Historisch Archief 1877-1940
No. 372
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
het opnemen en gadeslaan der merkwaardige typen van goedige en in
het vak vergrijsde muzikanten van het orkest, een tijdpaaseering vol eigen
aardigheid en gemoedelijkheid verschaft?
9 Aug. '84. K. J. W,
CE PAVILIOEN-SCHILDERIJEN DE VOS,
(Ten-toon-stelling Arti".)
i
De vermogende en kunstgevoelige Heer Jacob de Vos Jacsz. had, in
den tuin achter zijn htris, Heerengracht bij de Leliegracht, een pavilioen
laten bonwen, dat voor een klein Walhalla van onzen nationaleu roem
mocht gelden. Eenige groote gestalten onzer geschiedenis waren er in
statuëtten afgebeeld, en de wanden waren met niet minder dan 250 tafe
reelen in olieverw bekleed, die eene voorstelling bestemd waren te geren
van de geschiedenis onses vaderlands, van het jaar 49 tijdens Keizer
Caligula, tot het jaar 1861, tijdens Koning Willem den Ille. Deze
tafereelen zijn, op dit nogenblik, ten-toon-gesteld in de zalen van Arti.
Het is mij niet bekend, wat thands het lot van deze schetsen, na de dood
van het kunstlièvend echtpaar Do Vos-Wurf bain, zijn zal: maar het
tjjdvak, waarvan zij getuigenis geven, wordt er zoo nadrukkelijk door
vertegenwoordigd, dat, afgezien van de kunstwaarde, de plaatsing in een
museum hoogst wenschelijk is.
Ik doe het woord muzeüm niet van een bgvoeglyk naamwoord vergezeld
gaan: want ik ben van meening, dat de Muzeüms in onze tijd, vóór alles,
een historische en, als zoodanig, theoretische roeping te vervullen hebhen.
Een Muzeüm is geen bloemlezing; geen verzameling van uilsluitend
meesterstukken, die allicht elders beter op hunne plaats zouden zijn. Een
kunstmuzeüm is een verzameling van plastische getuigen voor den staat
der kunst in eenig of in meerdere tijdvakken.
Als bgdrage tot zulk muzeüm ia de verzameling waar wij hier van
Bpreken, zeer waardeerbaar.
Er mag aan getwjjfeld worden, of de Heer de Vos met deze bestem
ming voor zijne Histoire des Pays-bas en tableanx" genoegen zou hebben
genomen. Men mag onderstellen, dat de waar.iige Mscenas voorhad
een hooger id aal met deze onderneming te verwerkelijken. Hier het ben
wij uiet bij stil:te «taan. Wij vragen wat is; niet wat bedoeld werd te zijn.
Met erkentelijkheid wensch ik hulde te brengen aan den gedistingeerden
Amsterdammer, medelid dier Doopsgezinde gemeente, waar zoo vele warme
vrienden van beeldende en literaire kunst uit voortgekomen zijn, die zijn
?vaderlandsliefde aan den dag wilde leggen door t en dertigtal hollandsche
schilders op te dragen onze geheeie na'i male geschiedenis in tafereel te
brengmi.De kunstenaars, die (in de jaren 1851?1870) aan het tot hen gericht verzoek
voldedt-n waren de volg nde: de H.H. Aug. Allebó, K. F. Bombled, A. Brou
wers, J.L. Cornet, J. van Uijck, J. D. Ebersbach, J. II. Egenbe; ger, Paul Tétar
van Elven, J. Israëls, D. F. Jamin, C. C. Kannemans, H. F. C. teu Kale,
D. van der Kelk n Jr., J. van Koningsveld, E. Koster, M. Lén, L.
Lingeman, J. A. Neuhuys, D. A. Peduzzi, Nic. Pienernan, Ch. Rochussen, II. J.
Seholten, C. Taanman, L. Alma Tadema, Augustin l'aurel, H. A. van
JTrigt, B. Wijnveld Jr., Gerstenhauer Zimmertnan, A. F. Zürcher.
De Heer Egenberger, de bekwame Groninger kunstleeraar, de Heer
^Viji veld, sedert jaren Hoogleeraer aan onze eerste instelling van k
,nstonderwijs en opleider van een reeds beroemde falanx jonge kuns enaars,
da Heer Rochussen, de schitterende autodidakt, de Heer Bombled, de
paardenschilder, dio later naar Parij-! vertrokken is. de overleden geestrijke
Zürcher, de jonggestorven J. van Dijck, de Heer Tétar van Elveu, die do
teerheid in zijn kunsteriaarsfamilie vertegenwoordigt, hebhen vtr de meeste
dezer tafereelen vervaardigd: Egenberger (als ik ;;oed geteld heb) niet
nvnder dan 64, Wijnveld 55, Rochussen 27, Bombled 22, Zürcher 12, Van
Dijck 10, Van Elven 9.
Wij willen de 250 schilderijen eens langsgaan ea knopen aan de
beGchouwing eenige aanmerkingen vast.
Men kan, met allen eerbied voor den kunstzin van Jacob de Vos Jaez.,
die 's vaders traditiën met waardigheid voortzett'e, met huldiging van zijn
nat ionalen zin en van de mildheid, dio hem een ?30.000 aan deze onder
neming deed ten koste leggen, niet nalaten, een misverstand te betreuren
in de meening, dat zij als een weldadige prikkel zou werken op de rich
ting onzer schilderschool. 't Is onbetwistbaar, dat, wanneer vermogende
personen of lichamen kunstenaars opdragen hetzij portretstukken, hetzij
historieele ontwerpen, hetzij natuurtafereelen te schilderen, de gewillige
en beurtelings rekbare en veerkrachtige mensehelijke geest dien drang
aal volgen. De zelfde Eeuw levert, onder den invloed van den burgerzin
in Holland, de Regentenstukken van Quinckhard, onder dien van de
fran?che hofzeden, de waayerkompozities uit de school van Watteau, onder
dien'van het Engelsen Spectatorianisme, de zedeschetsen van Hogarth.
Uiterlijke omstandigheden werken zeer sterk op de kunstrichting. Ge
niën zijn volgelingen van het publiek; al geven ze vóór het te verach
ten." Zoo dan, wanneer een eeuwgeest naar het genre neigt, kan
desniet-te-min de wil van een machtig heerscher eene richting naar het mo
numentale aan de schilderijen gevent maar dan moeten de drijfveeren,
die te-werk-gesteld worden, evenredig zijn aan het doel dat mea beoogt.
Wanneer men een of^meer historiestukken wil doen schilderen, moet
de kunstenaar gelegenheid vinden zich daartoe genoegzaam te bekwamen.
Hjj moet historieele kunst gezien hebben; liefst in het buitenland; want
hier kunnen wij haar alleen uit prenten leeren kennen. Hij moet zich ge
oefend hebben in het maken van kompozities eu de hulpwetenschappen
in voldoende mate machtig zijn. Maar behalve kennis van anatomie en
perpektief en zekere algemeene begrippen van asthetika en kunstgeschie
denis, moet de kunstenaar gelegenheid hebbeu het te behandelen onder
werp door en door te leeren begrijpen; hij moet zich inwerken in de voor
te stellen Eeuw; hij moet studiën maken op de plaatselijke omstandighe
den; hij moet het charakter van het voor te stellen oogenblik, van de
fyzioaomiën, van het voorkomen der menschen, van het kostuum, van do
stoffeering der omgeving door en door kennen. Of men al zegt: de ge
beurtenissen moeten alleen maar in schets gebracht worden; daar gaat
zoo veel tijd niet mee heen; zoo'n schets is gaauvv aangoboterd;?dit is
geen tegenwerping. Men kan de schets van een historiesch onderwerp niet
maken, of men moet de stof volkomen meester wezen. De studies voor het
maken der groote schilderij moeten aan het maken der schets voorafgaan;
anders loopt men gevaar dat er in de schets eenen geheel anderen geest
zal spreken, dan men zich gedrongen zal voelen, beter ingelicht, lator
aan de definitieve schilderij mede te deelen. Het is niet opvoedend gehan
deld, kunstenaars schetsen te laten maken, wanneer men hun den tijd
niet kan vergoeden, dien zij ter voorbereiding eener waardige bewerking
van het onderwerp behoeven.
