De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 13 juli pagina 11

13 juli 1884 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

' Ho. 368 _ dierbaar was ik weet thans waarom, ik gevoel het, doch waag niet het uit te spreken. En nog is er iets, dat ik weet en niet waag uit te spreken, omdat het eene schaamteloozo vermetelheid zou zijn dat thans te doen. Hoe zoudt gij mij ook kunnen ge looven, al waagde ik te spreken, al wildet gij mij aaahoorenl Ach, waarom is het mij thans eerst duidelijk? Waarom vallen mij thans eerst de schellen van de oogen? Het was jammerlijke onzin, krankzinnige waan, alles wat ik u ooit over de achting voorpreekte; het was ijdele verblinding «te gelooven, dat liefde dwaasheid is: ik weet thans, dat ik de liefde nooit gekend heb. Ik spreek niet van vergeven; ik vraag slechts, of gij in staat zoudt zijn mijnen aanblik te verdragen? Nu ik weet, dat ik mij uit mijne eigene woning heb gebannen, drijft mijn hart er mij met onweerstaanbaar geweld heen. O, als gij toch besluiten kondet mij te laten wederkeeren, gij, die toch mijne vrouw zijt, ook voor God, al weigerde ik u den zegen van zijnen dienaar! O, als gij nog eenmaal de proef met mij wildet nemen! Wanneer gij deze regels leest, hen ik dicht in uwe nabijheid. O, geef mij een teeken dat gij mij niet verstoot, laat van uit de opening in den gevel dat signaal mij tegenwapperen, hetwelk onlangs met het regenachtige weer. . . ." Zij sprong op, liep naar de commode, trok een lade open en nam er een arm vol luiers uit. Een blik op de wieg het kind sliep rustig. Toen vloog zij naar boven, naar den zolder. Zij opende het luik en keelt naar buiten. Niemand te zien. Zij guade zich geen tijd om eerst een touw te spannen, maar nam een paar der doeken en wuifde er mede naar buiten. Hij, wien het teeken gold, moest zich ongetwijfeld zeer dicht in de buurt hebben opgehouden, want reeds na eenige oogenblikken klonken er haastige schreden op de zoldertrap. Zij keerde zich om en daar stond hij voor haar, zonder de oogen tot haar te durven opslaan. >Hebt gij mijnen brief gelezen? stamelde hij. Zij lette er niet op, dat die vraag eigenlijk volkomen overbodig was. » Ja", zeide zij ademloos, »neèn niet geheel, slechts tot zoo ver, waar gij vroegt, of ik tot teeken.. . " O, had hem toch tot het einde toe gelezen,'' zeide hij neer slachtig; »dan wist ge thans alles, wat ik te zeggen heb. Toen ik dat kleedje zag, dat gij niet aan die arme vrouw wildet afstaan, omdat het u herinnerde. . . . omdat hat u lief was; en hetwelk ge nu toch hebt weggegeven, hebt laten ontwijden, om mij op het rechte oogenblik te herinneren aan datgene, wat ik nooit vergeten mocht, toen dacht ik: deze engel van eens vrouw, aio alles voor u ten offer brengt, die zonder zich een enkel hard woord te laten ontvallen. . .'' »Hee»," riep zij, »ik laat u niet uitspreken! Geen woord meer. Het doet mij pijn te moeten aanhooren, hoe gij mij prijst, terwül IIÊ£ toch niet alles waar is." Zij sloeg de armen om zijn hals en sloot zijn mona met kussen, als het mogelijk, Mathilde, kunt gij mij vergeven?" bracht hij stamelend uit. ^Spreek zoo niet," antwoordde zij. »Ik ben volstrekt niet gelijk gij mrj voorstelt, niet zoo goed, zoo zacht; Ik heb bet in toorn ggdaaa, in blinde jaloezie. Als hij mij dan in het geheel niet lief heeft, dacht ik, als hij een ander naloopt en ik mij met zijne achting alleen moet tevreden stellen, dan wil ik die japon uit jBijne oogen verwijderen, en uit mijn hart datgene wat mij aan dat kleed hecht. Dan mag zij het hebben, die hem beter bevalt dan ik." aO?zwijg!" riep hij. s Beter bevalt! Als gij wist, hoe weinig iehagen ik vond in die dwaasheid, die ik toch beging. En daar bij dat gevoel voor u! Het is mij onbegrijpelijk. Ach, had toch het licht vroeger voor mij geschenen, dat thans voor mij is op gegaan. Maar zooals het nu was En voor zulk een mensch gevoeldet gij nog jaloezie ? O, kind, kind je moet verblind geweest zijn i" Hij zonk voor haar op de knieën neder. Zij wilde hem oprichten, maar hij rukte zich eensklaps los, en snelde de trap pen af. Ontsteld volgde zij hem, de luiers in der haast bijeen pakkend. Zij vond hem in de slaapkamer, zeer rood en verlegen met den kleinen jongen op den arm. >Ik had hem hooren schreien," zeide hij als om zich te verontschuldigen, «gij ook niet?'' Innige vreugde vervulde haar hart; en terwijl zij vroolijk lachend tegen het kind in de handen klapte, schoten hare oogen vol tranen. De dienstmaagd klopte en kondigde bezoek aan; te zamen gin gen Frits en Mathilde naar het salon. Hier trad Josef Grasberger hem te gemoet. «Mevrouw, iprak hij en boog en rekte zijn hals in de wonderlijkste wrongen, hier breng ik u ik ben zoo vrij u mijne bruid voor te stellen." En de bruid boog en zag er waarlijk niet onaardig uit, blozend van vreugd en van verlegenheid i. i .jij'ji"!!!"A<wi^ Mathilde was den onwillekeurigen grondlegger van haar nieuw geluk veel te dankbaar dan dat zij boos op hem had kunnen zijn^ en verwelkomde de bruid op het hartelijkst. En haar man, ja waarlijk, hij moest vermoeden hoe het in zijn werk was gegaan, want hij trad op Jozef toe, reikte hem de hand en zeide veel beteekenend: »Dat heb je goed gedaan, oude jongen, ik dank je." ^ Men noodigdêhet paar uit om te blijven eten. Jozef deed de' niet zeer fijngevoelige mededeeling, dat zijne bruid eerst volstrekb niet van een huwelijk zonder kerkelijke ceremonie had willen weten, maar dat, nu zij bemerkt had, hoe zij te kiezen had tussehen hem en den dominee, zij den dominéhad laten varen en zonder; voorwaarden haren bruigom was gevolgd. Zij tikte hem voor t deze uitweiding op de vingers. ? ?'- C Frits was stil en in zich zelven gekeerd. Na het eten zeide hij, \ dat hij noodzakelijk uit moest, maar spoedig zou terugkomen. ',' sik kan het waarlijk niet helpen, kind, zeidöhij tegen zijno "* vrouw, die hem buiten de kamer was gevolgd, »ik moet eenige oogenblikken alleen zijn om aan mijn geluk te leeren gelooven.'* B Ja, zoo zijt gij lieden," antwoordde zij schertsend. »Ik mag voor gastvrouw spelen, terwijl het mij toch even goed als u ' genoegen zou doen in de eenzaamheid te leeren gelooven.'' Hij hief zijne handen smeekend tot haar op, en zii lachte hem vroolijk toe. "?-*"?" Na verloop van een uur kwam hij terug en was vroolijk en spraakzaam. Toen de jongelui over heengaan spraken, sloeg hij voor gezamenlijk nog eene kleine wandeling te doen. liet rijtuig kon dan langzaam volgen, meende hij. Mathilde was verwonderd. Ik geloof zoo waar, dat hij bang is met mij alleen te zijn. Hij zal zich toch niet verbeelden, dat UB hem eene uitvoerige biecht wil afnemen?" Zij wandelden den straatweg langs, die naar het naburige dorp voerde. Grasberger en zijne aanstaande vrouw vooraan, Frits en Mathilde iets langzamer achter hen. In het eerst zweeg Frits, doch ktoen het paar voor hem ver genoeg verwijderd was om het gesprekniet te hooren, begon hij: »0nze kleine jongen moet nu toch,. eindelijk gedoopt worden. Maar hoe kunnen wij voor het kiad den zegen komen vragen, dien wij voor ons zelven niet veriangden? O, dio verfoeielijke waanwijsheid van mij! Ik kan mij niet begrij pen, hoe ik u den troost van eene kerkelijke huwelijksinzegening, heb kunnen weigeren. Wat zou ik er niet voor geven, waaneer er nu een woorJ van wijding over onze hoofden mocht worden ui''>-:r::'3;;,.;i, «i ii; uit eb vclheid vaa mijn hart »ja" op do mij vooi'golcrjdüvragen mocht antwoorden." Zij zuchiLo en zeitle ontroerd: »Je spreekt thans zelf dat woord van whfliï'g uit. Overigens, voegde zij, terwijl zij bloosde, ep zacht bij, »liöb ik geleerd aan het gesproken woord geen al te groote waarde te hechten, 't Is de stemming van een voorbijgaand oogenblik.'' Onder zulke gesprekken waren zij in het dorp gekomen. Gras berger en zijne bruid hadden, om op de achterblijvers te wachten, voor de kleine Gothische kerk post gevat, en keken naar eene bijbelsche voorstelling boven de deur, welke aan Jozef een paap laffe geesligheden ontlokte. »Dat gteekent nog uit de vijftiende eeuw, juffrouw", sprak Frits tot de bruid. »In de kerk kan ik u nog eene andere merk waardigheid aantoonen, een zeer modern stuk, dat gij voorzeker stichtelijk zult vinden, en ook uwen bruidegom niet onmerkwaar dig zal toeschijnen." Grasberger haalde zijn horloge uit, maar de jonge dame vertlaarde gaarne te willen binnentreden. De avondzon verlichtte vroclijk de nederige dorpswoningen en deed de vensters schitteren. Een zachte wiad streek over de velden en voerde een geur van vcrsch gemaaid gras met zich. Frits opende- de kerkdeur en trad het eerst binnen. »Dominee," sprak hij tot den predikant, die ra zijne toga de bezoekers tegemoet trad, »hier zijn wij voor de trouwplechtigheid." En hij nam zijne verbaasde vrouw bij de hand ea voerde haar voor den predikstoel. Ds predikant beklom het gestoelte en hield eene kleine toespraak* in eenvoudige, maar hartelijke en goed gekozen woorden. Frits stond met opgerichten hoofde en staarde met eenen verheerlijkten blik naar den vroolijken, zonnigen herfsthemel. Mathilde hield hare oogen op den grond gevestigd, zoodat men de uitdrukking van haar gelaat niet zien kon. Gedurende de geheele korte handeling maakte Grasberger do; wonderlijkste bewegingen met zijn hals, en ergerde zijne bruid door niet een enkele maal naar haar te kijken. Zij had hem zoj) gaarne veelheteekenend toegeknikt. De plechtigheid was afgcloopcn, en do kleine .gemeente had d_S

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl