De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 3 augustus pagina 8

3 augustus 1884 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 371 schehjk zulk een uitbreiding overigens ook in velerlei opzicht en vooral voor do oefeningen in vredestijd zou zijn, toch wordt om bovenstaande reden de voorkeur gegeven aan het tweede middel. Bij verlenging van den diensttijd met n jaar, wordt de legersterkte op voet van oorlog met ruim 9000 man verhoogd. Voor de oefeningen in vredestijd com pagnies-, escadrons- en batterijsgewijze geeft deze oplossing uit den aard der zaak geen ?verbetering; toen moet zich. echter met het betere tevre den stellen, als men het beste niet krijgen kan. Verdeelt men deze 9000 man over de compagnieën infanterie, vesting artillerie en genietroepen, benevens over de eskadrons cavalerie, zoodat de eerste met 40 man en de laatste met ca. 20 man toenemen, dan wor den deze tactische eenheden, in verband met de verliezen bij het begin van den strijd geleden, nog niet te sterk, Neemt men in aanmerking, dat vele posten bij ons door een enkele compagnie bezet zullen worden, dan zal men zeker geneigd zijn om toe. te geven, dat zulk «en zelfstandig detachement eerder te sterk dan te zwak mag zijn. Ook voor de cavalerie zou deze sterktevermeerdering niet ongewenscht zijn. Herhaaldelijk is door .deskundigen geklaagd over de te geringe sterkte der eskadrons. De eenige uitgave, die de voorgestelde wijziging, een aiwijking van anderer voorstellen, na zich zou slepen, zou de uitgave zijn voor 300 paarden. Is langs dezen weg de sterkte van het veldleger tot een hooger cijfer gebracht, dan is daarmede echter het gehalte nog niet verbeterd. Elke reorganisatie onzer levende strijdkrachten, die niet gebaseerd is op het eenige middel, dat tot verbetering van het moreel en bet intellec tueel gehalte van ons leger leidt, is ten eenemale verwerpelijk. 'Bij h'et vele, dat reeds over den persoonlijken dienstplicht is geschreven, bepalen wij ons tot de volgende opmerkingen. Onze tyd stelt voortdurend hooge eischen aan de moreele kracht en de oefening der legerseharen. Om aan die eischen te kunnen beantwoor den, is het noodig, dat ook de ontwikkelde elementen der maatschappij in de gelederen van ;het leger plaats nemen. Door den persoonlijken dienstplicht wordt het leger eerst een waarlijk nationale instelling. Door de vervulling van dien plicht door allen, die daartoe door het lot zijn aangewezen, valt de slagboom tusschen het leger en het gegoede deel der natie; door de belangstelling van het volk in de militaire instellingen, zullen vele gebreken, die deze aankleven, worden weggenomen. Het beschaafde element zal zijn zegenenden invloed over alle takken des legers uitbreiden. Naast deze militaire, staan ook finantieele en maatschappelijke voorfleelen, Bij de intrede van het ontwikkeld deel in het leger kunnen duizenden worden gespaard. Kostbare kaderinrichtingen als de pupillenschool kunnen vervallen, andere zooals het instructie-bataillon en de instructie-compagnie kunnen op kleinere schaal worden voortgezet. Een talrijk reservekader kan gedeeltelijk de plaatsen in het leger, maar vooral ? bij de reserve vervullen. Beschaving en ontwikkeling zijn een onmisbare voorwaarde, voor het lager kader zelfs, der moderne legers. In de kennis ligt voor een goed deel het bewijstzijn der meerderheid en dit bewustzijn kweekt op zijn beurt zelfvertrouwen en flinkheid, welke eigenschappen niet zeldzaam bij ons jeugdig beroepskader gemist worden. Door afschaffing der dienstvervanging wordt een einde gemaakt aan een onzedelijke maatschappelijke instelling, niet ten onrechte gebrand merkt als het beeld van het brutaal egoïsme der gegoede klassen. De wederzydsche aanraking van jongelieden van alle standen vermeerdert de onderlinge waardeering. Het tijdelijk verblijf in het leger moet gun'stig werken op het physiefc van velen, die gewoon zijn hun jeugdig leven binnen de stad onder lichamelijk ongunstige omstandigheden door te brengen; orde, tucht en vaderlandsliefde zullen zich ook onder de ge« goede jongelingschap verbreiden. Door een duren plicht jegens het vaderland te vervullen wordt de ernst des levens verhoogd; aan velen zal die plichtsvervnlling een nuttige bezigheid verschaffen. Eindelijk is nog aan het beschaafde element de gelegenheid geschonken, om in tijden van maatschappelijke beroeringen zijn invloed te doen gelden. Het eenige argument, dat met eenig f%cht tegen den persoonlijken dienstplicht wordt aangevoerd, bestaat in den ongelijken militiedruk op beschaafden en minder beschaafden. Deze ongelijkheid kan echter door gepaste maatregelen aanzienlijk worden verminderd, bijv. door vermin dering van den actieven diensttijd tot 9 maanden, door de beschaafden zooveel mogelijk bij elkander te logeeren, door hun de keuze van de garnizoensplaats te laten, opdat zjj de gelegenheid hebben, om binnen den kring te verkeeren, waarin zy t'buis behooren en vooral, om hunne ptudiën voort te zetten. Wordt door de afschaffing der dienstvervanging het moreel en intel lectueel gehalte des legers verbeterd, ook het pbysiek kan beter tot zijn recht komen. Volgens de bestaande bepalingen worden alleen de plaats vervangers en nummerverwisselaars gekeurd, benevens die miliciens, die zich met eenig gebrek aanmelden. Toch zijn er nog velen lichamelijk ongeschikt, zonder dat zij zich zelf daarvan bewust zijn. Vandaar, dat bij elke lichting een aantal miliciens niet zelden van het eene hospitaal naar het andere zwerven, om, na voor eenige keuringscommissiën ver schenen te zijn, eindelijk naar hunne haardsteden teruggezonden te worden, zeer tot schade voor hen zelven en niet minder van den staat. Daar om is het noodzakelijk, dat de keuriugs-commissie na de loting alle dienst plichtigen keurt. Nog wenschen wij een enkele opmerking te maken omtrent de vrijstel ling in de militiewet toegestaan aan de eenige wettige zoon?. Weinig bepalingen zijn zeker zoo onbillijk als deze, Menig bemiddeld huisgezin, waarin eenige dochters en n zoon, ontsnapt geheel zonder reden aan den militieplicht onder welken vorm ook. Daarentegen wordt menig on bemiddeld huisgezin zwaar getroffen door de wet, die daaraan den kost winner ontneemt. Daarom behoort de vrijstelling van eenige wettige zoons vervangen te worden door die van den kostwinner van een onver mogend gezin, als ouders, broeders of zusters onbekwaam tot den arbeid zjjn, benevens door die van den eenigen zoon eens grondbezitters, pach ters of industrieels, die ongeschikt is, zelf te arbeiden, wanneer die zoon onmisbaar ia tot voortzetting van het bedrijf. Overigens kan, evenals thans, door het lot worden uitgemaakt wie van de 34.000 20-jarigen dienst" plichtig en wie alleen weerplichtig zullen zijn. De laatsten namelijk, die niet bestemd worden voor den actieven dienst, behooren ter beschikking ta blijven van het oorlogsbestuur, om, in overeenstemming met bovengemaakte -verdeeling, als militaire handlangers in die betrekkingen gebezigd te worden, ? waarin zij het beste t'huis zijn en waarin zjj bovendien aani de defensie de meeste diensten kunnen bewijzen. Zooals wij boven reeds beweerden, heeft het veldleger evenals het be« zettingsleger zijn reserve noodig. Wij stellen ons voor in een volgend ar tikel aan te toonen, dat het veld- en het bezettingsleger nooit hunne reserve kunnen putten uit de schutterij, omdat deze wapenmacht, welke pogingen men ook tot hare verbetering moge aanwenden, nimmer voor deze taak geschikt gemaakt kan worden. Neemt men dit voor het oogenblik aan, dan is niets natuurlijker, dan dat voor deze reserve de 6 (volgens ons voorstel) of de 5 (volgens den bestaanden diensttijd) laatste lichtingen der gepasporteerde militie bestemd worden. Deze hebben hun oefeningstijd doorloopen in de eeuige school, waar men militairen zin en militaire deugden kweekt, nl. liet leger. Zij zijn gedisciplineerd,' en bij een weinig oefening %veder spoedig geheel op de hoogte te brengen. Bij mobilisatie wordt deze legerreserve in groote garnizoensplaatsen achter de N. H. Waterlinie samengetrokken in die plaatsen, die reeds door den Minister Reuther voor de depots zijn bestemd (zie Bepalingen en voorschriften omtrent de organisatie, garnizoensindeeling en mobilisatie van het leger"). Daarheen richten zich, volgens het aangehaalde voor schrift, de officieren van de Normaalschietschool, de Pupillenschool, het Instructie-Bataillon, de Hoofdcursuscompagnieën, de Militaire Academie, de Rij- en Hoefsmidschool, de Commissie van Proefneming, de InstructieCompagnie, benevens de kapiteins en luitenants voor speciale diensten b\j de korpsen ingedeeld. Daarheen worden gedirigeerd de cadetten, het vrijkomende beroeps- en militiekader van de staven der korpsen, van de compagnieën infanterie, vestingartillerie, pontonniers en genietroepen en van de cavalerie. Het is onmogelijk reeds in vredestijd deze reservokorpsen te organiseeren. Aan de Opper- en Hoofdofficieren, belast met het toezicht, het bevel en de oefening der reserve, moet de organisatie worden overgelaten. Wel kan zij in vredestijd in vele opzichten worden voorbereid. De vraag of voor deze reservekprpsen in vredestijd herhalingsoefeningen noodig zijn, hopen wij bjj de bespreking van het bezettingsleger nader te behandelen. Het stelsel, in bovenstaande regels ontwikkeld, schenkt ons, zonder verhooging van het budget, een veldleger van circa 45,000 en een reserve van circa 40,000 man, waarvan allen op dezelfde wijze zijn gewapend, uitgerust, gekleed, geoefend en geëncadreerd. Het voldoet derhalve aan de hoogste eischen, die ? men, binnen onze financieele krachten, aan ons veldleger naar billijkheid mag, maar ook kan stellen. Cambreaux. F E U I l, I, E T O TS. Een verhaal uit Emsland DOOR JE. I. Tien uren en tien dage n. Het dorp Husingen was bij ongeluk een der liefste plaatsjes uit de gansche streek; ik zeg, bij ongeluk, omdat een groote brand het vóór eenige jaren in de asch had gelegd en dientengevolge de hoofdstraat geheel uit nieuwe huizen van rooden baksteen be stond, wier opbouw den bewoners terdege in de beurs was gekomen. In de zijstraatjes waren echter nog oude groote huizen met stroodaken te vinden en ook eenige zeer kleine hutten, waarin menschen woonden, die geen vee konden houden. Zulk eene hut had hoogstens twee kleine raampjes en een kleine deur in den voorgevel; en daarbinnen speelde meestal schraalhans keu kenmeid. In een van deze armoedige verblijven woonde de oude Driek van den postiljon met hare dochter. Driek was geen bijzonder aanlokkelijke vrouwelijke figuur, zij had een brutaal voorkomen, een schelle, ruwe stem en zag er lang niet proper uit. In hare kleine keuken maakte zij gewoonlijk zooveel leven, dat de buren zich maar niet konden begrijpen, hoe het mogelijk was, dat er van haar huisraad nog een enkel stuk heel bleef; men zou haast gezegd hebben dat hare grove koffiekommen en hare matten stoelen zich aan de halsbrekende toeren der eigenares hadden gewend, en er een loopje op wisten om het zoo te draaien, dat ze, zooal niet ongeschonden, tenminste nog bruikbaar bleven. Het verband tusschen moed en vernielzwht, waarop de phrenologen wijzen, kwam bij Driek duidelijk uit; zij was geen kwaad wijf, maar iemand van wie de menschen zeggen: Zij gaat zelfs voor den duivel niet uit den weg!" Nu,zwijgen deed ze zeker voor niemand en uit den weg gaan evenmin, als -het er op aan kwam eens duchtig de handen uit de mouwen te

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl