Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTE*fiAM<MER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
ife. 370
gevuld werden. Toen man aan het dessert gekomen was, wendden
aller blikken zich naar den leeraar Bohn, die reeds een geruime
poos in diep stilzwijgen zijn baard had zitten streelen, en in ern
stig gepeins verzonken scheen.
Eindelijk tikte hij met zijn mes tegen zijn glas, ten teeken dat
hij het woord verlangde.
sStil/" fluisterde mevrouw Bohn vol eerbied; »Bohn wil spreken."
Mijnheer Bohn kuchte een paar maal en sprak:
j» Dames en Heeren! Zoolang onze gemeenschappelijke vriendin,
mejuffrouw Obarth, haar voeten onder haar eigen tafel gezet heeft,
hebben wij allen menigmaal gastvrijheid van haar genoten, en het
dan steeds goed bij haar gehad; want zij heeft steeds op een
grooten voet geleefd en haar tafel is altijd even uitmuntend."
Mevrouw Bohn keek rond en lachte.
Het geheele gezelschap zag zich verplicht haar voorbeeld te
volgen.
Mijnheer Bohn wachtte even om den indruk zijner woorden te
versterken, en ging toen voort:
»En toch, hoewel het ons hier nooit aan iets ontbreekt, gevoe
len wij zeker allen in de diepte van ons harte dat' er iets is, dot
aan juffrouw Obarth ontbreekt; ja, dames en heeren! zij heeft
een beschermer noodig."
De jonge dames wisselden schalksche blikken.
nEen man," aldus ging de heer Bohn met zachte ontroering
voort, som haar met krachtigen arm fier te omvatten, om haar
trouw ter zijde staan; een man, die haar boeken kan bijhouden,
haar winkel waarnemen, als zij uit moet, een man, om haar trouw
te beminnen tot de laatste stonde haars levens, als het oog dof,
het haar grijs wordt
Bella zuchtte en dacht aan haar eigen wederwaardigheden; me
vrouw Bohn's oogen vulden zich met tranen.
»Ja, dames en heeren, het is schoon, het is heerlijk, het is
goddelijk, wanneer men aan den avond des levens tot elkander
zeggen kan "
«Ondeugende jongen, blijf toch met je vingers van den scho
tel af!"
Deze uitroep kwam van een kapteinsvrouw, wier man op reis
was, en die met de drie oudsten harer telgen mede uitgenoodigd
was, en den geheelen avond geen oogen en ooren genoeg had om
haar bewegelijke lievelingen na te gaan.
» Neemt u me niet kwalijk dat ik u in de rede viel, mijnheer
Bolin, maar als ik er niet op gelet had, had mijn Ferdinand
de heele roomtaart op dea grond gesmeten."
s'Stil, verder, verder!" riepen de gasten uit.
» Ja, dames en heeren, ik wilde zeggen, het is schoon, het is...."
«Heerlijk", souffleerde zijn vrouw vol aandoening.
»llet is heerlijk, het is goddelijk wanneer men aan den avond
des levens tot elkander zeggen kan: wij hebben te samengeleetd,
we hebben samen gelukkig geleefd. En zouden wij dus onze
lieve vriendin en gastvrouw niet toewenschen, dat zij spoedig een
man moge 'rêndén, dien zij beminnen, met wien zij leven en met
wien zij sterven kan! Ik drink de gezondheid van juffrouw
Obarth!"
Mijnheer Bohn verliet zijn plaats om met Fernanda te klinken.
»Dank u wel, mijnheer Bohn!"
Allen hieven het glas naar haar op.
«Juffrouw Obarth! Fernanda!"
»Dank u wel, zeer verplicht!"
»Öp uw welzijn, mijnheer Freydornl" riep Thinka vol over
moed uit.
Er ontstond een algemeen gelach, en iedereen keek hem aan.
K Dank u, juffrouw Blommer," zeide hij koeltjes, terwijl hij zich
vuurrood in een hoek terugtrok.
Er volgde een drukkende pauze. Fernanda, die zich ook verle
gen gevoelde, stelde voor dat men eens dansen zou, en plaatste
zich, nadat er eenige ruimte gemaakt was, aan de piano.
Het liep naar tweeën. De kaarsen waren bijna afgebrand; de
gasten begonnen zich in den winkel tot vertrekken gereed tema
ken, en nadat de gebruikelijke erkentelijkheidsbetuigingen gewis
seld waren, nam Fernanda weldra van de laatsten hunner aan de
tfeur afscheid.
Alleen Freydora was in den winkel achtergebleven.
»Ik heb even gewacht," zeide hij eenigszins verlegen, >om be
hoorlijk afscheid van u te nemen voor Jangen tijd."
»Er was iets dat ge mij wildet toevertrouwen," zeide zij, de
oogen naar hem opslaande.
»Ik zal het u liever schrijven binnenkort."
Hij boog zich over haar heen, terwijl hij haar hand greep.
» Vaarwel, Fernanda, en dank, hartelijk dank voor al het goede."
Hij drukte haastig een innigen kus op haar lippen, en ijlde
naar buiten.
Fernanda bleef nog lang aan de deur staan en volgde bij de
flauwe ochtendschemering zijn lichte gestalte, tot hij in het hotel
verdween.
j» Er is toch nog een schip gekomen, hoewel het al laat was"
dacht ze. »Jammer dat het zoo spoedig voorbij glijdt. Nu wordt
het wat opnieuw zoo spiegelglad en stil en vervelend. En toch
kan men zien dat het schip er geweest is, het laat altijd een lich
tende streep na."
Zij sloot de winkeldeur en ging naar haar kamer.
»Ik zou bijna poëtisch gaan worden," mompelde zij, terwijl zij
de lichten der kroon uitblies.
>IIet schip heeft toch een weinig poëzie boven gebracht, dat op
den bodem lag.
IV.
Eenige dagen zijn sedert verloopen.
liet is weer middag en heel stil in Fernanda Obarth's woning.
De winkelbel was in het laatste half uur niet overgegaan.
Fernanda had het canapé-kussen met het miniatuur-landschap
op nieuw ter hand genomen, liet chenille-woud, liet kralen hutje
en de zijden zee zijn nu gereed gekomen; nu was ze bezig met
den achtergrond, die met lichtgrijze zijde opgevuld moest.worden.
Haar naald ging regelmatig op en neer.
Het was zoo stil in de kamer. Men hoorde geen ander geluid
dan het gegons der vliegen, die rondom het ro?e gaas om de
lichtkroon bleven zweven; want ze waren weer erg lastig.
Eensklaps klonk de winkelbel met groot geraas, en de
brievenbesteiler wierp een brief op de toonbank. Zij ging dien haastig
halen, naai plaats in den leuningstoel en legde haar borduurwerk
op de tafel.
Daarna zette zij haar lorgnet op, en na den angstig verbeiden
brief met bevende handen geopend te hebben, las ze:
»Waarde Fernanda!
Sta mij toe u aldus toe te spreken, want ge zijl en blijft mij
dierbaar als weinigen. De zusterlijke, ik mag wel zeggen moeder
lijke vriendelijkheid en voorkomendheid, die mij van u te beurt
mochten vallen, wonnen al dadelijk mijn hart. Gij weet niet hoe
goed het doet ook eens een verstandige vrouw te ontmoeten, die
het verschil begrijpt tusschen vriendschap en liefde, als men zooals
ik, arme zwerveling, verplicht is geweest tusschen een onnoemelijk
aantal meer of minder oude dames rond te fladderen, en kwistig
moet zijn met glimlachjes, handdrukken en teedere blikken, orn
toch maar een onnoozel borduurwerkje of een pakje garen te
kunnen verkoopen. Daarom zult gij, lieve vriendin, ook de eerste
zijn, die ik deelgenoot maak van mijn geluk. Ik ben geëngageerd
met een allerliefst meisje. Dit was het dat ik u toevertrouwen
wilde, want op den dag, toen gij uw partij gaaft, bracht de post
mij juist haar jawoord. Zonder het te weten, hebt gij zoo doende
mijn verlovingsfeest gevierd. Mijn aanstaande schoonvader is gros
sier, en ik kom in zijn zaak. Een ongehuwd reiziger in mode
artikelen is bestaanbaar, gehuwd wordt hij een onmogelijkheid.
Ik zeg dit artikel dan ook vol vreugde vaarwel; ik heb er meer
dan genoeg van. fn de volgende maand vieren wij onze bruiloft.
Lieve Fernanda, ik heb moeder noch zuster meer; het zou mij
zooveel genoegen doen, als gij haar plaats wildet innemen en bij
de plechtigheid tegenwoordig zijn. Ge moogt het mij bepaald niet
weigeren. Mijn meisje zendt u haar vriendelijke groeten, en ver
heugt zich er reeds op u nader te leeren kennen; ik heb haar
zoo dikwijls over u gesproken. Leef intusschen wel, en ontvan?
nogmaals mijn dank voor al uw goedheid.
Uw steeds toegenegene
Freydorn",
Fernanda legde den brief te zijde.
>Is het zool"
Zij liet het hoofd op haar hand rusten en een paar tranen vie3
len op haar borduurwerk.
Eensklaps echter sprong zij op en wischte haar oogen af, want
de winkelbel was overgegaan. Het was een jong meisje, dat een
kleinigheid kwam koopen, maar Fernanda.vergat ditmaal de groe
ten aan haar mama te doen.
Een maand later ontving zij een uitnoodiging tot het bijwonen
van Freydorn's bruiloft. Maar zij kon er niet heengaan; want
ze was ernstig ongesteld en moest te bed blijven, terwijl juffrouw
Olsen's dochter op den winkel paste.
Thinka en Bella beweerden dat ze ziek was van teleurgestelde