De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 3 augustus pagina 6

3 augustus 1884 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 371 Al lezende stapt men over het wantrouwen heen, dat de voorrede doet 'jrijzen, men verliest het pijnlijk contrast uit het oog tusschen een smart, die uit den aard der zaak de eenzaamheid zoekt en de zorg, waarmede de dichter al het hem gegeven talent" aan de bewerking voor het pu bliek besteed heeft. De verzen zijn noch het wroeten in die smart, liet openleggen van het gescheurde hart, op romantische wijze; noch de aca' demiseho oden aan de overledene, zooals men ze tachtig jaar geleden oen post geoordeeld zou hebben. Een gedicht tot bewijs, 't zegt Weinig": 't Zegt weinig, als de bleeke Seraf, Uw lieven 't voorhoofd heeft gekust, En 't stofflijk deel op 'B Heeren akker, In onverstoorb'ren vrede rust; 't Zegt weinig, dan hun naam te roemen, Hun lof te zingen in een lied; ? Oin hun geclacht'nis hoog te houden Volstaat die kleine hulde niet. Uw leven zij een lied der trouwe, Uw wandel zij hun naam ten roem ; XIw plichtsbetrachting, zelfs ia 't lijden, Een op hun graf gestrooide bloem. Smeek, in 't bewustzijn van uw zwakte, Den eeuw'gen God oni deze kracht; Heil! zoo dat offer uwer liefde Uw dierb'ren doodea wordt gebracht. Er is ondanks de smart, levenshoop en levensmoed in de verzen, eene richting, die aangenaam aandoet, en die het verklaart, dat De Rop 200 gaarne Longfellow leest en zoo goed van hem vertaalt. Een enkele maal vindt men er gedachten ia, zóó innig, als Longfellow zelf ze gevonden kon hebben, en dan met den stempel der oorspronkelijkheid gezegeld. Onze eerste woning" is te lang om geheel aangehaald te worden, maar reeds de eerste regels geven de gedachte: Daar is een woning, die men nooit vergeet, Waarvan de vensters altijd zonnelicht XVeerspieg'len, altijd bloemen, vriendelijk schoon, Vertoonen voor de glazen, altijd ook Er overheen gebogen, 't blij gelaat To aanschouwen geven van een jonge vrouw, De sluier van 't verleden plooie zwaar Om ieder beeld van lang vervlogen tijd, De gloed der vreugd schittre in onze oogen dus, Dat zij het Heden vol verrukking zien, Of wel de nacht dor smart omiloera'den blik, Zoodat geen star der toekomst ons meer gloort, Toch flauwt de erinu'ring aan die woning nooit. Zij, 'teerste nestjeu onzer huwelijkemin, De vorm wordt door De Eop zoo gelukkig beheerscht, zonder dat 'hij haar ergens op den voorgrond wil stellen. Geen zijner gedichten schijnt beste cad om deze of gene maatsoort, rijmkoppeling, klankspelerij te doen uitkomen. Waar dan ook de vorm zich krachtig doet gelden, is dit een valstrik voor hem, b.v. bij het sonnet. De Rop's Sonnetten hebben da bewuste veertien regels; in enkele bevat, als in don zuiveren kunstvorm, de eerste strofe den major, de tweede den minor, de beide andere de conclusie van den poëtischen syllogisrnus, ea toch hebbea deze veertien-regelige gedichten in het geheel niet de allures van sonnetten. Ofschoon De Rop bijna geen vreemde woorden gebruikt, is zijn Hol landsen niet onberispelijk. Een killende aêm oorwoei ons Paradijs", wiugerend loof', hem siddert'', der wangen bloos verdwijnt", landouw" rij mende op blauw", lof" voor loof, plaats", rijmende op dwaas", enz. hadden moeten verbeterd worden. In een enkel motto konia eene verandering voor, die den heer De Rop aangenamer moet kl'iiken dan zijnen lezers. Leopardi heeft geschreven: O, Silvia, rimembri encora Quel tempo della tua vita mortali, Quando belta splendea Negli occhi tuoi ridenti e fuggitivi? Do Rop haalt de twee eerste regels aan, met de verandering: O, Anna-mia! rimembri encora. Het gedicht dat hij aan die regels vastknoopt is een der beste van den bundel, dien wij niet als iets dat poque of furore maakt, maar ala iets degclijks en kulmdichterlijks gerust kuiinon aanbevelen. Scaramouche (V). MOEDERWEELDE. (Sonnet.) Wat zit zij graag bij t kleine wiegje neder, Waarin voor haar een gansche wereld ligt; Hoe innig lacht zij tegen 't minzaam wicht, Zoo vaak gekust reeds en nog telkens weder. Wat vindt zij 't knaapjen onbeschrijfbaar teeder; Op hem alleen is al haar zorg gericht; En prijst gij 't kind, hoe straalt dan haar gezicht, Hoe zalig zit ze dan bij 't wiegje neder! 't Zij arm of rijk, het blijft dezelfde vreugd, Die 't moederhart zoo naamloos zoet verheugt; De moederweelde is aan geen stand gebonden. 