compagnies- en bataljons-com
mandanten op de schouders is gelegd, 13 voor dezen ten eenemale onmo
gelijk ; zeer tot schade van den ijver, waarmede de opgelegde taak moet
volbracht worden. De practische geschiktheid der officieren vermindert
in dezelfde mate als het bezwaar stijgt, om de bruikbaarheid van Luite
nants en kapiteins voor den hoogeren rang te beoordcelen. Terwijl in
alie reglementen en voorschriften de eenheid der compagnie, als het
kleiuste«onderdeel, dat zelfstandig op het gevechtsveld optreedt, is gehul
digd, schijnt men zich bij de tcepassir g dier reglementen niet te hebben
kunnen losmaken van de verouderde tactische begrippen. Werd in de Napo
leontische oorlogen van hot verspreide gevecht slechts een spaarzaam gebruik
gemaakt en de hoofdkracht gelegd in den aanval eener gesloten
bataljonsmassa, sedert het overweldigende vuur der achterladers op het slagveld
oppermachtig den schepter zwaait, is de waarde van een voortgezette
splitsing steeds meer toegenomen, zoodat thans geen enkele gesloten troep,
sterker dan een compagnie, zich onder het oog des vijands durft wagen.
De vcordeelen ecner corepagniescolonne op hst gevechtsveld zijn dan ook
onbetwistbaar. Een groote mate van bewegelijkheid, dekking in het ter
rein, een zekere buigzaamheid tot het aannemen van allerlei vormen, ia
aansluiting met de voortdurende wijziging der gevechtsomstandigheden,
een gemakkelijke leiding der gesloten vuren, een zekere gevechtsvaardigheid
tegenover cavalerie, dit alles en nog meer wijst op de noodzakelijkheid,
om de oefeningen der compagnie tot den hoogsten trap van volmaaktheid
op te voeren, die alleen kan verkregen worden door een groot aantal
oefeningen van officieren en kader met de manschappen der eigen com
pagnie. Om dit doel te bereiken, wenscht de kapitein Prins de eenheid
en ondeelbaarheid der compagnie vóór alles te behouden. De degelijke
beschouwingen van dezen schrijver zijn voor de lezers van dit Weekblad
geen geheim meer, nadat Ares in No 364 een beoordeelend overzicht daar
van heeft gegeven. Onze bedoeling is dan ook geenszins het geschrift
van den Heer Prins op den voet te volgen, doch daaruit slechts enkele
gewichtige punten aan een nader onderzoek te onderwerpen.
Het is zeker een opmerkelijk feit, dat sinds tientallen van jaren de
oefeningen van een geheel wapen geheel in strijd met de bestaande regle
menten worden uitgevoerd. Ongetwijfeld moet voor deze handeling een
overwegende reden bestaan. In aanmerking genomen, dat ook voorheen
reeds meermalen op de verderfelijke werking cloor anti-reglementaire re
geling is gewezen, kan de oorzaak onmogelijk liggen in onkunde of licht
zinnigheid. Wij schrijven dan ook de hoofdoorzaak daarvan toe aan de
geringe vredesaterkte der compagnieën. De Heer Prins berekent de sterkte
der compagnieën, zooals deze thans uitrukken, van Mei tot October ge
middeld op 46, van October tot Mei op 23, en tijdens de herhalingsoefe
ningen op 79 manschappen. Volgens anderen echter, (zie Militair Blad
van 15 Juni 1884) bedraagt zij van October tot Mei in de garnizoenen
Delft, Haarlem, Breda en den Haag respectievelijk 15, 25, 20 en 18 man.
Met deze sterkte kan ongetwijfeld met behulp van lijntjes de Ie
afdeeling der compagniesschool, kunnen ook de pionnierdienst, de velddioust, het
schüfschieten, de garnizoensdienst en het schermen worden onderwezen.
Voor het tirailleeren echter, dat de Heer Prins eveneens compagniesgewijze
wil doen uitvoeren, is het bepaald noodzakelijk, dat de compagnieën ster
ker zijn. Hoe «il de geachte S. de oefening met een soutien doen plaats
hebben, als slechts n groep, hoogstens twee of drie zwakke groepen
aanwezig zijn?
Een groot bezwaar, ook bij de overige oefeningen, blijft nog altijd de
geringe sterkte der afdeelingen. Wij houden deze omstandigheid bepaald
nog steeds voor de zwakke zijde van dit stelsel. Zelfs de kapitein, die
met den meesten lust en een groote hoeveelheid plichtsgevoel is bezield,
kan zich op den duur met zijn 2 of 3 luitenants niet tevreden gevoelen
bij den geringen werkkring, die hem is opgedragen. En dit zal te meer
het geval wezen, naarmate de vooruitzichten op bevordering en op ver
betering van den materieelen toestand der officieren steeds duisterder
worden. Wel zegt de Heer Prins in zijne eenigszins overdreven voorliefde
voor zijn stelsel, dat noch verdubbeling van tractement, noch verbetering
van de promotie ia staat zullen zijn, om de heerschende malaise" onder
het officierskorps weg te nemen. Met nadruk moeten wij er echter op
wijzen, dat invoering van het stelsel der compagniesoefeningen, gepaard
met groote zelfstandigheid der compagniescommandanten, leiden zal tot
een veel drukker werkkring. Het onrecht den subalternen officier aan
gedaan, door hem een kommervol leven zonder vooruitzichten te laten
leiden, zal er te sterker om gevoeld worden. Wij hadden daarom gewenscht,
dat de Heer Prins, die onder zeer gunstige omstandigheden zijn militaire
loopbaan gedeeltelijk heeft afgelegd, ook een open oog getoond had voor
deze zijdo van het onderwerp, dnor duidelijk te doen uitkomea, dat,
sonder wijziging van den materieelen toestand der officieren, het stelsel
ongetwijfeld voor een groot deel schipbreuk moet lijden.
De middelen, die de geachte S. aanwijst tot verhooging van de getal
sterkte der compagnieën, welke reeds gedeeltelijk worden toegepast, kun
nen eenige verbetering aanbrengen, doch afdoende zijn zij bij verre niet
De contiagents-verhooging met 2700 man geeft de compagnieën een ver
rnesrdering van 15 man. Dit middel, gepaard aan een verlenging var
diensttijd, zooa's Ares terecht voorstelt, zou kunnen leiden tot een mi
nimum sterkte der compagnieën. Men vergete intusschen niet, dat beide
maatregelen tot een aanmerkelijke verhooging van het budget zullen
leiden, een omstandigheid, die op ongelukkige wijze samenvalt met den
geldnood der schatkist. Wij zouden daarom raden, dat men zich
bijeventueele invoering van het stelsel van de volkomen medewerking der offi
cieren verzekere door hunne positie op afdoende wijze te verbeteren, door
den inwendigen dienst voor hen niet noodeloos te verzwaren en doorliet
stelsel niet onmiddellijk tot in zijn uiterste consequentie in te voeren. In
dit laatste opzicht verschillen wij opnieuw met den geachten S., die zich
hier weder in zijn ijver voor het stelsel te ver laat voeren. In aansluiting
met hetgeen door den heer MoerleeJc in het Militair Blad van 15 Juni,
ten opzichte van de oefening der rekruten onder den luitenant-adjudant
is opgemerkt, zouden ook wij niet geneigd zijn, te breken met d ze oefe
ning waarin methode, verantwoordelijkheid en onderzoek aan het einde,
gepaard met volkomen zelfstandigheid van den leider, over het geheel
genomen tot uitstekende resultaten hebben geleid. Bovendien is het niet
goed gezien de officieren op eenmaal met practische oefeningen te over
laden, ook met het oog op het noodzakelijk bestaan van eenigen vrijen
tijd voor eigen stuJie.
Alvorens wij deze beschouwingen omtrent het voorstel-Pr/«S eindigen,
moeten wij nog opmerken, dat de geachte S. weder te ver gaat, als hij
de geringe oefening der manschappen bovenal toeschrijft aan de methode.
Geen methode kan in de verste verte vergoeden, wat door geringe ont
wikkeling der militie en te jeugdig kader ivordt bedorven. Naast het
stelsel van zelfstandige compagnies- en bataljonsoefeningen staat dat van
den heer de Meester.
Na al liet voorgaande kunnen vrij omtrent dit voorstel kort zijn. In den
geest van de dienstregeling bij het Instructie-Bataillon wenscht de heer
de Meester bataljonsgewijze de exercitiën, het schoolonderwijs, het onder
richt in de reglementen (gymnastiek en schermen daaronder begrepen)
en eindelijk dat in het schijfschieten elk onder een kapitein en het noodig
getal luitenants, vooraf daartoe aangewezen, te doen uitvoeren. Aan de
hoofden der dienstvakken moet de noodige zelfstandigheid worden ge
laten. Verdeeling van arbeid ligt alzoo ten grondslag van dit stelsel.
Officieren en kader kunnen zich op do hoogte stellen van hun eigen taak;
zij hebben steeds het toezicht over een troep, die in overeenstemming is
met hun positie. Daartegenover staat echter, dat het compagniesverband
bij de oefeningen verloren gaat. dat de practische bruikbaarheid vermin
dert Tan officieren en kader, niet bij de practijk werkzaam, zelfs bij be
hoorlijke omwisseling. Officieren en minderen learen elkander niet zoo
goed kennen als in het stelsel der compagniesoefeningen.
Met dit stelsel trouwens ook met het voorstel Prins is het mo
gelijk en noodzakelijk de verhouding van het aantal Kapiteins en
beroepsluitenants door aanzienlijke vermindering der laatsten te wijzigen, waardoor
de materieele en promotie-vooruitzichten verbeterd kunnen worden.
Aan het eind van onze beschouwingen gekomen, drukken wij den wensch
uit, dat de Regeericg zich spoedig voor een van beide stelsels beslisse.
Zooals de oefeningen thans zijn ingericht, is geen stelsel te herkennen,
en daalt de zelfstandigheid der infanterie-officieren voortdurend. Daaraan
moet een einde komen. Gelukkig zijn er voorteekenen, die op de kans
van vooruitgang wijzen. Van meer dan ne zijde toch vernamen wij, dat
een nieuwe Instructie op de oefeningen der infanterie in bewerking is. 1)
Gaat deze gepaard met verbeteringen in de positie der officieren, dan is
reeds veel gedaan, om ons hoofdwapen beter voor zijn taak geschikt te
maken.
Cambreaux.
1) De hier bedoelde instructie, waarin het stelsel van compagnies oefeningen wordt
gehuldigd, ie reeds door den Inspecteur der Infanterie gegeven. Volgens bekomen
inlichtingen, laat echter de daarop gebaseerde regeling der oefeningen bij enkele
korpsen zeer veel te weideeen over. (fiad.)