Toen de schetsen gemaakt werden, zeide men, dat de lastgever /100
p. stuk betaalde, 't Is duidelijk, dat deze som toereikend moog zijn ter
kwijting van de moeite der schildering van de schets; maar dat daarbij
van voorbereidende studie geen sprake kan wezen. En dit nu, ziet men
den meesten dezer tafereeleu aan^ Rafaël had de gewoonte zijne schetsen
steeds als naakten te behandelen. In den Louvre heeft men, als sterk spre
kend voorbeeld, de teekening der kompozitie in naakte figuren van
zijn Trans figuratie. De nieuwere geschiedenis behandelenda, heeft men geen
ideale bewegingen, algemeen mensehelijke uitdrukking in houding en ge
baar na te streven: toute dme a son attitude, son geiïe et son maintlcn;
maar ook ieder tijdvak, ieder ras. Met de schetsen als naakten te behan
delen, zou men dus de klippen niet geheel vermeden hebben, die het ge
volg zijn van gebrek aan voorbereiding der kompozine in den gerst van
den schilder: maar de misgrepen zouden minder talrijk en minder hin
derlijk wezen Het spreekt van ^zelf dat ook hier weer de bevoegdheid
der verschillende kunstenaars om onvoorbereid vaderlandsche tooneelen
te gaan schilderen volstrekt niet de zelfde is. Wanneer Rochussen (ook
in die tijd reeds) de hand aan het werk slaat, dan spreekt er vrij wat
meer gemeenzaamheid met de stof uit, dan wanneer deze of gene zich
dat onderstaat. Maar bij de groote meerderheid der tafereelen zijn de
vergrijpen tegen het kostuum en de geheele oude levenfmrichting zeer
hinderlijk. Bijua al de middeleeuwsche Ridders dragen XVIe-eeuwsche
harnassen en er ligt over de meeste tafereelen een waas van theatraliteit,
dat zeer onaangenaam aandoet. Voor een deel is het te verklaren uit het
tijdvak, waarin ze geschilderd zijn, toen men, vooral ten onzent, nog
minder in de kostuumkunde ervaren was en de behoefte aan meer studie
zich niet deed gevoelen; maar ongetwijfeld had men toch iets beters
verkregen, wanneer bij het ontwerp der geheele zaak de dwaling niet had
voorgezeten, dat mea voor historische schetsen weinig tijd behoeft.
Wat de onderwerpen aangaat, die hier in beeld zijn gebracht, zij dra
gen den stempel dei- keuze van Jacob van Lennep. Men is er blijkbaar
op bedacht geweest zoo min mogelijk partijdig te zijn; men heeft ook
begrepen, dat er nog iets anders is dan Ufiistoii'e bataille en l'histoire
folUtque; toch niet in genoegzame mate, en aan de samenlezing der 250
onderweri.cn, die men heeft laten behandelen, had wel nog wat meer
onderzoek en nagedachte besteed mogen worden.
Bij de behandeling der onderdeelen, zullen zich daarvan voorbeelden
opdoen,
4 Aug. 1884. Alb. Th.
OTT BELGIË.
Taaicongres, Tentoonstelling te Antwerpen.
Conservatoriums. Tentoonstellingen. Congres
te Brugge.
't Is velen onzer lezers misschien niet bekend, dat het 19de
NederlandTaaicongres, hetwelk dit jaar van 2t tot 23 Augustus te Brugge zal
worden gehouden, opgeluisterd zal worden door een gemeentefeest ter
eere van Karel den Goede, graaf van Vlaanderen.
Karel do Goede was, gelijk men weet, de kleinzoon van Robert den
Friss, en gesproten uit het huwelijk van diens dochter Adela met Koning
Kanut van Denemarken, enz.
Men heeft eenen historischen stoet ontworpen, waarin op vijf wagens
?verschillende oogenblikken uit het leven vau den graaf zullen worden
voorgesteld, als ook zijn gewelddadige dood in de kerk van St. Donatus.
Op een anderen wagen, voorstellende een schip, zal de hollandsche
prinses Adela verschijnen, die na den dood haars Koninklijken gemaals
haar zoontje Karel naar Vlaanderen geleidde.
Alle familiën van eenig aanzien hebben medegewerkt om aan den op
tocht dea grootsten glans bij te zetten. Hare kinderea verschijnen in
uitgezocht kostbare kleeding. Men heeft in vele onzer steden een
bijzonderen slag tot het inrichten van dergelijke feesten, die samenhangen met
allerlei oude volksoverleveringen.
Den bezoekers van het Nederlandsen congres, welke geenc .cfelsgo.nheid
hebben zich drie of vier dagen in Brugge op te houden, zal liet misschien
aangenaam zijn te vernemen dat de historische stoet driemaal uittrekt
namelijk 's Zondags den 24sten, Dinsdags den 2Gstcn en Donderdags deu
28sten d.
In de afgeloopen week had in het paleis der academiën" (men heeft
tier het woord palais", d l'instar de Paris, zeer lief), de plechtige in
stallatie plaats der commissie der Tentoonstelling te Antwerpen
in 1885. Zij is belast de deelneming der belgische nijveraars1' te bevor
deren en op alle wijzen aan te moedigen. De graaf van Vlaanderen 13
daarvan de eere-voorzitter, minister B=ernaert voorzitter, de heer Lynen,
van Antwerpen onder-voorzitter, enz.
De minister hield bij deze gelegenheid eene redevoering, waarin ook
het Nederlandse h e volk werd herdacht.
Eerst beschreef de redenaar in hem eigenaardige rhetorisehe bewoor
dingen do heerlijkheid der ouderneming, die n.et alleen zou elages»