't Zij n die wieg voor 't eerst haar liefde rust, Of zij dien trots reeds meer heeft, ondervonden: Ileur zuigliug blijft haar heil en levenslust. T. BERICETEN EN MKDEDEELINGEN. Bij de firma J. B. Wolters te Groningen is verschenen het derde en laatste deel der Bijdragen tot de Geschiedenis der Nederlandsche Letter kunde" door Dr. Georg Penon. Dit deeltje bevat: Pyramus en Thisbe. Brieven van en aan Gceraerdt Brandt. De nieuwe Uitgave van Huygeus. Nalezingen en Verbeteringen bij de Drio Deelen. Register op de Drie Deelen. De beeldhouwer Bartholdi, die de ontwerper is van het colossale beeld der Vrijheid, dat binnen kort naar Amerika wordt ingescheept, heeft het standbeeld van Diderot vervaardigd, dat 3 Augustus te Langres, Diderot's geboorteplaats, wordt onthuld. Twee andere beelden vanden beroemden encyclopedist zullen Parijs versieren; het eene komt op St. Germain des Pres, het andere in het Stadhuis te staan. Dit laatste, van de hand des ?beeldhouwers Lecointe, werd dit voorjaar in den salon tentoongesteld. Op den 10 Augustus vangen de feesten ter eere van George Sand te La Chatre aan, waar bij die gelegenheid ook het standbeeld van deze be roemde schrijfster wordt onthuld. Onder den titel Les Chinoig peints par eux mêmes" heeft kolonel Tcheng-ki-tong bij Calmann Lévy de schetsen van het chineesche leven uitgegeven, die in den loop van dit jaar in de Eevue des deiix Mondes zijn verschenen. Het eigenaardige van dit werkje is, dat de schrijver, die tien jaar in Europa heeft geleefd, telkens de zeden en gevoelens van zijns landgenooten aan die van de westersche volken toetst en daarbij den indruk weergeeft, die ons hedendaagsch Europa op den beschaafden Chinees van heden maakt. Hij schrijft o. a. dat hem de onverschilligheid voor het lijden van anderen in de westersche zeden zeer getroffen heeft. Er is een oogenblik te Parijs sprake geweest dat, bij gelegenheid van de nationale feesten op 14 Juli, aan Zola het kruis van het Legioen van Eer zou worden uitgereikt, maar tot ergernis van zijne bewonderaars versiert het roode lintje tot heden de borst van den nobelen schiijver nog niet. Op 29 Sept. a.s. zal te Madrid het zevende internationale letterkundige congres worden gehouden. Ook daar weder zal de wetgeving op den letterkundigen eigendom in alle landen een voornaam punt van bespreking zijn en tevens over de hervorming van de Association litteraire inter nationale" worden beraadslaagd. Als prijsvraag is uitgeschreven een verhandeling over Du sentiment de l'honneur; son expression dans la litterature Espagnole et la litterature des autres pays. Nederland zal op dit congres in het comitéd'honneur" vertegenwoordigd worden door prof. T. M. C. Asser en den heer A. G. C. van Duyl. Ongeveer een jaar geleden is te Genêve, door toedoen van den Heer Scherer, een werkje uitgekomen, dat fragmenten behelst uit het dagboek van een zekeren Henri, Frederic Amiel, die, na eenigen tijd een weinig bekend leeraar in de .philosophie aan de universiteit daar ter stede te zijn geweeit, het jaar te voren schier onopgemerkt waa gestorven. Dit dagboek, waarvan dezer dagen het tweede deel is verschenen, heeft thans reeds en met volla recht zegt een bevoegd beoordeelaar een plaats gevonden naast de Pensees van Pascal in de bibliotheken diergenea, die aan de problemen van het moreele leven hun aandacht wijden. Het merkwaardige van het boek schuilt niet hierin, dat er ons een dier gees ten uit tegen treedt, waaraan deze eeuw zoo rijk is, een dier cosmiBche droomers, wia het doordringen in het al overweldigt en wier veelom vattend gevoel geen tegenwicht in een krachtigen wil vindt, maar hierin, dat deze eenzame, die er geen oogenblik aan gedacht heeft, dat hetgeen hij schreef anderen onder de oogen zou komen, de meest volledige analyse van zich zelf maakt, zonder zich als type te poseren, of naar eenig kunstvol effect te trachten. Daarbij is hij geloovig protes tant en van plichtsbesef doordrongen, wat hem echter niet heeft mogen baten om de ziekte zijner eeuw te overwinnen. Door de Plattdeutschen Verein" te Berlijn wordt een bundel platduitsche liederen uitgegeven, die volgens das Magazin" zeer gelukkig geko zen zijn. Alleen zou dit blad wenschen, dat het fraaie gedicht van Klaus Groth, Min Modersprak," den bundel opende, m stee van midden onder de andere verzen een plaats in te nemen. JuUus Klaczkos heeft Florentiner Plaudereien" uitgegeven, die voor alle kenners en bewonderaars van Dante zeer belangrijk zijn. INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN. Spectator 2 Augustus: Berichten en mededeelingen. Wetenschappelijke uitkomsten der laatste Barentsexpedities, door dr. G. C. J. Vosmaer. Ramp te Ischia, door J. J. van Kerkwijk en D. F. Scheurleer. De stichting ran VHertogenbosch in 1185, door J. G. Frederïks. Het lied in de middeleeuwen van dr. G. Kalft", door prof. Paul Fredericq. Pluksel. Eigen Haard. No 30. Krates door Justus van HauriJc Jr. (Vervolg): In verlegenheid (bij de plaat); Met verlof in Nederland door Louissc S. B. (Vervolg); De geschiedenis van den Hollandsche Ijzeren Spoorweg door Dr. E. van der Ven (met afbeeldingen;) Schetsen uit het Amsterdamsch Aquarium door Dr. J. E. Kombouls: Verscheidenheid. FortnigJitty Review. Augustus. The marcpis of Salisbury lij K. G. Ideas about India by WilffiA Scaiven Bhtnf; The measurement of character by Francis Gallon; ? Morocco by Cupf. Warren: Our obligation in Egypt by T. Beid; Compulsory tomperance by Agg Gardner; Thomas Hobbes by W, Eoar&] -* Wb.at is Judaiam? by Lucicn Wolf; The house of Lords;

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl