Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 369
*v
l
gadcring der Cortes gesproken. Dij de behandeling van het adres
van imiwoord op de troonrede zeide hij, dat het herstel der
wereldlijke macht. van den Paus tot zijn streven behoorde. De
llaüaansdic pers beschouwde dezen oflicieelen aanval op Ilalie's
eenheid als cenc belccdiging en bedreiging, en drong er op aan, dat
de heer Mancini liet ontslag van den minister Pidal zou vragen.
Xu eenige besprekingen is gebleken dat de woorden van den
minister «verkeerd verslaan en verkeerd overgebracht" waren,
zoodüt het incident als geëindigd beschouwd kan worden.
?
# *
Zwitserland heeft onaangenaamheden met Italiënaar aanleiding
van de maatregelen door laatstgenoemden Slaat met het oog op de
cholera genomen. Italiëwenscht, dat Zwitserland krachtiger maat
regelen tegenover Frankrijk zul Kernen dan het tot dusverre deed.
Zwitserland acht dat onnoodig en zal zich wat de doeltreffend
heid der voorgeschreven voorschriften betreft, beroepen op het
oordeel van niet minder dan prof. Koch. Italië" blijft echter bij zijn
ekch en heefteen quarantaine van vijf dagen voorgeschreven van per
sonen uit Zwitserland, terwijl bijv. tegen Oostenrijk geen bijzondere
maatregelen zijn uitgeschreven. Hierop heeft nu Zwitserland de
aandacht der lialioansche regeering gevestigd en opheldering ver
zocht. Daar de regeering te Rome ontwijkend heeft geantwoord
is thans de Zwilsersche gezant aan 't Hof te Rome, die met verlol
was, derwaarts vertrokken om te trachten tot een schikking te
komen.
Men brengt verband tusschen de thans door Italiëtegenover
Zwitserland aangenomen houding in het vóór eenigen tijd ontstane
conüict over de sniokkelarij. Toen weigerde Zwitserland aan
Italiö's verlangen te voldoen: thans is het tegenovergestelde het
geval. De maatregelen, door Italië" uitgevaardigd, zijn echter zoo
streng en zoo belemmerend voor het verkeer, dat zij o. i. moeielijk
gehandhaafd kunnen worden.
tv
* *
In Bulgarije, het jeugdige vorstendom, is een wijziging gekomen
in de samenstelling der regeering. De liberalen in de Zankovv
hebben bij de jongste verkiezingen de nederlaag geleden. De
vorst, Alexander I, heeft zich daarop verplicht gezien den heer
Kazaveloff, den aanvoerder der radicale partij, de vorming van een
ministerie op te dragen. Door een compromis te treffen met de
conservatieven is Kazaveloff er in geslaagd een kabinet te vormen.
Rusland schijnt met dezen loop van zaken niet bijzonder ingenomen te
zijn. Dat de vorst zich daardoor echter niet laat verleiden om
zich tegen de eischen der constitutioneele regeering te verzetten
pleit zeker voor zijn goed inzicht.
Het geschil met Serviëis geheel op den achtergrond geraakt.
Waarschijnlijk zal de ministerieele wijziging voor de oplossing
bevorderlijk wezen.
BINNENLAND.
In zijn laatste» brief zegt de heer Van Houten:
Kappeyne's kracht ligt in, de mijne buiten de Kamer."
Maar indien dit werkelijk de overtuiging van den heer Van Houten is,
waarom heeft hij dan niet voorlang reeds gijn plaats in de Kamer aan
den grooten meester afgestaan ?
Door zulk een doodeenvoudige oplossing zouden beiden op hun plaats
komen.
Het was niet recht duidelijk wat de heer t'an de Putte jl. Zaterdag
bedoelde, toen hij de Ilegeemig don eisoh stelde van, bij onmacht om haar
financieel programma uit ta voeren, te wijken oi te laten wijken."
Wilde ook hij een vingerwijzing geven om de Tweede Kamer te ont
binden? Niet waarschijnlijk; daarvoor is hij een te constitutioneel man.
Hij voegde er blijkbaar aan 't adres van den heer Van Akerlaken
aan toe: liet laten wijken is de zaak van 't gouvernement, niet van
dezo Kamer."
Dus moet hij het oog hebben gehad op een aftreden van het Kabinet.
Dan was hij echter onbillijk.
Als het ministerie in alle zaken zich zoo doortastend had betoond
wc zeggeu niet handig en we spreken niet van den heer Grobbée-zelf
dan ware er weinig grond voor een liberaal, om een verandering van
' Kabinet te verlangen.
Of moet men misschien de verzuchting bij de financiën van den heer
Van de Tutte cndosseeren op de koloniën ?....
Nog op den laatsten dag van 't werkjaar kreeg de heer du Tour van
Bellinckhavo van de Eerste Kamer een klein bewijs van wantrouwen.
Met 21 te<jen 11 stemmen verwierp zij het aaavullingsontwerp zijner
begroeting tot aankoop van den grond voor 't bouwen van een cellulaire
gevnngouis te Amsterdam.
Toch hield de Minister, op disp bewogen toon, een treffende rede.
Todi verzokonio hij dat de Staat nooit een voordccUger transactie zou
Kluiten oi' gesloten had (Uu. Lier.
Toch trad hij in allerlei bouwopzichters-berckeningen om te bewyze.
dat de grond voor f 105,000 haast cadeau was.
Alleen het eenig afdoend argument vóór de voordracht, het belang
eener behoorlijke uitvoering van 't stelsel bij 't wetboek van strafrecht
aangenomen, dat bezigde hij niet. Maar .... hij kan ook niet aan alle?
denken!
De verkiezing te Haarlem is voor Kappeyne geen verrassend voor»
proefje.
Van de 1930 kreeg hij 580 stemmen, slechts 76 meer dan de ultramon*
taanscho candidaat, maar 208 stemmen minder dan de heer Duijvis, die
zelfs zooveel niet miste om gekozen te ziju.
Kappeyne weet nu, dat hij, de leider, de man van de krachtfrac'de, ondet
de 3040 kiezers, er 580 heeft die van hem gediend zijn.
11 ij heeft in elk geval dit succes dat hij in herstemming k9fpj|
1833 Pagina's heeft de Tweede Kamer van September tot Juli volgeoraat,
in 111 zittingen.
Aan woorden heeft 't dus niet ontbroken.
Aan daden wél?
Ook niet, doch ze waren meestal van negatief gehalte.
De kiezers, die alleen op de dikte van het Bijblad" letten, zullen echter
over de resultaten van 't zittingjaar tevreden zijn.
36613 kolommen woorden en soms vele groote die bijna voor
twee tellen.
Zal de Minister sclf de loeningwet uitvoeren ? was in het verslag def
Eerste Kamer gevraagd.
De heer Grobbée antwoordde dat hij de leening op voordeelige wijze
hoopte te plaatsen.
Dus hij blijft? Dat Leeft hij niet gezegd. Ook na de plaatsing der
leening kan hij aftreden. Maar ook niet. Zijn ministerieel bestaan blijft
nu een open quaestie''.
De Eerste Kamer had Zaterdagmiddag zulk een haast om weg te
komen, dat de Minister van buitenlandsche zaken nog niet was opgestaan
om 't eindverslag over het Fransche handelstractaat te beantwoorden, toen
de Voorzitter de geopende, maar niet gevoerde beraadslagingen reeds
had gesloten.
De Minister stond toch op om te spreken, maar men wenkte hem: ga
zitten, 't is de moeite niet waard".
Als een ander zoo over de waarde van de verslagen der Eerste Kamer
sprak, zou men 't euvel duiden. Nu de heeren 't zelf doen, beamen we
het volkomen.
ONZE BLADEN.
Jan Holland heeft het euvel gevonden. Althans wij meenen met ta
ver te gaan, wanneer wij op zijne rekening stallen wat het Overvéluwsch
Weekblad snedig opmerkte omtrent de samenstelling onzer Staten-Generaal.
Wij rijden met huurpaarden. Wij toornen niet de eigen paarden op, die wi;
bij de hand hebben, met den galarok der Kamerleden, maar wjj
laten ons menschen van het politieke vak, die in de politiek eene
toekomst zien, opdringen als huurpaarden door een of anderen
paardenkenner van beroep, die beweert dat wij er wel een paar jaren mede kun
nen rijden. Volkomen zuiver is de vergelijking niet; maar zij treft bij de
heerschende ontevredenheid doel, en eene regelmatige beweging is niet
te wachten van iemand die als de schrijver der hoofdartikelen in het
O. v. Weekblad gewoon is equestrische toeren te verrichten op eea
stokpaardje.
Merkwaardig is de storm, in de pers gewekt door mr. Van Houten'a
als politieke brief uitgegeven verkieziugtgeselirii't. Evenals de
candidatuurKappeyne door den afval van het Handelsblad haar laatste toevlucht in
de pers verloor en thans slechts rust op de schouders van eenige getrouwen
onder de kiezers; evenzeer als deze thans bijna elke op opeabaar geuite
gronden steunende aanbeveling ontbeert, en zij slechts bestrijding vindt;
evenzoo wekte Van Houten's brief slechts weerzin. Zie in het Ilaagscho
Dagblad, i n de conservatieve llott. Ct., in de katholieke Noord-Brubanter,
in de op verschillende wijzen liberaal £?etinte Geldersche bladen,
Zutphinsclte en ArnJiemsche Couranten, in het Vaderland: overal veroordeelt
men deze verdediging der candidatuur.
Wonderlijke eenstemmigheid tusschen zoo uiteenloopende organen. Groot
verschil van wenschen en streven heerscht in de bladen hier genoemd,
waarbij wij ons Dagblad kunnen voegea, dat den fctrijd van het vorige
jaar en van vroeger volhoudt. Maar op dit punt zijn zij het eens, dat
door duidelijke blijken bewezen ernst een eerste vereischte is in den
staatsman, dien men met ingenomenheid als leider kan begroeten eener
groote partij. Uit de herstemming in Haarlem zal blijken of de kiezers
hun zegel hechten aan deze meenirig der pers.
De N. Bott. Ct. behandelde de maatregelen der Eegeering tegen de
cholera en drong aan op betere zorgen, een eiseh door het Dagblad
De Amsterdammer ook gesteld in den engeren kring der hoofdstad.
Op het uiterste oogenblik waarschuwde het Haagsche Dagblad nog
tegen het voornemen van den Minister, om de nieuwe leening en bloc uit
te geven.
En eindelijk de Nisero-quaestie. Een telegram doet vermoeden, dat de
Nederlandsohe Regeering aan de Engelsche eischen heeft voldaan, en het
Handelsblad wil den Radjah onderwerpen, desnoods met de hulp der
Engelsche Zeemacht,
Dit desnoods" is, naar wij meenen, de eerste stem van do Nederland'
süio pers, die vreemde interventie inroept.