De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 6 juli pagina 10

6 juli 1884 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

M,' 'M. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. HO. 367 ?voeging der compagnieën bij de oefeningen, in bescherming genomen. Om den lezer den wensch van elk der beide schrijvers duidelijk te maksn, is het noodzakelijk, kortelijk stil te staan Lij de regeling der oefeningen, zooals die tegenwoordig bij de meeste korpsen is vastgesteld. Zooals bekend is, ontvangen de miliciens, na hunne opkomst onder de wapens, bataljonsgewijze verzameld, het eerste practische onderricht onder de leiding van den Luitenant-adjudant; het eerste theoretische onderwijs, benevens de opleiding in het schieten, onder toezicht van de officieren der compagnie. Een bepaald verband bestaat tusscheu de beide onderwerpen niet, althans niet rechtstreeks. Na de bewijzen geleverd te hebben van voldoende, practische bedrevenheid in de uitvoering van cle elementaire oefeningen in de gesloten en verspreide bewegingen, beginnen de oefenin gen onder de leiding der compagnies-officieren. Zij strekken zich geheel of gedeeltelijk uit over de compagnieschool, het voorschrift op het tirailleeren, den velddienst, het schijfschieten, het schatten van afstanden, de gymnastische oefeningen en den garnizoensdienst. De regeling van den duur en de volgorde dier oefeningen geschiedt geheel door den commandeerenden officier; van zelfstandige leiding der oefeningen door hen, die daarvoor de verantwoordelijkheid dragen, is volstrekt geen sprake. liet tableau beslist, geen afwijking daarvan is toegestaan; daarin ligt het gansche plan dor opleiding, zoo het al een plan heeten mag. Aan nood zakelijke herhalingen, waarin de kracht is gelegen voor alle practische op leidingen, valt derhalve niet te denken. De tijd voor compagnies-oefeningen is slechts zeer kort, te meer omdat daarvan nog een deel wordt afgenomen voor de bataljons-oefeningen, die n voor de najaars-manoeuvres, n voor de inspectie voor den Divi>iegeneraal of den Inspecteur van het wapen, somtijds voor beiden, noodza kelijk doorloopen moeten worden. Om het aantal compagnies-oefeningen te vermeerdereu, wordt daarom ook des namiddags geëxerceerd. Ten einde eoo weinig mogelijk kader hierbij te bezigen, worden twee of meer com pagnieën samengevoegd, onder de leiding van enkele officieren, of wel van den Lnitennr.t-adjudant. In denzelfden geest geschieden de voorbereidende oefeningen van de lichtingen militie, die voor de najaarsmanoeuvres onder de wapens komen. Zijn deze manoeuvres achter ,den rug, dan gaat op practisch gebied alles den winterslaap in. Yoor de officieren der compagnieën worden gedurende den winter en een gedeelte van liet, voorjaar tal vo,n wetenschappelijke bijeenkomsten bepaald. De aanraking tueschen officieren en manschappen gaat voor het grootste deel verloren, wijl de practische oefeningen der verecnigdc compagnieën een andermaal plaats vinden onder de leiding van den mesrgenoemden adjudant of van een paar officieren, die bij toerbeurt daarvoor worden aangewezen. In dezen toestand komt geen verandering, totdat in de zomermaanden weder de compagniesoefeiangen met de geza menlijke oude en nieuwe lichting aanvangen. De nadeel en van deze geheel stelsellooze regeling worden op zeer duidelijke wijze.door den kapitein Prins uiteengezet. De gelegenheid tot kwijting der verantwoordelijkheid, die den compagnies- en bataljons-com mandanten op de schouders is gelegd, 13 voor dezen ten eenemale onmo gelijk ; zeer tot schade van den ijver, waarmede de opgelegde taak moet volbracht worden. De practische geschiktheid der officieren vermindert in dezelfde mate als het bezwaar stijgt, om de bruikbaarheid van Luite nants en kapiteins voor den hoogeren rang te beoordcelen. Terwijl in alie reglementen en voorschriften de eenheid der compagnie, als het kleiuste«onderdeel, dat zelfstandig op het gevechtsveld optreedt, is gehul digd, schijnt men zich bij de tcepassir g dier reglementen niet te hebben kunnen losmaken van de verouderde tactische begrippen. Werd in de Napo leontische oorlogen van hot verspreide gevecht slechts een spaarzaam gebruik gemaakt en de hoofdkracht gelegd in den aanval eener gesloten bataljonsmassa, sedert het overweldigende vuur der achterladers op het slagveld oppermachtig den schepter zwaait, is de waarde van een voortgezette splitsing steeds meer toegenomen, zoodat thans geen enkele gesloten troep, sterker dan een compagnie, zich onder het oog des vijands durft wagen. De vcordeelen ecner corepagniescolonne op hst gevechtsveld zijn dan ook onbetwistbaar. Een groote mate van bewegelijkheid, dekking in het ter rein, een zekere buigzaamheid tot het aannemen van allerlei vormen, ia aansluiting met de voortdurende wijziging der gevechtsomstandigheden, een gemakkelijke leiding der gesloten vuren, een zekere gevechtsvaardigheid tegenover cavalerie, dit alles en nog meer wijst op de noodzakelijkheid, om de oefeningen der compagnie tot den hoogsten trap van volmaaktheid op te voeren, die alleen kan verkregen worden door een groot aantal oefeningen van officieren en kader met de manschappen der eigen com pagnie. Om dit doel te bereiken, wenscht de kapitein Prins de eenheid en ondeelbaarheid der compagnie vóór alles te behouden. De degelijke beschouwingen van dezen schrijver zijn voor de lezers van dit Weekblad geen geheim meer, nadat Ares in No 364 een beoordeelend overzicht daar van heeft gegeven. Onze bedoeling is dan ook geenszins het geschrift van den Heer Prins op den voet te volgen, doch daaruit slechts enkele gewichtige punten aan een nader onderzoek te onderwerpen. Het is zeker een opmerkelijk feit, dat sinds tientallen van jaren de oefeningen van een geheel wapen geheel in strijd met de bestaande regle menten worden uitgevoerd. Ongetwijfeld moet voor deze handeling een overwegende reden bestaan. In aanmerking genomen, dat ook voorheen reeds meermalen op de verderfelijke werking cloor anti-reglementaire re geling is gewezen, kan de oorzaak onmogelijk liggen in onkunde of licht zinnigheid. Wij schrijven dan ook de hoofdoorzaak daarvan toe aan de geringe vredesaterkte der compagnieën. De Heer Prins berekent de sterkte der compagnieën, zooals deze thans uitrukken, van Mei tot October ge middeld op 46, van October tot Mei op 23, en tijdens de herhalingsoefe ningen op 79 manschappen. Volgens anderen echter, (zie Militair Blad van 15 Juni 1884) bedraagt zij van October tot Mei in de garnizoenen Delft, Haarlem, Breda en den Haag respectievelijk 15, 25, 20 en 18 man. Met deze sterkte kan ongetwijfeld met behulp van lijntjes de Ie afdeeling der compagniesschool, kunnen ook de pionnierdienst, de velddioust, het schüfschieten, de garnizoensdienst en het schermen worden onderwezen. Voor het tirailleeren echter, dat de Heer Prins eveneens compagniesgewijze wil doen uitvoeren, is het bepaald noodzakelijk, dat de compagnieën ster ker zijn. Hoe «il de geachte S. de oefening met een soutien doen plaats hebben, als slechts n groep, hoogstens twee of drie zwakke groepen aanwezig zijn? Een groot bezwaar, ook bij de overige oefeningen, blijft nog altijd de geringe sterkte der afdeelingen. Wij houden deze omstandigheid bepaald nog steeds voor de zwakke zijde van dit stelsel. Zelfs de kapitein, die met den meesten lust en een groote hoeveelheid plichtsgevoel is bezield, kan zich op den duur met zijn 2 of 3 luitenants niet tevreden gevoelen bij den geringen werkkring, die hem is opgedragen. En dit zal te meer het geval wezen, naarmate de vooruitzichten op bevordering en op ver betering van den materieelen toestand der officieren steeds duisterder worden. Wel zegt de Heer Prins in zijne eenigszins overdreven voorliefde voor zijn stelsel, dat noch verdubbeling van tractement, noch verbetering van de promotie ia staat zullen zijn, om de heerschende malaise" onder het officierskorps weg te nemen. Met nadruk moeten wij er echter op wijzen, dat invoering van het stelsel der compagniesoefeningen, gepaard met groote zelfstandigheid der compagniescommandanten, leiden zal tot een veel drukker werkkring. Het onrecht den subalternen officier aan gedaan, door hem een kommervol leven zonder vooruitzichten te laten leiden, zal er te sterker om gevoeld worden. Wij hadden daarom gewenscht, dat de Heer Prins, die onder zeer gunstige omstandigheden zijn militaire loopbaan gedeeltelijk heeft afgelegd, ook een open oog getoond had voor deze zijdo van het onderwerp, dnor duidelijk te doen uitkomea, dat, sonder wijziging van den materieelen toestand der officieren, het stelsel ongetwijfeld voor een groot deel schipbreuk moet lijden. De middelen, die de geachte S. aanwijst tot verhooging van de getal sterkte der compagnieën, welke reeds gedeeltelijk worden toegepast, kun