Historisch Archief 1877-1940
' Ho. 368 _
dierbaar was ik weet thans waarom, ik gevoel het, doch waag
niet het uit te spreken. En nog is er iets, dat ik weet en niet
waag uit te spreken, omdat het eene schaamteloozo vermetelheid
zou zijn dat thans te doen. Hoe zoudt gij mij ook kunnen ge
looven, al waagde ik te spreken, al wildet gij mij aaahoorenl
Ach, waarom is het mij thans eerst duidelijk? Waarom vallen mij
thans eerst de schellen van de oogen? Het was jammerlijke onzin,
krankzinnige waan, alles wat ik u ooit over de achting voorpreekte;
het was ijdele verblinding «te gelooven, dat liefde dwaasheid is:
ik weet thans, dat ik de liefde nooit gekend heb.
Ik spreek niet van vergeven; ik vraag slechts, of gij in staat
zoudt zijn mijnen aanblik te verdragen? Nu ik weet, dat ik mij
uit mijne eigene woning heb gebannen, drijft mijn hart er mij
met onweerstaanbaar geweld heen. O, als gij toch besluiten kondet
mij te laten wederkeeren, gij, die toch mijne vrouw zijt, ook
voor God, al weigerde ik u den zegen van zijnen dienaar! O, als
gij nog eenmaal de proef met mij wildet nemen!
Wanneer gij deze regels leest, hen ik dicht in uwe nabijheid.
O, geef mij een teeken dat gij mij niet verstoot, laat van uit de
opening in den gevel dat signaal mij tegenwapperen, hetwelk
onlangs met het regenachtige weer. . . ."
Zij sprong op, liep naar de commode, trok een lade open en
nam er een arm vol luiers uit. Een blik op de wieg het kind
sliep rustig. Toen vloog zij naar boven, naar den zolder.
Zij opende het luik en keelt naar buiten. Niemand te zien. Zij
guade zich geen tijd om eerst een touw te spannen, maar nam
een paar der doeken en wuifde er mede naar buiten. Hij, wien
het teeken gold, moest zich ongetwijfeld zeer dicht in de buurt
hebben opgehouden, want reeds na eenige oogenblikken klonken
er haastige schreden op de zoldertrap. Zij keerde zich om en daar
stond hij voor haar, zonder de oogen tot haar te durven opslaan.
>Hebt gij mijnen brief gelezen? stamelde hij.
Zij lette er niet op, dat die vraag eigenlijk volkomen overbodig
was. » Ja", zeide zij ademloos, »neèn niet geheel, slechts tot zoo
ver, waar gij vroegt, of ik tot teeken.. . "
O, had hem toch tot het einde toe gelezen,'' zeide hij neer
slachtig; »dan wist ge thans alles, wat ik te zeggen heb. Toen ik
dat kleedje zag, dat gij niet aan die arme vrouw wildet afstaan,
omdat het u herinnerde. . . . omdat hat u lief was; en hetwelk
ge nu toch hebt weggegeven, hebt laten ontwijden, om mij op
het rechte oogenblik te herinneren aan datgene, wat ik nooit
vergeten mocht, toen dacht ik: deze engel van eens vrouw, aio
alles voor u ten offer brengt, die zonder zich een enkel hard
woord te laten ontvallen. . .''
»Hee»," riep zij, »ik laat u niet uitspreken! Geen woord meer.
Het doet mij pijn te moeten aanhooren, hoe gij mij prijst, terwül
IIÊ£ toch niet alles waar is."
Zij sloeg de armen om zijn hals en sloot zijn mona met kussen,
als het mogelijk, Mathilde, kunt gij mij vergeven?" bracht hij
stamelend uit.
^Spreek zoo niet," antwoordde zij. »Ik ben volstrekt niet gelijk
gij mrj voorstelt, niet zoo goed, zoo zacht; Ik heb bet in toorn
ggdaaa, in blinde jaloezie. Als hij mij dan in het geheel niet lief
heeft, dacht ik, als hij een ander naloopt en ik mij met zijne
achting alleen moet tevreden stellen, dan wil ik die japon uit
jBijne oogen verwijderen, en uit mijn hart datgene wat mij aan
dat kleed hecht. Dan mag zij het hebben, die hem beter bevalt
dan ik."
aO?zwijg!" riep hij. s Beter bevalt! Als gij wist, hoe weinig
iehagen ik vond in die dwaasheid, die ik toch beging. En daar
bij dat gevoel voor u! Het is mij onbegrijpelijk. Ach, had toch
het licht vroeger voor mij geschenen, dat thans voor mij is op
gegaan. Maar zooals het nu was En voor zulk een mensch
gevoeldet gij nog jaloezie ? O, kind, kind je moet verblind geweest
zijn i" Hij zonk voor haar op de knieën neder. Zij wilde hem
oprichten, maar hij rukte zich eensklaps los, en snelde de trap
pen af. Ontsteld volgde zij hem, de luiers in der haast bijeen
pakkend. Zij vond hem in de slaapkamer, zeer rood en verlegen
met den kleinen jongen op den arm. >Ik had hem hooren
schreien," zeide hij als om zich te verontschuldigen, «gij ook niet?''
Innige vreugde vervulde haar hart; en terwijl zij vroolijk lachend
tegen het kind in de handen klapte, schoten hare oogen vol tranen.
De dienstmaagd klopte en kondigde bezoek aan; te zamen gin
gen Frits en Mathilde naar het salon. Hier trad Josef Grasberger
hem te gemoet. «Mevrouw, iprak hij en boog en rekte zijn
hals in de wonderlijkste wrongen, hier breng ik u ik ben
zoo vrij u mijne bruid voor te stellen." En de bruid boog en
zag er waarlijk niet onaardig uit, blozend van vreugd en van
verlegenheid
i. i .jij'ji"!!!"A<wi^
Mathilde was den onwillekeurigen grondlegger van haar nieuw
geluk veel te dankbaar dan dat zij boos op hem had kunnen zijn^
en verwelkomde de bruid op het hartelijkst. En haar man, ja
waarlijk, hij moest vermoeden hoe het in zijn werk was gegaan,
want hij trad op Jozef toe, reikte hem de hand en zeide veel
beteekenend: »Dat heb je goed gedaan, oude jongen, ik dank je." ^
Men noodigdêhet paar uit om te blijven eten. Jozef deed de'
niet zeer fijngevoelige mededeeling, dat zijne bruid eerst volstrekb
niet van een huwelijk zonder kerkelijke ceremonie had willen weten,
maar dat, nu zij bemerkt had, hoe zij te kiezen had tussehen
hem en den dominee, zij den dominéhad laten varen en zonder;
voorwaarden haren bruigom was gevolgd. Zij tikte hem voor t
deze uitweiding op de vingers. ? ?'- C
Frits was stil en in zich zelven gekeerd. Na het eten zeide hij, \
dat hij noodzakelijk uit moest, maar spoedig zou terugkomen. ','
sik kan het waarlijk niet helpen, kind, zeidöhij tegen zijno "*
vrouw, die hem buiten de kamer was gevolgd, »ik moet eenige
oogenblikken alleen zijn om aan mijn geluk te leeren gelooven.'*
B Ja, zoo zijt gij lieden," antwoordde zij schertsend. »Ik mag
voor gastvrouw spelen, terwijl het mij toch even goed als u '
genoegen zou doen in de eenzaamheid te leeren gelooven.''
Hij hief zijne handen smeekend tot haar op, en zii lachte
hem vroolijk toe. "?-*"?"
Na verloop van een uur kwam hij terug en was vroolijk en
spraakzaam. Toen de jongelui over heengaan spraken, sloeg hij
voor gezamenlijk nog eene kleine wandeling te doen. liet rijtuig
kon dan langzaam volgen, meende hij.
Mathilde was verwonderd. Ik geloof zoo waar, dat hij bang is
met mij alleen te zijn. Hij zal zich toch niet verbeelden, dat UB
hem eene uitvoerige biecht wil afnemen?"
Zij wandelden den straatweg langs, die naar het naburige dorp
voerde. Grasberger en zijne aanstaande vrouw vooraan, Frits en
Mathilde iets langzamer achter hen. In het eerst zweeg Frits, doch
ktoen het paar voor hem ver genoeg verwijderd was om het
gesprekniet te hooren, begon hij: »0nze kleine jongen moet nu toch,.
eindelijk gedoopt worden. Maar hoe kunnen wij voor het kiad den
zegen komen vragen, dien wij voor ons zelven niet veriangden?
O, dio verfoeielijke waanwijsheid van mij! Ik kan mij niet begrij
pen, hoe ik u den troost van eene kerkelijke huwelijksinzegening,
heb kunnen weigeren. Wat zou ik er niet voor geven, waaneer
er nu een woorJ van wijding over onze hoofden mocht worden
ui''>-:r::'3;;,.;i, «i ii; uit eb vclheid vaa mijn hart »ja" op do mij
vooi'golcrjdüvragen mocht antwoorden."
Zij zuchiLo en zeitle ontroerd: »Je spreekt thans zelf dat woord
van whfliï'g uit. Overigens, voegde zij, terwijl zij bloosde, ep
zacht bij, »liöb ik geleerd aan het gesproken woord geen al te
groote waarde te hechten, 't Is de stemming van een voorbijgaand
oogenblik.''
Onder zulke gesprekken waren zij in het dorp gekomen. Gras
berger en zijne bruid hadden, om op de achterblijvers te wachten,
voor de kleine Gothische kerk post gevat, en keken naar eene
bijbelsche voorstelling boven de deur, welke aan Jozef een paap
laffe geesligheden ontlokte.
»Dat gteekent nog uit de vijftiende eeuw, juffrouw", sprak
Frits tot de bruid. »In de kerk kan ik u nog eene andere merk
waardigheid aantoonen, een zeer modern stuk, dat gij voorzeker
stichtelijk zult vinden, en ook uwen bruidegom niet onmerkwaar
dig zal toeschijnen."
Grasberger haalde zijn horloge uit, maar de jonge dame
vertlaarde gaarne te willen binnentreden. De avondzon verlichtte
vroclijk de nederige dorpswoningen en deed de vensters schitteren.
Een zachte wiad streek over de velden en voerde een geur van
vcrsch gemaaid gras met zich. Frits opende- de kerkdeur en trad
het eerst binnen.
»Dominee," sprak hij tot den predikant, die ra zijne toga de
bezoekers tegemoet trad, »hier zijn wij voor de trouwplechtigheid."
En hij nam zijne verbaasde vrouw bij de hand ea voerde haar
voor den predikstoel.
Ds predikant beklom het gestoelte en hield eene kleine toespraak*
in eenvoudige, maar hartelijke en goed gekozen woorden. Frits
stond met opgerichten hoofde en staarde met eenen verheerlijkten
blik naar den vroolijken, zonnigen herfsthemel. Mathilde hield hare
oogen op den grond gevestigd, zoodat men de uitdrukking van
haar gelaat niet zien kon.
Gedurende de geheele korte handeling maakte Grasberger do;
wonderlijkste bewegingen met zijn hals, en ergerde zijne bruid
door niet een enkele maal naar haar te kijken. Zij had hem zoj)
gaarne veelheteekenend toegeknikt.
De plechtigheid was afgcloopcn, en do kleine .gemeente had d_S