Historisch Archief 1877-1940
No. 369
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
lezen: Eenzaamheid. Een winter." Zoo iets is later een uitmuntend hulp
middel voor onze herinnering.
J. van de Sande Bakhuyzen, Herfst. Oorspronkelijke keuze, van een
waterpartij in een bosch; weêrgaa van zijn rijken Zomer, met de 2 zware
boomen op den voorgrond.
J. W. Bilders, Gezicht op Vlagtwedde in Westerwolcle. Mov. Bilders,
Gèlderscli DorpsgezicM en Achtermiddag in Februari. Toejuiching ver
dient het streven ook der landschapsoliilders om in de bizonderheden,
in de schakeeringen der natuur, door te dringen: achtermiddag in Fe
bruari" juist!
B. J. Blommers. Deze kunstenaar schijnt zeer bepaald tot het ruwe
te neigen. Als luidde de leer niet: niets kan schoon zijn, al is het ruw";
maar: dit is ruw, derhalve is het sshoon." De stormachtige November
dag is zeer flodderig behandeld en in het Zecbanlict (meid, met visschen)
is de keurigheid van behandeling, altbands de eerbied voor omtrekken,
van onze XYIe-eeuwsche meesters ver te zoeken.
J. W. van Borselen, 2 stukken. Soomrijk landschap Ie Pernis van
dezen talentrijken leerling van Schelf hout zijn herinneringen der oude
school niet te miskennen.
Théophile de Bock, 2 stukken. De lucht op No. 48 van dezen te-recht
steeds meer naam makenden kunstenaar komt ons niet gelukkig voor;
terwijl ook op No. 49 de wolk aan den boom schijnt te groeyen.
Fred. J. du Chattel, 2 stukken: een goede Zomer en Winter.
Jan Fred. van Deventer, 2 stukken, den meester waard. W. A. van
Deventer, Morgenstond aan '£ strand: vast niet minder.
P. J. C. Gabriel, 2 stukken. Bij de Holen te Korlenlwcf zijn de wolken
wel wat al te zeer op elkaar gepakt al ia 't buiig weer. Het andere
nolengezicht bij Amsterdam is frisch (en natuurlijk) van voordracht.
Otto von Kameke, Monte Cristallo: Gletschcr, wel wat bont.
W. Koekkoek, heerlijk gezicht op de kerk te "Woudrichem.
E. Marinière, Vijver te Losere (Seiua et Oise). Een oorspronkelijk
waargenomen berceau daarover.
J. Maris, Strand lij Scheveningen. Ontbreekt hier niet wat samenhang?
Willem Maris, Vee aan een plas. Aangenaam geheimzinnig; Een buiige
dag, met een ongewoon zware lucht.
A. Mauve, Zomer. Namelijk: 2 koeyen aan een sloot, met eene partij
pruikerig gras moeilijk thuis te brengen. Gevoel is goed; maar alg
men het afschildert, dient het zekere tastbaarheid te krijgen.
H. W. Mesdag, 2 stukken, Strand. Voor de kleur van no. 256 heeft
inen niet licht te veel lof; maar hebben verf en penceelen in dit en het'
andere (binnenkomen der haringbuizen) zich in genoegzame mate ver
loochend? Hoor Paganini, Sivori, en Wieniawski zingen op hun viool.
Waar de strijkstok hoorbaar is, wordt dit expres gedaan, en beoogt mea
een effekt door kontrast.
Bohert Moctgomery, In sec. Vaste golven.
A. Normann, Dusseldorp, 2 stukken. No. 297, UerfslnacU in Lofotcn
is een meesterstuk van den eersten rang: briliant van kleur, grootsch
van opvatting, uitvoerig bewerkt; een los bewolkte hemel, met
maaneffeckt ! ? 1800.
A. Rasmussen, Aan de Noorwecgschc Kust is een fraai stuk.
W. C. Rip, In het boscJi te jjlülilihal. Mijn kompliment.
Ph. Sadee, 2 stukken. No. 357 Zomcrmorgen aan liet strand, keurig
?an teekening.
W. J. Schütz, Morgen op de WesterscJielde behoort onder de goode
stukken.
Bela de Spnnyi (Bndapest), Na den regen. De boombladen van dezen
Slavoon worden door spatting verkregen. Het procédévan spatten
ianiet minder gevaarlijk dan, bij anderen, dat van de kleine witte toetsen,
die in dicht geboomte doorzichtjens moeten voorstellen.
J. G. Vogel,'2 stukken. Uitmuntend: zoowel het kapitale Op stroom
voor Dordrecht als het Riviergezieht met molen.
Jan Vrolijk, 2 stukken. No. 455 Een heerlijk landschap; beesten min
gelukkig gekozen.
J. H. Wijsmulier, Avond. Fraai watereffekt.
Zeer bizondere ] vermelding ' verdient het heerlijke stuk van Arlhur
Calame: Stelen van kreeftenfuiken op|de kust van Bretagne.
De Haagsche ten-toon-stelling die, summa summarmn, niet boven onze
gewone 3-jaarlijksche staat, heeft ook een goed getal fraaye bloem-, fruit
en stillevenstukken aan te wijzen: bijv. van de Dames G. J. van de Sande
Bakhuyzen (belommerde vruchten), Mathilde van Blokland, Jonkvr.
Beelaerts van Blokland, DésiréDekeghel, Mej. Maria van Geuns, Mej. Sara
Hendriks, Mej. C. van Hoorn (een weinig timide), Mevr. S. Mesdag-van
Houten, Mej. Anna Peters, de Dames Alice en Emma Ronner, Mej.Marg.
Roosenboom (la principessa!), Mej. Maria Vos. De ScliclvisscJicn is geea
stilleven, maar een fraai genre-stuk van den Heer E. S. Witkamp.
Ook eenige dierenstukken op deze ten-toon-stelling getuigen, dat da
Tiunstenaars zich vlijtig op charakterstudie toeleggen.
Mijn overzicht heeft de bestemming noch de praatensie, wat men ia
3en handel noemt een proeflijst, veel minder een taxatie te zija. Het ia
niets andera dan een kleine verandwoording wegende de indrukken op
de besproken ten-toon-stellingen ontvangen. Vele stukken, die eene ge
zette behandeling verdienden, zijn wellicht niet genoemd; maar het heeft
ook zijn nut te zien, wat de uitwerking van ten-toon-stcllingen is op
een plain blunt men, die de kunst liefhebben en hun leven lang getracht
hebben er zich eenigszms gemeenzaam mee te maken,
7 Juli '84 Alb. Th.
LETTERKUNDE.
Met een meeuwepluim, en andere gedichten,
door Soera Rana.
Met een meeuwepluim" is een veelbelovende titel. "Waar de dichter het
fechrijanstrument dat hem ten dienste- staat, .nie?t eenvoudig eene afi.en"i
zelfs niet, wat dichterlijker en sierlijker, eene veer" of veder", u n ar. eene
pluim" noemt, schijnt hij het voornemen te kennen to geven, zich boven
het alledaagsche, tut een zekere genialiteit en sierlijkheid te verheffen.
Den spottenden profane blijft steeds de gelegenheid geboden, aan te mer
ken, dat wie eene pluim in den inktkoker doopt, aan zijuo letters geon
hooge eischen mag stollen. Dit is echter geen ernstige opmerking; het
denkbeeld, met eene pluim te schrijven, is ongemeen en zwierig. Eene
meenwepluim" voegt aan dit denkbeeld eone nieuwe bekoorlijkheid toe.
De meeuw, gierend en zwierend in den stormwind, even do schuimende
kroon der golven rakend om zich terstond op haar wieken, wit en bleek»
grijs, tot de wolken te verheffen, wekt de gedachte aan veerkracht, aan
dartelen, dollen moed, een tragisch spelen met het gevaar, een zich los
maken van alle vrees, van alle gehechtheid aan den planchtr des vachcs,
een juichend zoeken van het oneindige.
De onvolmaakte mensch wreekt eene teleurstelling ook op de onwille
keurige oorzaak daarvan; welbeschouwd is het Soera Fo.xna's schuld niet,
indien do titel de gedachte aan een andere soort van poëzis opwekt dan
de bundel, indien hij niet met zulk een vaart ten hemel stijgt als de
meeuw, wie hij de voeren uittrekt, en dus tegenvalt.
Soera Rana's vroegere bundels o. a. verscheen er omstrotks 1868
een, waarin eene uitmuntende en romantisch dishterlijko ballade vaa
dansende Willis zijn te lang voorbij of verschillen te veel van den
tegenwoordigen, dan dat men er den bewerker van Met een meeuwe
pluim" uit zou kunnen herkennen; ds laatste bundel geeft trouwens ook
genoeg gegevens om zijne persoonlijkheid to reconstnieeven.
Soera Rana is waarschijnlijk predikant, althans hij vertaalt den Vierden
en Vijfden psalm en mengt Gods naam meer in het daajelijksch ie ven
dan leeken gewoon zijn te doen ; de dankbare leevlins van
diker (pag. 103):
i , ., Bij de schare aan nw voet
Ligt een Bdhitt'rende stoet,
Liggen keizers en prinsen gebogen..;,1
getrouwd, misschien met de dame die Nora heet, (blz. 67) ?
Zoo trouw,
Zoo Idoels, zoo vroom, voc* 't stralend zonnolicliton,
Voor wier oprechte ziel de floersen zwichten;
Wier voeten steeds met liefelijk gerucht
"Van goede boodschap naad'ren uit do verte;
vader van Maurits, (blz. 8):
Gij kwaamt, gij zijt er, kleine man,
Verkondt u zelve in 't rond
Een kerel die 't u lutten kan, ?
Den derde ia ons vorboad.
van Elizabct (blz. 12):
Prins Maurits voort niet langer
Alhier de hoogste wet:
Ons aller hulde outvang'e
Princes Elizabet!
en Siimuel (blz. 17). Op letterkundig gebied vermeldt hij zijn bundel
Mozaïek, (Utrecht 1870); veracht zeker Jong Holland" en zijn sonnetten
(blz. 59):
c ledcbraakt ons Voorwoord" en teniet
Verzinkt ge in 't grondlooa diep van ons sonnet,
en is bitter gestemd jegens Busken Huet, die hem, een^ziel van potaarde"
(blz. GO) en Nora een mot alles lachende grisette" (blz. 66) genoemd heeft.
De bundel Met een meeuwepluim" bevat een zestigtal gedichten. Het
is jammer dat Soera Rana niet de gewoonte van Victor Hugo, die nooit
kritieken op zijne «-erken leest, gevolgd heeft. Het had ons een negental
onsmakelijke, nijdige gedichten bespaard, (blz. 51, 52, 57, 63, 65, 66, 68,
GO, 70), tegen Busken Huet, Zeker Jong Holland" en andere critici ge
licht, on die aan den. indruk schade doen. Wanneer wij er een Franscb,
en een Engelsch gedicht afrekenen, benevens een aantal vertalingen naar
Gcibel, Spitta, Gerok. Hoffmann von Fallersleben, Pailleron, Teanyson,
Chamisso, Lenau, Longfellow, en eenige gelegenheidsverzen, blijft er als
aanwinst voor onze oorspronkelijke Nederlandsche poëzie nog een vijfen
twintigtal over.
Onder deze zijn er drie, de paarlen uit den bundel, die bewijzen, dat
het pectus, het vaderhart, est qiiod disertwn facit. Het eerste,
vogeltjen, schrijf ik af. "^ "
&1 ttrar ik t» uw oogjes;
Al zoek ik aan uw mond/
Uw flauwe wenkbrauvvboogjegj"
Uw guitig neusje rond.
$.1 hoor ik naar de kreetjes,
Waarin ge uw pijn verkondt,
Q3n streel uw poez'le leedjes,
En kua uw krullend blond.
Ja, echoën ik uit den treuren
U onderhanden neem:
Jk kan geen trekje speuren,
Dat naar uw moeder zweem;
YPel zien uw ernstige oogen
Mij gansch aandachtig aaty ?
(L.I kondt go mijn vertoogen
Iteeds wonderwel verstaan.
Maar al mijn redeneeren
Met hoeveel kracht en klem,
't Eaakt niet uw koude kleeren,,,",
Gij lacht: 't is haro etaml
?r Ik geloof dat onze huiselijke poëzie, zonder meeuwepluim, Weini
koorhjkers kan aanbieden. Het.tmrefidjg,,fip