nen eenige verbetering aanbrengen, doch afdoende zijn zij bij verre niet De contiagents-verhooging met 2700 man geeft de compagnieën een ver rnesrdering van 15 man. Dit middel, gepaard aan een verlenging var diensttijd, zooa's Ares terecht voorstelt, zou kunnen leiden tot een mi nimum sterkte der compagnieën. Men vergete intusschen niet, dat beide maatregelen tot een aanmerkelijke verhooging van het budget zullen leiden, een omstandigheid, die op ongelukkige wijze samenvalt met den geldnood der schatkist. Wij zouden daarom raden, dat men zich bijeventueele invoering van het stelsel van de volkomen medewerking der offi cieren verzekere door hunne positie op afdoende wijze te verbeteren, door den inwendigen dienst voor hen niet noodeloos te verzwaren en doorliet stelsel niet onmiddellijk tot in zijn uiterste consequentie in te voeren. In dit laatste opzicht verschillen wij opnieuw met den geachten S., die zich hier weder in zijn ijver voor het stelsel te ver laat voeren. In aansluiting met hetgeen door den heer MoerleeJc in het Militair Blad van 15 Juni, ten opzichte van de oefening der rekruten onder den luitenant-adjudant is opgemerkt, zouden ook wij niet geneigd zijn, te breken met d ze oefe ning waarin methode, verantwoordelijkheid en onderzoek aan het einde, gepaard met volkomen zelfstandigheid van den leider, over het geheel genomen tot uitstekende resultaten hebben geleid. Bovendien is het niet goed gezien de officieren op eenmaal met practische oefeningen te over laden, ook met het oog op het noodzakelijk bestaan van eenigen vrijen tijd voor eigen stuJie. Alvorens wij deze beschouwingen omtrent het voorstel-Pr/«S eindigen, moeten wij nog opmerken, dat de geachte S. weder te ver gaat, als hij de geringe oefening der manschappen bovenal toeschrijft aan de methode. Geen methode kan in de verste verte vergoeden, wat door geringe ont wikkeling der militie en te jeugdig kader ivordt bedorven. Naast het stelsel van zelfstandige compagnies- en bataljonsoefeningen staat dat van den heer de Meester. Na al liet voorgaande kunnen vrij omtrent dit voorstel kort zijn. In den geest van de dienstregeling bij het Instructie-Bataillon wenscht de heer de Meester bataljonsgewijze de exercitiën, het schoolonderwijs, het onder richt in de reglementen (gymnastiek en schermen daaronder begrepen) en eindelijk dat in het schijfschieten elk onder een kapitein en het noodig getal luitenants, vooraf daartoe aangewezen, te doen uitvoeren. Aan de hoofden der dienstvakken moet de noodige zelfstandigheid worden ge laten. Verdeeling van arbeid ligt alzoo ten grondslag van dit stelsel. Officieren en kader kunnen zich op do hoogte stellen van hun eigen taak; zij hebben steeds het toezicht over een troep, die in overeenstemming is met hun positie. Daartegenover staat echter, dat het compagniesverband bij de oefeningen verloren gaat. dat de practische bruikbaarheid vermin dert Tan officieren en kader, niet bij de practijk werkzaam, zelfs bij be hoorlijke omwisseling. Officieren en minderen learen elkander niet zoo goed kennen als in het stelsel der compagniesoefeningen. Met dit stelsel trouwens ook met het voorstel Prins is het mo gelijk en noodzakelijk de verhouding van het aantal Kapiteins en beroepsluitenants door aanzienlijke vermindering der laatsten te wijzigen, waardoor de materieele en promotie-vooruitzichten verbeterd kunnen worden. Aan het eind van onze beschouwingen gekomen, drukken wij den wensch uit, dat de Regeericg zich spoedig voor een van beide stelsels beslisse. Zooals de oefeningen thans zijn ingericht, is geen stelsel te herkennen, en daalt de zelfstandigheid der infanterie-officieren voortdurend. Daaraan moet een einde komen. Gelukkig zijn er voorteekenen, die op de kans van vooruitgang wijzen. Van meer dan ne zijde toch vernamen wij, dat een nieuwe Instructie op de oefeningen der infanterie in bewerking is. 1) Gaat deze gepaard met verbeteringen in de positie der officieren, dan is reeds veel gedaan, om ons hoofdwapen beter voor zijn taak geschikt te maken. Cambreaux. 1) De hier bedoelde instructie, waarin het stelsel van compagnies oefeningen wordt gehuldigd, ie reeds door den Inspecteur der Infanterie gegeven. Volgens bekomen inlichtingen, laat echter de daarop gebaseerde regeling der oefeningen bij enkele korpsen zeer veel te weideeen over. (fiad.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl