Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 371
schehjk zulk een uitbreiding overigens ook in velerlei opzicht en vooral
voor do oefeningen in vredestijd zou zijn, toch wordt om bovenstaande
reden de voorkeur gegeven aan het tweede middel. Bij verlenging van
den diensttijd met n jaar, wordt de legersterkte op voet van oorlog
met ruim 9000 man verhoogd. Voor de oefeningen in vredestijd com
pagnies-, escadrons- en batterijsgewijze geeft deze oplossing uit den aard
der zaak geen ?verbetering; toen moet zich. echter met het betere tevre
den stellen, als men het beste niet krijgen kan.
Verdeelt men deze 9000 man over de compagnieën infanterie, vesting
artillerie en genietroepen, benevens over de eskadrons cavalerie, zoodat
de eerste met 40 man en de laatste met ca. 20 man toenemen, dan wor
den deze tactische eenheden, in verband met de verliezen bij het begin
van den strijd geleden, nog niet te sterk, Neemt men in aanmerking, dat
vele posten bij ons door een enkele compagnie bezet zullen worden, dan
zal men zeker geneigd zijn om toe. te geven, dat zulk «en zelfstandig
detachement eerder te sterk dan te zwak mag zijn. Ook voor de cavalerie
zou deze sterktevermeerdering niet ongewenscht zijn. Herhaaldelijk is
door .deskundigen geklaagd over de te geringe sterkte der eskadrons.
De eenige uitgave, die de voorgestelde wijziging, een aiwijking van anderer
voorstellen, na zich zou slepen, zou de uitgave zijn voor 300 paarden.
Is langs dezen weg de sterkte van het veldleger tot een hooger cijfer
gebracht, dan is daarmede echter het gehalte nog niet verbeterd.
Elke reorganisatie onzer levende strijdkrachten, die niet gebaseerd is
op het eenige middel, dat tot verbetering van het moreel en bet intellec
tueel gehalte van ons leger leidt, is ten eenemale verwerpelijk.
'Bij h'et vele, dat reeds over den persoonlijken dienstplicht is geschreven,
bepalen wij ons tot de volgende opmerkingen.
Onze tyd stelt voortdurend hooge eischen aan de moreele kracht en
de oefening der legerseharen. Om aan die eischen te kunnen beantwoor
den, is het noodig, dat ook de ontwikkelde elementen der maatschappij
in de gelederen van ;het leger plaats nemen. Door den persoonlijken
dienstplicht wordt het leger eerst een waarlijk nationale instelling. Door
de vervulling van dien plicht door allen, die daartoe door het lot zijn
aangewezen, valt de slagboom tusschen het leger en het gegoede deel
der natie; door de belangstelling van het volk in de militaire instellingen,
zullen vele gebreken, die deze aankleven, worden weggenomen. Het
beschaafde element zal zijn zegenenden invloed over alle takken des
legers uitbreiden.
Naast deze militaire, staan ook finantieele en maatschappelijke
voorfleelen, Bij de intrede van het ontwikkeld deel in het leger kunnen
duizenden worden gespaard. Kostbare kaderinrichtingen als de
pupillenschool kunnen vervallen, andere zooals het instructie-bataillon en de
instructie-compagnie kunnen op kleinere schaal worden voortgezet. Een
talrijk reservekader kan gedeeltelijk de plaatsen in het leger, maar vooral
? bij de reserve vervullen. Beschaving en ontwikkeling zijn een onmisbare
voorwaarde, voor het lager kader zelfs, der moderne legers. In de kennis
ligt voor een goed deel het bewijstzijn der meerderheid en dit bewustzijn
kweekt op zijn beurt zelfvertrouwen en flinkheid, welke eigenschappen
niet zeldzaam bij ons jeugdig beroepskader gemist worden.
Door afschaffing der dienstvervanging wordt een einde gemaakt aan
een onzedelijke maatschappelijke instelling, niet ten onrechte gebrand
merkt als het beeld van het brutaal egoïsme der gegoede klassen. De
wederzydsche aanraking van jongelieden van alle standen vermeerdert
de onderlinge waardeering. Het tijdelijk verblijf in het leger moet
gun'stig werken op het physiefc van velen, die gewoon zijn hun jeugdig leven
binnen de stad onder lichamelijk ongunstige omstandigheden door te
brengen; orde, tucht en vaderlandsliefde zullen zich ook onder de ge«
goede jongelingschap verbreiden. Door een duren plicht jegens het
vaderland te vervullen wordt de ernst des levens verhoogd; aan velen zal
die plichtsvervnlling een nuttige bezigheid verschaffen. Eindelijk is nog
aan het beschaafde element de gelegenheid geschonken, om in tijden van
maatschappelijke beroeringen zijn invloed te doen gelden.
Het eenige argument, dat met eenig f%cht tegen den persoonlijken
dienstplicht wordt aangevoerd, bestaat in den ongelijken militiedruk op
beschaafden en minder beschaafden. Deze ongelijkheid kan echter door
gepaste maatregelen aanzienlijk worden verminderd, bijv. door vermin
dering van den actieven diensttijd tot 9 maanden, door de beschaafden
zooveel mogelijk bij elkander te logeeren, door hun de keuze van de
garnizoensplaats te laten, opdat zjj de gelegenheid hebben, om binnen
den kring te verkeeren, waarin zy t'buis behooren en vooral, om hunne
ptudiën voort te zetten.
Wordt door de afschaffing der dienstvervanging het moreel en intel
lectueel gehalte des legers verbeterd, ook het pbysiek kan beter tot zijn
recht komen. Volgens de bestaande bepalingen worden alleen de plaats
vervangers en nummerverwisselaars gekeurd, benevens die miliciens, die
zich met eenig gebrek aanmelden. Toch zijn er nog velen lichamelijk
ongeschikt, zonder dat zij zich zelf daarvan bewust zijn. Vandaar, dat
bij elke lichting een aantal miliciens niet zelden van het eene hospitaal
naar het andere zwerven, om, na voor eenige keuringscommissiën ver
schenen te zijn, eindelijk naar hunne haardsteden teruggezonden te worden,
zeer tot schade voor hen zelven en niet minder van den staat. Daar
om is het noodzakelijk, dat de keuriugs-commissie na de loting alle dienst
plichtigen keurt.
Nog wenschen wij een enkele opmerking te maken omtrent de vrijstel
ling in de militiewet toegestaan aan de eenige wettige zoon?. Weinig
bepalingen zijn zeker zoo onbillijk als deze, Menig bemiddeld huisgezin,
waarin eenige dochters en n zoon, ontsnapt geheel zonder reden aan
den militieplicht onder welken vorm ook. Daarentegen wordt menig on
bemiddeld huisgezin zwaar getroffen door de wet, die daaraan den kost
winner ontneemt. Daarom behoort de vrijstelling van eenige wettige
zoons vervangen te worden door die van den kostwinner van een onver
mogend gezin, als ouders, broeders of zusters onbekwaam tot den arbeid
zjjn, benevens door die van den eenigen zoon eens grondbezitters, pach
ters of industrieels, die ongeschikt is, zelf te arbeiden, wanneer die zoon
onmisbaar ia tot voortzetting van het bedrijf. Overigens kan, evenals
thans, door het lot worden uitgemaakt wie van de 34.000 20-jarigen dienst"
plichtig en wie alleen weerplichtig zullen zijn. De laatsten namelijk, die niet
bestemd worden voor den actieven dienst, behooren ter beschikking ta
blijven van het oorlogsbestuur, om, in overeenstemming met
bovengemaakte -verdeeling, als militaire handlangers in die betrekkingen gebezigd
te worden, ? waarin zij het beste t'huis zijn en waarin zjj bovendien aani
de defensie de meeste diensten kunnen bewijzen.
Zooals wij boven reeds beweerden, heeft het veldleger evenals het be«
zettingsleger zijn reserve noodig. Wij stellen ons voor in een volgend ar
tikel aan te toonen, dat het veld- en het bezettingsleger nooit hunne
reserve kunnen putten uit de schutterij, omdat deze wapenmacht, welke
pogingen men ook tot hare verbetering moge aanwenden, nimmer voor
deze taak geschikt gemaakt kan worden.
Neemt men dit voor het oogenblik aan, dan is niets natuurlijker, dan
dat voor deze reserve de 6 (volgens ons voorstel) of de 5 (volgens den
bestaanden diensttijd) laatste lichtingen der gepasporteerde militie bestemd
worden. Deze hebben hun oefeningstijd doorloopen in de eeuige school,
waar men militairen zin en militaire deugden kweekt, nl. liet leger. Zij
zijn gedisciplineerd,' en bij een weinig oefening %veder spoedig geheel op
de hoogte te brengen.
Bij mobilisatie wordt deze legerreserve in groote garnizoensplaatsen
achter de N. H. Waterlinie samengetrokken in die plaatsen, die reeds
door den Minister Reuther voor de depots zijn bestemd (zie Bepalingen
en voorschriften omtrent de organisatie, garnizoensindeeling en mobilisatie
van het leger"). Daarheen richten zich, volgens het aangehaalde voor
schrift, de officieren van de Normaalschietschool, de Pupillenschool, het
Instructie-Bataillon, de Hoofdcursuscompagnieën, de Militaire Academie,
de Rij- en Hoefsmidschool, de Commissie van Proefneming, de
InstructieCompagnie, benevens de kapiteins en luitenants voor speciale diensten
b\j de korpsen ingedeeld. Daarheen worden gedirigeerd de cadetten, het
vrijkomende beroeps- en militiekader van de staven der korpsen, van de
compagnieën infanterie, vestingartillerie, pontonniers en genietroepen en
van de cavalerie.
Het is onmogelijk reeds in vredestijd deze reservokorpsen te
organiseeren. Aan de Opper- en Hoofdofficieren, belast met het toezicht, het bevel
en de oefening der reserve, moet de organisatie worden overgelaten. Wel
kan zij in vredestijd in vele opzichten worden voorbereid. De vraag of
voor deze reservekprpsen in vredestijd herhalingsoefeningen noodig zijn,
hopen wij bjj de bespreking van het bezettingsleger nader te behandelen.
Het stelsel, in bovenstaande regels ontwikkeld, schenkt ons, zonder
verhooging van het budget, een veldleger van circa 45,000 en een reserve
van circa 40,000 man, waarvan allen op dezelfde wijze zijn gewapend,
uitgerust, gekleed, geoefend en geëncadreerd. Het voldoet derhalve aan
de hoogste eischen, die ? men, binnen onze financieele krachten, aan ons
veldleger naar billijkheid mag, maar ook kan stellen.
Cambreaux.
F E U I l, I, E T O TS.
Een verhaal uit Emsland
DOOR
JE.
I. Tien uren en tien dage n.
Het dorp Husingen was bij ongeluk een der liefste plaatsjes uit
de gansche streek; ik zeg, bij ongeluk, omdat een groote brand
het vóór eenige jaren in de asch had gelegd en dientengevolge
de hoofdstraat geheel uit nieuwe huizen van rooden baksteen be
stond, wier opbouw den bewoners terdege in de beurs
was gekomen. In de zijstraatjes waren echter nog oude groote
huizen met stroodaken te vinden en ook eenige zeer kleine hutten,
waarin menschen woonden, die geen vee konden houden. Zulk
eene hut had hoogstens twee kleine raampjes en een kleine deur
in den voorgevel; en daarbinnen speelde meestal schraalhans keu
kenmeid. In een van deze armoedige verblijven woonde de oude
Driek van den postiljon met hare dochter.
Driek was geen bijzonder aanlokkelijke vrouwelijke figuur, zij
had een brutaal voorkomen, een schelle, ruwe stem en zag er
lang niet proper uit. In hare kleine keuken maakte zij gewoonlijk
zooveel leven, dat de buren zich maar niet konden begrijpen,
hoe het mogelijk was, dat er van haar huisraad nog een enkel
stuk heel bleef; men zou haast gezegd hebben dat hare grove
koffiekommen en hare matten stoelen zich aan de halsbrekende
toeren der eigenares hadden gewend, en er een loopje op wisten
om het zoo te draaien, dat ze, zooal niet ongeschonden, tenminste
nog bruikbaar bleven. Het verband tusschen moed en vernielzwht,
waarop de phrenologen wijzen, kwam bij Driek duidelijk uit; zij
was geen kwaad wijf, maar iemand van wie de menschen zeggen:
Zij gaat zelfs voor den duivel niet uit den weg!" Nu,zwijgen
deed ze zeker voor niemand en uit den weg gaan evenmin, als
-het er op aan kwam eens duchtig de handen uit de mouwen te