Historisch Archief 1877-1940
No. 368
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Van iets andera dan die akelige cholera gesproken! Hoe vindt ge dien
dr. Mounier? Hq is zoo vrijzinnig op godsdienstig gebied als ge u maar
denken kunt en bij de laatste raadsverkiezing smijt hij een der
candidaten, dr. Verspijok, die met dr. Mounier omtrent de prostitutie van
meening verschilt, met bijbelteksten om de ooren, haalt den Heere Jezus
0r bs, en zegt ondertusschen allerlei leelijke dingen van zijn tegenstander.
't Is mooi! En nu weer gaat hij het werkliedenfonds bestrijden, keurt
de grondslagen af, waarop het rusten zal in n woord: er deugt niets
van. Nu moet men weten dat dr, Mounier is wiskunstenaar, rekenaar bij
het begrafenisfonds Let op uw einde", een fonds dat voornamelijk van
werklieden bestaat. Dat daargelaten. Maar ik herinner mij, dat een jaar
of drie geleden de heer David Samott, ook een deskundige als mijn ge
heugen mij niet bedriegt, in de Nieuwe Eotterdamsclie Gt. ernstig is te
velde getrokken tegen die begrafenisbussen en o. a. beweerde, dat hoe
rjjfc zulk een zoogenaamde bus ook mocht schijnen, zij toch nu tengevolge
hunner inrichting, onmogelijk konden bewijzen dat het voorhanden kapi
taal bij liquidatie voldoende zou zijn, om de waardo der loopende polissen
aan de verzekerden te betalen, welke waarde bij andere
verzekeringmaatschappijen Bteeds gereserveerd wordt.
In dien tijd kwam, meen ik, dr. Mounier bij Let op uw einde" en er
werd toenmaals toegezegd dat mat ijver aan de berekening dier waarde
irard gewerkt de heer Samott zou met belangstelling den uitslag dier
berekening te gemoet zien, maar of hij al iets gezien heeft is onbekend;
ik heb nooit meer iets omtrent die zaak gehoord. En nu vind ik het
zonderling dat iemand, die in gebreke ia gebleven de grondslagen van
I3JQ eigen werkliedenfonds tegen een gegronden aanval te verdedigen, nu
die van een eoncurreerend fonds gaat aanvallen op eene wijze die niemand
kan goedkeuren.
' Ik houd niet van oude koeien uit de sloot halen, maar den
aanvalBamott moest ik dr. Mounier toch even herinneren.
K U N S T.
OTHELLO, BIJ HET NEDERLAHDSCH TOONEEL".
Shakespeara ontleende het onderwerp van dit roerend drama aan een
boedel italiaansche noveHen van den weinig bekenden Giraldi Cintliio.
"Wij behoeven naauwelijks te verzekeren, dat de hooge sesthetische waarde
van het kunstwerk, die vooral gelegen is in de menschkundige en schil
derachtige wijze, waarop de hartstocht van den minnenijd in het gemoed van
den Moor geplant en tot ontwikkeling en losbarsting gebracht wordt,
gaheel uit het genie van den grooten dichter voortkomt, en dat hij daartoe
Biets aan zijn bron heeft behoeven te ontleenen. Die jaloezie, die de
plaats inneemt dor teerste, edelste liefde en vaa het rustigst vertrouwen,
en eindigt met da vermoording van het beminde voorwerp en met do
verdelging van het eigen leven, is inderdaad de hoofdstof, waar dit
tooEeelwerk mee vervuld is. De italiaanscho auteur hecht tamelijk veel
?waarde aan de zedeles, die hij meent in het verhaal gelegd te hebben,
door in het licht te stellen, hoe het somtijds den kinderen vergaat, die
trouwen buiten weten en stellig tegen den zin hunner ouders. Er wordt
bij Shakespeare wel op gewezen, dat eene dochter, die haren vader be
drogen heeft, het ook l;chtelyk haren man kan doen, maar de dichter is
er zoo weinig op uit dit op den voorgrond te stellen en het publiek in
te prenten, dat de vader, in den loop van het stuk, zelfs geheel zoek
raakt; zeker niet ten oorbaar van de harmonie der samenstelling.
"Wat mij altijd voorgekomen heeft eene nog belangrijker fout inShakespcares
treffende schepping te zijn, de afwezigheid van eene den toeschouwer
Bterk overtuigende aanleiding tot de euveldaden van Jago, kan ook
den novellenschrijver niet ten laste gelegd worden. Bij Shakospeare wordt
jago bewogen het huwlijksgeluk van Oihello en Desdemona te verstoren,
door zijn naijver als soldaat op Cassio en Othello-zélvoa. Hij, Jago, niet
QassiOt had Othelloos Luitenant moeten zijn, indien hij OUielloos plaatsver
vanger in den volsten zin niet wezen kon. Dit maakte hem vertoornd
op den moorschen Generaal en beweegt hem een duivelsch net van bedrog,
waar de argloze Moor het slachtoffer van wordt, voor hem en Desdemona
te weven. Naar mate, dat dit plan uitvoeriger te werk wordt gesteld en
grooter boosheid vordert om het in vervulling te doen gaan, komt do
aanleiding te bleek, te weinig plastiesch voor. De italjaaascho auteur laat
Jago op Desdemona verliefd zijn en hem haar verdenken van Cassio te
beminnen. Dit is minder ongemeen dan Jagoos stemming bij Shakespeare,
?maar de haat en boosheid van Jago worden er natuurlijker door.
De vertaling, in de Fransche-laan-schouwburg vertoond, is van Mr.
Jacob van Lennep. Hij heeft, te-recht, de ruwheden van Shakespeare,
hier en daar, niet aangedurfd; ook heeft hij do personen van Gratiano,
oom van Desdemona, van een clown, Othelloos knecht, en van Bianca, eene
Vrouw van losse zeden, die Cassio bemint, er uitgelaten. Eenige
tooneelen zijn, insgelijks tot duidelijker teekening van het beloop der gebeurte
nissen en voorkoming van oponthoud, iu de vertaling geschrapt. Het
zou buiten ons bestek gaan, alle afwijkingen in den hollandschen text
hier te behandelen en beoordeelen. Hoewel Van Lennep minder natura
listisch vertaalt dan Dr. Burgersdijk, laat de tegenwoordige redaktie toch
niet na vele van die sterke en geheimzinnige gemoedsbewegingen bij u
op te wekken, die door den tooverstaf van Shakespeare-alleen in het
leven worden geroepen.
De uitvoering verdiende, in 't algemeen, lof. De Heer Louis Bouwmeester
heeft ons een edelen, fijn en diep gevoelenden, hevig opbruisenden Otlicllo
(Van Lennep schrijft Otello) geleverd.
Mejufvrouw Sophie van Biene heeft onze verwachting, als Desdemona,
overtroffen. Het is geen groot, maar een zacht, berninlijk chprakter, dat
Shakespeare opvoert. Hij begaat de fout wel eenige hoedanigheden door
hare omstanders aan Desdtmona te doen toeschrijven, dia niet iu het
drama blijken en welke Gervinus tocli, vreemd genoeg, op de rekening
Bcorijft deaer heidia. Hoe 't zij, Mej. Van Biene--heeft met gev,oeken smaak
zich van haar taak gekweten; fierheid, waardigheid, oprechtheid spraken
beurtelings uit haar taal en gebaar. Zg heeft zich zorgvuldig gewacht
van ons, ook maar een oogenblik, aan den weemoed, aan de schreyende
stemming, die in nieuwere tooneelwerken thuishoort, te doen denken.
Hare kreatie verdient allen lof.
De Heer van Schoonhoven vervulde de partij van Jago. Contenter
tout Ie monde et son père" is een zware taak. Men heeft dezen kunstenaar
wel eens verweten, wat theatraal in toon en optreden te zijn. Ditmaal
zal menig-een zijne soberheid (wij zagen hem Maandag) prijzen; maar
een weinig meer kleur, wat sterker sprekende valschheid zou m\j niet
onwelkom geweest zijn. Daarentegen als dit woord hier gebruikt mag
worden had ik zijn gelaat gaarne bleek gezien. Tot zyne verdediging
kan dienen, dat de beroemde Amerikaansche tooneslspeler Booth eene
opvatting van Jago heeft, die veel met de zijne over-een-komt.
Mevrouw de Vries had de voor haar moeilijke rol van Emilia, Jagoos
echtgenote, te vervallen. Aan het eenigszins alledaagsch-burgerlijke, dat
Shakespeare zijnen vertrouwden meest bijlegt, wordt toon en houding van
Mevr. de Vries moeilijk ondergeschikt gemaakt; maar zij heeft toch met
een waar meesterschap haar monoloog in het 5de bedrijf gezegd.
Da Heer de Jong speelde voldoende de weinig dankbare rol van Cassio.
De Heer Clous, ofschoon een Venetiaansch Edelman, had het kort ge
sneden blonde haar van den' dichter uit Het Sonnet". Een tooneelspeler
dient toch te begrijpen, welke fysionomie de zijne ook moge wezen,
dat hij te boetseeren en te schilderen, te stoffeeren heeft. De jonge zijn
hier zoo min van vrijgesteld ale de oudere.
Van de andere optredende kunstenaars is niet veel te zeggend
De rede, door den Heer Ising tot Bodrigo en Jago uit zijn raam gehou
den, was, ook al door de slechte akoestiek van dit lokaal, niet te verstaan.
Het kostumeerén van Shakespeares stukken is altijd een moeilijke zaak.
De dichter heeft zich de kostumen gedacht, die in zijn herinnering leef
den, en weinig aan archselogische navorschingen gedaan. Men moet dus
veel voor lief nemen. Maar er behoort harmonie in de verschillende
kosfumen te zijn. Bijv. Cassio en Jago ziende, zou niemant zeggen, dat
is een Luitenant en een Vaandrig uit het zelfde leger. Cassio had iets
hofjonkerachtigs van voor 1500; Jago iets van een Spaansch edelman
uit de helft der XVIe Eeuw. De degen van Cassio, met zijn
koperslagersgevest, was zeer misdeeld. Fraai was Olhelloos kostuum ; ofschoon het
buikharnas aan bedenking onderhevig is, in een tooneel, als hij zegt
(Act V, scène 2) :
...;;;:..;;?. speak with me,
Or, naked as I a m, I will assault thee."j
Do Dames hadden haar fantazie-kostuum met vrij veel takt gekozen.
Toch was het koord om den rok van Desdemona, op de hoogte der
knicn, geheel modern; althands niet van de XVe of XVIe Eeuw.
De dekoraties konden er door. Alleen is beklagenswaardig, dat men,
tegenwoordig, salons, kerkers, paleizen, en wat niet al, een gewelf van
roode of groene draperiën geeft. ~~" ??
De meubels waren vrij wel verzorgd. *
10 Juli, '81. Alb, N
HET TOONEEL TE EOTTEKDAMi
Een Ideaal.
Spreekt de faam waarheid, dan zal dit het laatste jaar zijn, dat Tiet
Nederl. Tooneel er hier een zomerschouwbug op nahoudt, want er wordt
zooveel geld aan dezen schouwburg verloren, dat men hem na dezen zomer
geheel wil opheffen. Ik kan het mij best begrijpen, dat niemand bij die
hitte den schouwburg bezoekt; ongelukkigerwijze komen er nog eenigen
en voor die weinigen moeten de aitisten aan het werk. Hoe die het
moeten hebben onder de Schminke en bij voetlicht, gaat zeker alle be
schrijving te boven. Een ongelukkige tijd ia het ook voor de debutante,
Mej. Margot Cohen, die Woensdagavond in Een Ideaal van Julius
Kosen optrad. Deze jonge dame was vergis ik mij niet aaa een
Duitsch conservatorium, om zich tot opera-zangeres te vormen, trad, in
ons land teruggekeerd, eerst eenige malen in een concert op, later bij
Prot in de operette, maar haar optreden werd niat met het noodige
succes bekroond. Zij werd vóór eenigen tijd onderwijzeres in de muziek,
maar schijnt weer tot hare eerste liefde, het tooneel. te willen
terugkeeren en heeft daarom bij de Rotterdamache afdeeling van Het Nederl.
Tooneel gedebuteerd.
Wat zal ik van haar zeggen? Mij dunkt, dat het voor die jonge dame
het best is, wanneer de critiek terstond hare overtuiging duidelijk uit
spreekt. Ik begin dus te zeggen, dat Mej. Cohen geen Lampenfitber
had, eene bijzonderheid, die wel verdiend vermeld te worden van eene
jonge actrice, die voor het eerst voor dit publiek optrad. Is dit aan eene
zijde te prijzen, aan de andere zijde is het voor Mej. Cohen te betreuren,
want men zou veel aan dat Lampenfieber kunnen toeschrijven, wat men
nu terstond op hare rekening moet plaatsen.
Ik meen dan te moeten constateeren : dat zij zeer smakeloos gekleed was ;
dat zij noch haar figuur, noch haar uiterlijk erg mee heeft; dat men
hoort, wanneer zij tien woorden heeft gesproken, dat zij geen kind der
lauwe Westerstranden is; zij spreekt alle zachte medeklinkers scherp
uit en wel zoo allerverscbiïkkelijkst, dat men er kippevel van krijgt;
dat hare bewegingen en spel niet beter waren dan van eene middelmatige
dilettante.
Haar spel is door aanhoudende routine met kleine rolletjes misschien ta
verbeteren, maar hare uitspraak is van dien aard, dat wij in gemoede
deze dame in overweging zouden willen geven, om van hare liefde voor
het tooneel in het vervolg alleen in kleine familie-gezelschappen te doen
blijken. Of zij talent heeft, weet ik niet, want dat laat zich naar no
rol niet beoordeelen, maar wel kan men nu reeds zeggen, dat zij groote
gebreken heeft. Met enorme wilskracht, groote toewijding en aanhoudende
studie zijn die nu wel te overwinnen, maar wanneer men zóó de loopbaan
als tooneelsp.eelster moet beginnen, dan zijn in de eerste jaren zee