De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 3 augustus pagina 7

3 augustus 1884 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 371 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. by James Hogers; Nubar Pasha and Clifford Lloyd bv a britisb. resilent in Cairo; Home and foreign affairs. The Century Magazine, Augustus. . A song of the mocking-bird by Mourice Thompson; A glance at British wild flowers by John. Burrotighs; General Sam Houston by Al. Hynds; A Eanctuary by Nelson Powerg; In remembrance by William Parsons; A summer holiuight by M. Thomas; Recent irchitecture im America by Mr s. van Ilensselaer; Carmen Sylva by Helen Zimmern; Endymion by Elie. Akers; Work for a constiutional convention by Is. JRice; An Effect in yellow by Ivory Black; imericans at play by Ed. Eggleston; Chinese Gordon by W. Stead; Dn the track of Ulysses by W. Stillmann; Death's anchor by G. Lathrop ; A new England's winter by Henry James; The remarkable wreek of the Thomas Hyke" by F. StocJcton; Dr. Sevier by Gr. Salie; A problemathic character by H'jalmar Ujorth Byyesen; Three dangers by Washington Gladden, etc. Nieuwe Uitgaven in Nederland. 1 Wilkie Collins, Neen". Antwoord op eene liefdesverklaring. Ie Aflevering. Mr. B. D. II. Teilegen, De wedergeboorte van Nederland. 1 Agatha, Ondeugende knapen. Agatha, Kleine bengels. : Da Harz, Ia veertien dagen uit en thuis. Door Fantasie. C. H. Spurgeon, Voor iederen avond. Dagboek voor huisgerin en binnenkamer door H. E. Faure. Nieuwe uitgaven in Engeland. EI. Davison, Poeras ...'.'.],,,. V. Leghs, Dreamland a book of sonnets ,- l . ', . T. Woolner, Silenua '.'.II. General Gordon's letters edited by D. C. Bou'ger , . . D. Marvin, The region of eternal fire . . . ? ? A. Wright, Adventures in Servia . , . . . . i E. A. Dillwyn, Jili . . . . . ; « i . '. . A. Forbes, Otterstone Hall. . . . . . ) ? [. Gutteridges, Life among the masses . . . . ' . Lady Lowater's companion by author of St. Olave . ' . . 3. Tytler, Sainte Mungo's City .... .t F. Barnard, Series of character, studies from Dickens. . . M. J. Sa vage, Poems of modern thought . .' . ,? ? J. Ashton, English earicature and satire on-Nap. I - . , D. E. Baxter, Letters from foreign parts ....'. W. Oxley, Egypt and the wonders of the land of the Pharaos J. M. Backer, Mary Elwood 2 vol . . . . ' . Mrs. Cooper, Heart Salvage by soa and land . .' . ?. Hannan, Told in the gloarning or our Novena and liow we made it ? ' A. Karoly, The dilsmnas of Labour and Edueation .' . . ' F. Lewald, Stella from the German ...... Quads for Authors, Editors and Devils ed by Tuer . > Quadüwitnin quads . i ? , O.GO 2.50 0.25 0.25 0.75 1.90 eh. 3.6 . 5-6, 5. » 21.10.G 12.* 21. 5.31.C ., 51.6 » 21 » 3 28 » 4 7.6 » 21 31.6 Nieuwe uitgaven in Duitschland. A. Gaebeler, Die Egoïsten, Drama . ', > « . l '. Ferd. Gross, Blatter im Winde ...'.," : ? . A. Holz, und O. Jerschke, Deutsche W eisen . . . "' '. Wilh. Muller, Politische Geschichte der Gegenwart ,' , . Anna Nitschke, Freudvoll und Leidvoll, Lieder .... Pederzani-Weber, Die moderne Kultur . , ? . ', 'i . A. Reichenbach, Der Eid . l . ", l . Arthur Eéné, Aus Heimat und Fremde. '.' ", ' ". ', Otto Spielberg, In Nomine Dei, Der iieue philosoph für die Welt 7. J. Traun, Die Aebtissin von Buchau ,-,> . . , . , M. 2.G 3.0 4 2.6 7.G 1.50 l 3 3.CO C 0.75 Gr- ? ? ? I<J 4 1.50 l MILITAIRE ZAKEN. EEN BLIK IN DE TOEKOMST ONZER LEVENDE STRIJDKRACHTEN. s. Het veldleger en zijn reserve. Onder de vraagstukken van den dag, die sinds vele jaren in ons land op een algemeen gewenschte oplossing wachten, is geen zoo dringend, geen van zoo universeel belang, ala dat van een goede vorming onzer levende strijdkrachten. Geplaatst buiten en boven den strijd der partijen, die alle, zonder uitzondering, bij eene goede regeling onzer weermiddelen gelijkelijk gebaat zijn, moest dit vraagstuk door de zorg van het volk reeds lang tot oplos sing gebracht zijn. Het schijnt echter wel, alsof juist die neutrale stelling voor de regeling onzer strijdkrachten eer na- dan voordeelig heeft gewerkt. Waarom bezit ook dit vraagstuk niet zijn dogma, waarvoor de gemoederen van het Nederlandsche volk heden, nog als voor eeuwen, eoo licht ontvlambaar zijn ? Was niet voor korten tijd het NederlandBche volk, met zijn vertegenwoordiging aan de spits, in rep en roer over de quaestia of een onderwijzer al of niet buiten de grenzen is getreden, die de neutrale schQol wel meent zichzelve te kunnen stellen ? Voor een der hoogste belangen van den Staat echter, voor de verzekering van het onafhankelijk volksbestaan, daarvoor heeft in Nederland niemand, buiten het leger, oor of oog. Een treurig verschijnsel, voorwaar! dat op den achteruitgang van het nationaal karakter zou wijzen, indien niet hetzelfde gebrek aan belangstelling in zijn weervermogen het Nederland-i iche volk door eeuwen heen gekenmerkt had. f Reeds in ons artikel: Eene bladzijde uit de jongste geschiedenis va* onze levende strijdkrachten" hebbeu wij, als de oorzaak van deze onver schilligheid des volks, zijn volkomen onbekendheid met militaire instel lingen leeren kennen. Het beschaafde deel van het volk mist elke aan raking met het militaire element. Door de achtereenvolgende legerbestnren is, na de verworpen ontwerpen tot invoering van den persoonlijken dienstplicht, geen enkelo ernstige poging aangewend, om aan deze heillooze onbekendheid een einde te maken. Hoeveel redenen tot ontmoediging intusschen op dit gebied ook mogen bestaan, er zijn ook lichtpunten te midden der duisternis. Als zoodanig zijn door ons genoemd: de aanstaande Grondwetsherziening en de merk waardige eenheid in denkbeelden, dra in de laatste jaren onder onzo voornaamste deskundigen de plaats van vroegere verdeeldheid heeft ingenomen. Als orgaan der algemeen gehuldigde gevoelens over de beste inrichting onzer strijdkrachten, mogen zonder twijfel de beide laatste pennevruchten van den oud-Minister Den Beer Poortugael genoemd wordsn. Hoe betrekkelijk bekend, voor militaire geschriften, deze in Nederland ook mogen zijn, toch klampt zich nog menigeen, en daaronder van de invloedrijkste personen aan de oude en verouderde instellingen vast. Hen te bestrijden, zoo mogelijk te bekeeren, bij anderen de belangstelling' voor de toekomstige regeling onzer levende weermiddelen op te wekken, ziedaar het doel van dit schrijven. Wanneer meii een blik slaat op de militaire kaart van Nederland, dan ontwaart men tal van groote en kleine verdedigingswerken. Elk dier werken moet voorzien zijn vaa een afzonderlijke bezetting. Alle bezet tingen te zamen kunnen bijeengevat worden onder den algemeenen naam van leecttingsleger. Dit leger is echter niet in staat, om den vijand het doordringen tusschen de werken te beletten; de troepen, o. a. daarvoor bestemd, behooren afgescheiden van de eerste een afzonderlijken werk kring te verkrijgen. Om dit aan te duiden geeft men aan deze gezamen lijke macht, den naam van veldleger. Door deze splitsing, die ook erkend is in de bestaande organisatie door den Minister Reuther in het leven geroepen, wordt orde in het raderwerk gebracht, bestaat de gelegenheid, om de troepen op de snelste wijze op voet van oorlog te brengen en hen in bepaalde stellingen en aan bepaalde plaatsen te concentreeren. Daar echter elke troepenmacht ten gevolge van de groote verliezen, die in den eersten tijd vooral worden ondergaan door ziekte en door het vijandelijk vuur, spoedig is uitgeput, is voor beide het bezit van een afzonderlijke reserve een levensvoorwaarde. Met een veld- en bezettingsieger, en de beide reserven kunnen de zuiver militaire operatiën worden uitgevoerd; voor de vele werkzaamheden, zooals opruimingen, het ver vaardigen van borstweringen etc., zijn nog noodig werklieden, die onder militair toezicht den vooraf aangewezen arbeid uitvoeren. Daarom moeten de weerplichtigen gesplitst worden in soldaten en militaire handlangers, arbeiders cf werklieden, hoe men ze noemen wil. Ora een volledig oordeel te vellen over de stcrkto, samenstelling en vorming van elk dier onclerdeelen, is het noodzakelijk daarvan den werk kring zooveel noodig nader te beschouwen. liet veldleger staat hierbij om zijn veelzijdig gebruik boven aan. Dit leger vormt het bolwerk van Neerland's weerbaarheid. Zonder veidleger kau de vijand gedurende zijn maisc1! naar het, hart des lands niet worden opgehouden, zoolang tot de vestingen en forten zijn bezet en in staat van verdediging gebracht. Is de tegenpartij eenmaal voor de liniën ver schenen, dan moet hij door groote en kleine uitvallen van het veldleger worden afgemat; maai- bovenal moet door de veldtroepen het forceeren der tusscheniuimten, in verband met het vuur uit de forten worden tegen gegaan. Forten en werken, die bedreigd worden met een gewelddadiger» aanval, mo.:en den steun van het veldleger niet derven. Mocht het den vijand, ondanks alle pogingen van tegenweer, toch ge lukt zijn zich ergens een doortocht te banen, dan moeten nieuwe stellin gen in het polderlaud worden bezet, ten einde aan het bezettingsleger van cle geforceerde linie tijd en gelegenheid voor een veiligen terugtocht te verschaften. Daar groote landingen aan den vijand veel tijd en veel geld kosten, heüben wij het meeste te duchten van kleine vijandelijke operatiën op do kust. Deze te bestrijden ligt andermaal op den weg van een deel van het veldleger. _ Wil men eindelijk zijn rechten als onafhankelijk Rijk behouden, dan zal ten minste een ernstige poging tot behoud der neutraliteit noodzake lijk zijn, ook om den Nederlandschen bodem te behoeden voor de ver woestingen van den oorlog. Men ziet uit dit overzicht, hoe veelzijdig de bestemming van ons veld leger is. Kan het, met zijn reserve achter zich, deze taak volvoeren'? Een blik op beider samenstelling, zooals wij die ons ia de toekomst voorstel len, kan ons wellicht tot de beantwoording van die vraag leiden. Volgeng de bestaande organisatie bestaat ons veldieger op voet van oorlog uit 33 bataljons infanterie, 3 regimenten of 15 eskadrons cavalerie, o regimenten of 108 stukken veldartiüerie, 2 batterijen of 12 stukken rijdende artillerie, de noodige treinaf'deelingen, benevens 3 compagnieën genietroepen, samen vormende ruim 36.000 officieren en minderen. Algemeen wordt die sterkte door deskundigen als te gering beschouwd. Het is moeilijk een juist om schreven sterktecijfer vast te stellen, dat ala voldoende bewezen kan worden. Naar onze opvatting behoort een leger zoo sterk te zijn, als de personeele en finantieele lasten dit toelaten. Stelt, men nu als grondbe ginsel vast, dat vooral de laatste in den tegenwoordigen benarden tijd niet mogen overschreden worden, dan is de keuze tusschen de twee wegen, die openstaan tot versterking des legers, niet bezwaarlijk. Die wegen voeren in de richting van: verhuoging van het militie-contingent, of in verlenging van den diensttijd, bijv. van 5 tot 6 jaar. Meermalen zijn door het oorlogsbestunr pogingen aangewend in de eerste richting. Zoo werd door de Ministers van den Bosch en Klerck voorgesteld het contingent op te voeren tot 14000, door de Ministers Weitzel, Enderlein en Beijen tot 13,500, door de Ministers Engelvaart en JJelp.rat tot 13,000, door dea Bliaister Keuther tot 12,600 mail. Hoe

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl