Historisch Archief 1877-1940
No. 371
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
by James Hogers; Nubar Pasha and Clifford Lloyd bv a britisb.
resilent in Cairo; Home and foreign affairs.
The Century Magazine, Augustus. .
A song of the mocking-bird by Mourice Thompson; A glance at
British wild flowers by John. Burrotighs; General Sam Houston by
Al. Hynds; A Eanctuary by Nelson Powerg; In remembrance by
William Parsons; A summer holiuight by M. Thomas; Recent
irchitecture im America by Mr s. van Ilensselaer; Carmen Sylva by
Helen Zimmern; Endymion by Elie. Akers; Work for a
constiutional convention by Is. JRice; An Effect in yellow by Ivory Black;
imericans at play by Ed. Eggleston; Chinese Gordon by W. Stead;
Dn the track of Ulysses by W. Stillmann; Death's anchor by G.
Lathrop ; A new England's winter by Henry James; The
remarkable wreek of the Thomas Hyke" by F. StocJcton; Dr. Sevier by
Gr. Salie; A problemathic character by H'jalmar Ujorth Byyesen;
Three dangers by Washington Gladden, etc.
Nieuwe Uitgaven in Nederland.
1 Wilkie Collins, Neen". Antwoord op eene liefdesverklaring.
Ie Aflevering.
Mr. B. D. II. Teilegen, De wedergeboorte van Nederland.
1 Agatha, Ondeugende knapen.
Agatha, Kleine bengels.
: Da Harz, Ia veertien dagen uit en thuis. Door Fantasie.
C. H. Spurgeon, Voor iederen avond. Dagboek voor
huisgerin en binnenkamer door H. E. Faure.
Nieuwe uitgaven in Engeland.
EI. Davison, Poeras ...'.'.],,,.
V. Leghs, Dreamland a book of sonnets ,- l . ', .
T. Woolner, Silenua '.'.II.
General Gordon's letters edited by D. C. Bou'ger , . .
D. Marvin, The region of eternal fire . . . ? ?
A. Wright, Adventures in Servia . , . . . . i
E. A. Dillwyn, Jili . . . . . ; « i . '.
. A. Forbes, Otterstone Hall. . . . . . ) ?
[. Gutteridges, Life among the masses . . . . ' .
Lady Lowater's companion by author of St. Olave . ' . .
3. Tytler, Sainte Mungo's City .... .t
F. Barnard, Series of character, studies from Dickens. . .
M. J. Sa vage, Poems of modern thought . .' . ,? ?
J. Ashton, English earicature and satire on-Nap. I - . ,
D. E. Baxter, Letters from foreign parts ....'.
W. Oxley, Egypt and the wonders of the land of the Pharaos
J. M. Backer, Mary Elwood 2 vol . . . . ' .
Mrs. Cooper, Heart Salvage by soa and land . .' .
?. Hannan, Told in the gloarning or our Novena and liow we
made it ?
' A. Karoly, The dilsmnas of Labour and Edueation .' . .
' F. Lewald, Stella from the German ......
Quads for Authors, Editors and Devils ed by Tuer . >
Quadüwitnin quads . i ? ,
O.GO
2.50
0.25
0.25
0.75
1.90
eh. 3.6
.
5-6,
5.
»
21.10.G
12.*
21.
5.31.C
., 51.6
» 21
» 3
28
» 4
7.6
» 21
31.6
Nieuwe uitgaven in Duitschland.
A. Gaebeler, Die Egoïsten, Drama . ', > « . l '.
Ferd. Gross, Blatter im Winde ...'.," : ? .
A. Holz, und O. Jerschke, Deutsche W eisen . . . "' '.
Wilh. Muller, Politische Geschichte der Gegenwart ,' , .
Anna Nitschke, Freudvoll und Leidvoll, Lieder ....
Pederzani-Weber, Die moderne Kultur . , ? . ', 'i .
A. Reichenbach, Der Eid . l . ", l .
Arthur Eéné, Aus Heimat und Fremde. '.' ", ' ". ',
Otto Spielberg, In Nomine Dei, Der iieue philosoph für die Welt
7. J. Traun, Die Aebtissin von Buchau ,-,> . . , . ,
M.
2.G
3.0
4
2.6
7.G
1.50
l
3
3.CO
C
0.75
Gr- ? ?
? I<J
4
1.50
l
MILITAIRE ZAKEN.
EEN BLIK IN DE TOEKOMST ONZER LEVENDE
STRIJDKRACHTEN.
s. Het veldleger en zijn reserve.
Onder de vraagstukken van den dag, die sinds vele jaren in ons land
op een algemeen gewenschte oplossing wachten, is geen zoo dringend,
geen van zoo universeel belang, ala dat van een goede vorming onzer
levende strijdkrachten.
Geplaatst buiten en boven den strijd der partijen, die alle, zonder
uitzondering, bij eene goede regeling onzer weermiddelen gelijkelijk gebaat
zijn, moest dit vraagstuk door de zorg van het volk reeds lang tot oplos
sing gebracht zijn. Het schijnt echter wel, alsof juist die neutrale stelling
voor de regeling onzer strijdkrachten eer na- dan voordeelig heeft
gewerkt. Waarom bezit ook dit vraagstuk niet zijn dogma, waarvoor
de gemoederen van het Nederlandsche volk heden, nog als voor eeuwen,
eoo licht ontvlambaar zijn ? Was niet voor korten tijd het
NederlandBche volk, met zijn vertegenwoordiging aan de spits, in rep en roer over
de quaestia of een onderwijzer al of niet buiten de grenzen is getreden,
die de neutrale schQol wel meent zichzelve te kunnen stellen ? Voor
een der hoogste belangen van den Staat echter, voor de verzekering van
het onafhankelijk volksbestaan, daarvoor heeft in Nederland niemand,
buiten het leger, oor of oog. Een treurig verschijnsel, voorwaar! dat op
den achteruitgang van het nationaal karakter zou wijzen, indien niet
hetzelfde gebrek aan belangstelling in zijn weervermogen het Nederland-i
iche volk door eeuwen heen gekenmerkt had.
f Reeds in ons artikel: Eene bladzijde uit de jongste geschiedenis va*
onze levende strijdkrachten" hebbeu wij, als de oorzaak van deze onver
schilligheid des volks, zijn volkomen onbekendheid met militaire instel
lingen leeren kennen. Het beschaafde deel van het volk mist elke aan
raking met het militaire element. Door de achtereenvolgende legerbestnren
is, na de verworpen ontwerpen tot invoering van den persoonlijken
dienstplicht, geen enkelo ernstige poging aangewend, om aan deze
heillooze onbekendheid een einde te maken.
Hoeveel redenen tot ontmoediging intusschen op dit gebied ook mogen
bestaan, er zijn ook lichtpunten te midden der duisternis. Als zoodanig
zijn door ons genoemd: de aanstaande Grondwetsherziening en de merk
waardige eenheid in denkbeelden, dra in de laatste jaren onder onzo
voornaamste deskundigen de plaats van vroegere verdeeldheid heeft
ingenomen.
Als orgaan der algemeen gehuldigde gevoelens over de beste inrichting
onzer strijdkrachten, mogen zonder twijfel de beide laatste pennevruchten
van den oud-Minister Den Beer Poortugael genoemd wordsn.
Hoe betrekkelijk bekend, voor militaire geschriften, deze in Nederland
ook mogen zijn, toch klampt zich nog menigeen, en daaronder van de
invloedrijkste personen aan de oude en verouderde instellingen vast. Hen
te bestrijden, zoo mogelijk te bekeeren, bij anderen de belangstelling'
voor de toekomstige regeling onzer levende weermiddelen op te wekken,
ziedaar het doel van dit schrijven.
Wanneer meii een blik slaat op de militaire kaart van Nederland, dan
ontwaart men tal van groote en kleine verdedigingswerken. Elk dier
werken moet voorzien zijn vaa een afzonderlijke bezetting. Alle bezet
tingen te zamen kunnen bijeengevat worden onder den algemeenen naam
van leecttingsleger. Dit leger is echter niet in staat, om den vijand het
doordringen tusschen de werken te beletten; de troepen, o. a. daarvoor
bestemd, behooren afgescheiden van de eerste een afzonderlijken werk
kring te verkrijgen. Om dit aan te duiden geeft men aan deze gezamen
lijke macht, den naam van veldleger. Door deze splitsing, die ook erkend
is in de bestaande organisatie door den Minister Reuther in het leven
geroepen, wordt orde in het raderwerk gebracht, bestaat de gelegenheid,
om de troepen op de snelste wijze op voet van oorlog te brengen en hen
in bepaalde stellingen en aan bepaalde plaatsen te concentreeren.
Daar echter elke troepenmacht ten gevolge van de groote verliezen,
die in den eersten tijd vooral worden ondergaan door ziekte en door het
vijandelijk vuur, spoedig is uitgeput, is voor beide het bezit van een
afzonderlijke reserve een levensvoorwaarde. Met een veld- en
bezettingsieger, en de beide reserven kunnen de zuiver militaire operatiën worden
uitgevoerd; voor de vele werkzaamheden, zooals opruimingen, het ver
vaardigen van borstweringen etc., zijn nog noodig werklieden, die onder
militair toezicht den vooraf aangewezen arbeid uitvoeren. Daarom moeten
de weerplichtigen gesplitst worden in soldaten en militaire handlangers,
arbeiders cf werklieden, hoe men ze noemen wil.
Ora een volledig oordeel te vellen over de stcrkto, samenstelling en
vorming van elk dier onclerdeelen, is het noodzakelijk daarvan den werk
kring zooveel noodig nader te beschouwen.
liet veldleger staat hierbij om zijn veelzijdig gebruik boven aan. Dit
leger vormt het bolwerk van Neerland's weerbaarheid. Zonder veidleger
kau de vijand gedurende zijn maisc1! naar het, hart des lands niet worden
opgehouden, zoolang tot de vestingen en forten zijn bezet en in staat
van verdediging gebracht. Is de tegenpartij eenmaal voor de liniën ver
schenen, dan moet hij door groote en kleine uitvallen van het veldleger
worden afgemat; maai- bovenal moet door de veldtroepen het forceeren
der tusscheniuimten, in verband met het vuur uit de forten worden tegen
gegaan. Forten en werken, die bedreigd worden met een gewelddadiger»
aanval, mo.:en den steun van het veldleger niet derven.
Mocht het den vijand, ondanks alle pogingen van tegenweer, toch ge
lukt zijn zich ergens een doortocht te banen, dan moeten nieuwe stellin
gen in het polderlaud worden bezet, ten einde aan het bezettingsleger
van cle geforceerde linie tijd en gelegenheid voor een veiligen terugtocht
te verschaften.
Daar groote landingen aan den vijand veel tijd en veel geld kosten,
heüben wij het meeste te duchten van kleine vijandelijke operatiën op do
kust. Deze te bestrijden ligt andermaal op den weg van een deel van
het veldleger. _
Wil men eindelijk zijn rechten als onafhankelijk Rijk behouden, dan
zal ten minste een ernstige poging tot behoud der neutraliteit noodzake
lijk zijn, ook om den Nederlandschen bodem te behoeden voor de ver
woestingen van den oorlog.
Men ziet uit dit overzicht, hoe veelzijdig de bestemming van ons veld
leger is. Kan het, met zijn reserve achter zich, deze taak volvoeren'? Een
blik op beider samenstelling, zooals wij die ons ia de toekomst voorstel
len, kan ons wellicht tot de beantwoording van die vraag leiden. Volgeng
de bestaande organisatie bestaat ons veldieger op voet van oorlog uit 33
bataljons infanterie, 3 regimenten of 15 eskadrons cavalerie, o regimenten
of 108 stukken veldartiüerie, 2 batterijen of 12 stukken rijdende artillerie,
de noodige treinaf'deelingen, benevens 3 compagnieën genietroepen, samen
vormende ruim 36.000 officieren en minderen. Algemeen wordt die sterkte
door deskundigen als te gering beschouwd. Het is moeilijk een juist om
schreven sterktecijfer vast te stellen, dat ala voldoende bewezen kan
worden. Naar onze opvatting behoort een leger zoo sterk te zijn, als de
personeele en finantieele lasten dit toelaten. Stelt, men nu als grondbe
ginsel vast, dat vooral de laatste in den tegenwoordigen benarden tijd
niet mogen overschreden worden, dan is de keuze tusschen de twee
wegen, die openstaan tot versterking des legers, niet bezwaarlijk. Die
wegen voeren in de richting van: verhuoging van het militie-contingent,
of in verlenging van den diensttijd, bijv. van 5 tot 6 jaar.
Meermalen zijn door het oorlogsbestunr pogingen aangewend in de
eerste richting. Zoo werd door de Ministers van den Bosch en Klerck
voorgesteld het contingent op te voeren tot 14000, door de Ministers
Weitzel, Enderlein en Beijen tot 13,500, door de Ministers Engelvaart en
JJelp.rat tot 13,000, door dea Bliaister Keuther tot 12,600 mail. Hoe