Historisch Archief 1877-1940
No. 369
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
en op de piano stonden »Flora" en »Hebe", eveneens met rose
gaas'bedekt, ter beveiliging tegen de vliegen, die zoo lastig kon
den zijn.
Aan de winkeldeur was een kleine bel bevestigd, die overging
telkens wanneer er een klant binnen kwam, en dan trad juffrouw
Obarlh terstond uit haar kamer te voorschijn, steeds vriendelijk
en met een lach op het gelaat. Zij had voor een ieder allijd een
aardig woord over. Aan de kleintjes, die voor een paar centen
knikkers kwamen koopen, deed zij de complimenten aan mama;
de jonge dames, die borduurwol of knoopzijde moesten hebben,
kregen altijd een kleine hoeveelheid stadsnieuws op den koop toe;
en met de boerenvrouwen, die weefgaren kwamen halen, sprals
ze over de vooruitzichten van den oogst en over den prijs van
de boter.
Het was een warme zomerdag en meer dan buitengewoon stil
in do straten van het kleine stadje; de meeste menschen zaten
dan ook juist aan tafel. De winkelbel was in het laatste uur niet
overgegaan, en het eenige geluid dat men vernam was het gegons
van een groote vlieg bij het raam, en het schreien van een kind
in de buurt.
Fernanda Obarth zat alleen in haar kamer. Zij was een vrouw
van ver ia de dertig, maar zog er nog goed uit, en was verstan
dig genoeg zich naar haar leeftijd te kleeden, en niet te doen als
zoovele meisjes cp moer gevorderden leeftijd, die zich opschikken
als waren ze haar eigen nichtje.
Zij had een goed ontwikkeld figuur, met eenigen aanleg tot cor
pulentie, een verstandig, vriendelijk gelaat en donker haar, waarin
zich hier en daar een klein weinigje grijs begon te vertoonen.
We vinden haar bezig met het borduren van een miniatuur
landschap: een wit hutje met een dak van gouden kralen, boomen
van groene chenille en een zee van blauwe zijde; maar haar ge
dachten waren ver van het kralen hutje. Daar blik dwaalde ver
over het chenille woud en de zijden zee naar een pak brieven op
tafel. Ze droegen het opschrift Ileinrich Fredorn en waren bij
haar geadresseerd. Hij was dus in aantocht.
Ze zou hem spoedig wederzien, haar ideaal, het toonbeeld van
allo reizigers in modeartikelen, want dat was zijn vak.
Hoe goed herinnerde ze zich de eerste maal dat ze hem zag.
Het was een warme zomerdag, evenals nu, er gonsde een
vlieg door het vertrek, evenals nu, en zij zat alleen, geheel
alleen, en dat is wel treurig voor een meisje van ruim dertig jaar.
Toen ging de bel over. Fernanda vond dat ze zoo vroolijk
klonk, zooals ze nog nooit geklonken had. Haastig liep ze naar
den winkel, waar hij met zijn hoed in de hand voor de toonbank
stond.
Hij was klein, maar lief, o zoo lief. Zijn blond haar was heel
sierlijk ove? het voorhoofd gelegd, en zijn blond kneveltje ein
digde in fijne puntjes. Hij had een lichtgrijs zomerpak aan, en
lichtgrijze handschoenen aan de uiterst kleine handjes, en daarbij
een paar lichtgrijze oogen met een vreemdsoortige, betooverende
weemoedige uitdrukking. Hij verzocht haar bij hem te willen
komen in het hotel van de weduwe Christiansen, waar hij zijn
artikelen uitgestald had, en Fernanda zeide ja.
Zij had niets noodig; maar het was haar onmogelijk neen te
zeggen. Al had hij haar gevraagd met hem naar Siberiëte gaan
om pelswerk, of naar Egypte om mummiën te koopen, had za
bepaald ook ja gezegd.
Ze vroeg hem binnen te komen, deed hem in haar met rood trijp
bekleeden leunstoel plaats nemen, met het geborduurde bankje onder
zijnt voeten, en liep even weg om juffrouw Olsen's dochter te
roepen, die op den winkel paste, als zij uit was.
Zij zette haar besten parijschen hoed op, dien ze in Kopenhagen
gekocht had, eigenlijk wist ze niet waarom ze het deed,
en deed haar nieuwen mantel met de echte kant om. Toen gin
gen ze samen naar het hotel, waar zij bloemen en veeren kocht,
een massa bloemen en veeren, en daarna dronken ze samen een
glas port ia gezelschap van de eigenares van het hotel en haar
drie lieve dochters.
Maar hij had geen blik over voor die lieve dochters; zijn licht
grijze oogen rustten voortdurend zóó weemoedig op Fernanda,
dat zij vol verwarring port op haar nieuwen mantel morste.
Later bracht hij haar naar huis, wa* hij langen tijd in den
?winkel met haar bleef praten.
Toen ze alleen was, nam ze plaats in den leunstoel, waarin hij
gezeten had, en haar oogen sluitende, trachtte ze te sluimeren*
en van hem te droomen. Maar ze kon niet slapen, de vliegen
maakten het haar te lastig, evenals nu.
Sedert kwam hij eiken dag, drie dagen acntereen, ? en welke
dagen waren het! 2e was nog nooit zoo gelukkig geweest, en
hoe precies wist ze nog alles wat er in die dagen gebeurd was,
wat zij deden, wat hij gezegd had, en hoe hij gekleed was, want
iederen dag had hij een ander pak aan, maar dat lichtgrijze had
ze toch het mooiste gevonden.
Alles stond haar nog zoo helder voor den geest als was het gis
teren geweest, en toch was het al een heel jaar geleden.
Fernanda slaakte een diepen zucht, en borduurde in droef ge
peins verder aan het landschap met het kralen hutje, het
chenillewoud en de zijden zee.
De winkelbel ging over. Zou hij het wezen?
Jlelaas, neen! de klank zou zoo geheel anders geweest zijn; ze
zou geluid hebben als voor een feest.
Fernanda legde haar werk neder en ging naar den winkel,
waar haar twee vriendinnen, Thinka en Bella D'ommer met veel
drukte binnentraden. Deze jonge dames hielden een leesbibliotheek,
en verkochten tevens grafkransen en andere sombere artikelen van
haar eigen maaksel. Haar moeder, de weduwe Blommer, was te
corpulent om uit te kunnen gaan, en bleef daarom thuis om op
den winkel te passen en bestellingen aan te nemen, terwijl haar
dochters zich op straat vertoonden, hatgeen neg al eens gebeurde.
Ze waren omstreeks twintig jaar oud, lang en schraal, met kleine
ronde gezichtjes en rossige chignons, en geleken veel op elkaar,
te meer omdat ze zich geheel gelijk kleedden.
»Htj komt l" riep Thinka reeds in de deur.
? Wie?"
Beiden lachten luidkeels.'
sik begrijp werkelijk niet wat ge meent", zeide Fernanda blo
zend, terwijl ze verlegen met een der blank gepoetste koperen
gewichten op de toonbank speelde.
»0ch, houd je nu niet zoo vreemd! Freydorn natuurlijk. Juf
frouw Christiansen zei dat zijn koffers al gekomen waren, dus je
kunt hem ieder oogenblik wachten. Maar pas nu goed op hem,
Fernanda ! Je weet dat die mooie meisjes van Christiansen met
iederen reiziger gaan strijken."
»Ja, jij bent gelukkig, Fernanda l" zeide Bella met een zucht
> Gelukkig! Hij heelt nog nooit een woord met mij gesproken
over liefde I"
» Wacht maar; ditmaal zal hij er wel mee voor den dag komen.
Je begrijpt toch wel dat hij niet drie dagen in zulk een nest als
ons stadje zou gebleven zijn; dat hij niet drie gulden voor de
slechte table d'höte van het hotel Christiansen zou betaald hebben,
als hij er geen oogmerk mee had gehad l"
»En er blijft je waarachtig ook niets anders over dan je met
hem te engageeren," voegde Thinka er bij. »De heele stad spreekt
er over dat je met hem uit rijden bent geweest; dat je 's avonds
met hem langs het kanaal gewandeld hebt, en het ergste is dat je
hem in den winkel hebt laten helpen. De vrouw van den dominee
heeft bij den burgemeester aan huis verteld, dat hij twee lood
breiwol voor haar afgewogen, en hear heel ongegeneerd klein geld
van een gulden teruggegeven heeft, en algemeen vond men dat
minst genomen heel ongepast."
»Zoo iets mag een oude juffrouw als ik wel doen," zeide
Fernanda. »Ik zou zijn moeder wel kunnen wezen, en ik kan je
verzekeren, dat het niets anders dan vriendschap is, ten minste
van zijn kant," voegde ze er met een zwakken zucht bij.
sDie dingen beginnen altijd met vriendschap," zeide Bella droo
mend, »Ik weet het aan mij zelf."
Fernanda liet eensklaps het gewicht uit haar hand vallen; ?
ze had iets lichtgrijs voorbij het venster zien zweven.
De winkelbel ging over ; ditmaal luidde zij als tot een feest,
en Fernanda's oogen rustten vol blijde verrassing op een licht
grijze massa.
De welgevormde lichtgrijze gedaante boog sierlijk, de lichtgrijze
handschoenen omklemden met een teederen druk haar bevende,
toegestoken handen, en een paar lichtgrijze oogen vestigden zich
vol uitdrukking op haar blozend gelaat.
Nadat hij de dames Blommer begroet had, ging het geheela
gezelschap naar Fernanda's kamer, waar wijn en taartjes werden
aangeboden.
Freydorn was een Duitscher, maar sprak vrij goed Noorsch,
hetgeen niet te verwonderen was, daar hij onder zijn clienteele
een groot aantal ongehuwde dames had, die een borduurwinkel
hielden, en die uit den aard der zaak gaarne praatten, vooral als
ze het voorrecht hadden een heer in den winkel te zien. Voor
haar is de aankomst van een reiziger ia mode-artikelen wat