Historisch Archief 1877-1940
No. 372
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
A mes fils quand ils auront vingt ans! zoo luidt de opdracht waaruit
men duidelijk kan zien wat de schrijver gewild heeft. Wanneer bij ver
leden jaar met l'Evangeliste optrad zagen wij in die bladzijden eene acte
van beschuldiging en den schrijver hoorde ik met niet geringe voldoening
zeggen: J'ai fait un acte de justice!" In Sapho hebben we een
Mahnwort" aan de jongelinschap, welke met gespannen verwachtingen, het hart
vol Aoed den tocht over het Parjjsche meer gaat ondernemen. De vrouwen,
ziedaar de meest gevaarlijke klip, welke zich op deze onstuimige wateren
voordoet, waarop menigeen zijn schip laat stranden, terwijl anderen deer
lijk gehavend de overzijde bereiken. Daudet, de kundige stuurman in
deze wateren heeft zijne vuurtorens geplaatst: zg scheuren de duister
nissen op menig punt, zij werpen somtijds een scherp en intensief doch
altijd reddend licht door de golven.
Welken rijkdom va'n figuren krijgen we niet te zien wanneer wij zijne
talrijke romans doorloopen! Het is hier geen vaiïeeren van het zelfde
prototype. Overal verscheidenheid! Daar vinden we schitterende schilde
ryen, welke tafereelen uit de hedendaagsche fransche samenleving voor
stellen; portretten tot in de "kleinste bijzonderheid afgewerkt, zoo spre
kend dat ge niet recht meer weet of ge de figuur, welke ze voorstellen in
een cafévan den Boulevard, op de een of andere soiree of in een van
Daudet's boeken hebt ontmoet. Daarnaast staat een stel teekeningen
waar met een paar losse trekken een persoon of een tafereel worden
geschetst, zooals allén een grost meester in staat is dit te doen. Ik
' noem slechts wat dit laatste betreft en om bij Sapho" te blijven de
caricatuur van dien Hollander, waarover wij Hollanders niet boos kunnen
worden, omdat wij allen er mee gelachen hebben, wanneer onze respecta
bele landgenoot aan elkeen te raden geeft hoeveel de aardappelen in
Melbourne kosten; of dat salon in het hotel meubléwaar Sapho gérante
is, waar zij door die vreemdelingen voor eene dame uit de groote wereld
wordt aangezien, waar die peruviaansche meisjes met hunne bonte japon
nen er uitzien als papegaaien, of dien Peruviaan, welke zoo graag een
grande coucoute" zou leeren kennen, maar niet weet hoe hij het zal aan
leggen'. De Hettema's zijn met buitengewone zorg geschilderd; hun
verdierlijkt leven, hun lomp en vadsig uiterlijk geeft een zeker relief aan
het huishouden der twee hoofdpersonen.
Hebt ge' wel' gemerkt dat door Daudet niets zoo schoon beschreven
wordt als eene partie de campagne"? De frischheid van die bladzijden is
bij hem zonder weerga. Zoo die schuur waar Jean en Fanny te mid
den van metselaars den nacht doorbrengen; in den vroegen morgen haalt
zij daar een een schoot vol versch bedauwde bloemen; dit ziju werkelijk
«feurige bladzijden.
Alle' verdiepingen der zamenleving zijn ons door hem getoond. Koningen,
prinsen, staatslieden, dichters, schilders, beeldhouwers, rites", bourgeois",
groote dames, jonge meisjes, groote cocoltes," werklieden defileeren als
iu een carnavalisti^chen optocht ons voorbij. Alles even handig gegroe
peerd, iedereen toevallig op zijne plaats! Welke féerie! De romanseries
van Balzac en Zola zijn wetenschappelijker, grootscher. Daudet als een
echte meridionaal, want dat is hij boven alles, is linhtzinniger; zijne werken
hangen niet onderling te zamen door n draad, dcor ne idee verbonden;
hij werpt zijne figuren meer los daarheen; alles is luchtiger, vrijer,
Bpeelscher.
Men kan niet zeggen, dat de keuze van den titer van het boek
gelukKig is. De schrijver is blijkbaar verlegen geweest toen hij zijn papieren
kind ten doop moest houden: immers de held boezemt den lezer zoo niet
het meest dan toch even veel belang in als de heldin. Doch zoo de
naam al niet zeer juist aan den inhoud beantwoordt, hij prikkelt de
iiieuwsgierigheid levendiger, dan dit een andere zou gedaan hebben: het boek
is echter kuiseher dan zijn titel.
Jean wordt aan het einde door zijne maitresse verlaten nadat hij ter
wille van haar met zijn bruid heeft gebroken. Zijn vader heeft hom ver
vloekt en toch vertrekt hij als vice-cousul naar verre landen: er wordt
ten minste van een verandering van besluit niet meer gerept. Hoe komt
Jean aan die plotselinge energie, hij die toch als een zwak en verzwakt
karakter wordt voorgesteld? Hoe kan hij in overzeescho streken dea
vloek zijns vaders, welke hem dag en nacht in de ooren zal klinken,
verdragen ? Hoe zal hij het uithouden, wanneer hij denkt voor altijd
te moeten verstoken blijven van den zachten, reinen glimlach zijner
uitverkorene levensgezellin, of van de heete omstrengelingen van Sapho?
Dechelette, sterker toch dan hij, wierp zich uit het raam voor eene
vrouw van vijf louis uit de skating. Dechelette was niet in staat te
vertrekken. Verlangt de lezer niet een ander slot dan dit verbrijzeld
leven, dan dit vooruitzicht op eene leêge toekomst? Jean zou de geluk
kigste der stervelingen geweest zijn, indien hij na zulk eene vrouw »la
Fanny gevonden te hebben, had kunnen besluiten bij den ingang zij
ner carrière met haar te breken en een nieuw leven in te gaan aan den
arm van het meisje zijner keuze. Hij zou kalme gelukkige dagen zijn in
getreden na de nachtelijke stormen der passies! Welk eene huwelijksreis
zou het geweest zijn te zeilen onder den 'diepen, vlekkeloozen oosterschen
hemel naar de stranden waar de natuur feestviert in haar volle pracht.
Doch neen! Daudet heeft het anders gewild. Na zijne lezers door den
heelen roman heen op de hoop van een gelukkig uiteinde gewiegeld te
hebben, plaatst hij ten slotte zijn held eenzaam en verlaten aan het strand
te Marseille, starende in een vrettgdelooze toekomst, geknakt door
l'Irréparable.
Van het geluk naar het ongeluk, van de hoop naar de wanhoop, van
liet licht naar de duisternis, van de hoogte naar de diepte: ziedaar
Daudet's roman.
Welke vreugde, welke uitgelaten blijdschap stroomt er niet door het
schitterende atelier van Dechelette, den ingenieur die zijne zomers in
Parijs doorbrengt en gedurende den winter in Perziëde aanlegging der
spoorwegen dirigeert!
Die veelkleurige lichten van oostersche lantaarns, die dansende vrouwen
met hunne excentrieke doch smaakvolle costumes, al die celebriteiten
«elke elkander daar rendez-voua hebben gegeven: dit geeft een onver*
getelijken indruk. Daar heeft de kennismaking plaats van Jean Gaussin
met Fanny Legrand, het model der Sapho" van den grooten beeld
houwer Caöudal, wier ronde armen en onberispelijke gestalte in brons
en marmer door heel Europa zijn verspreid. Zij kan geene gewone vrouw
zijn, zij, welke aan La Gournerie, den gevierden dichter, die gloeiende
verzen geïnspireerd heeft, de beste welke uit zijne pen zijn gevloeid.
Zij was eene dier fleurs de bi urne" zooals er niet veel bloeien"; een
witte raaf; rara avis. Haar wezen was buitengewoon, al behield zij
in haar karakter en manieren enkele sporen van hare lage afkomst: zij
was namelijk de onwettige dochter van een koetsier. Zij beminde,
alhoewel niet met de meer idealistische liefde van Marguérite Gauthier,
hare letterkundige zuster, alhoewel met meer vleeschelijke neigin
gen, toch diep, oprecht en waar. Van iedereen verlaten voelt zich
menigeen welke zonder bekenden, zonder vrienden op het ziekbed van een
parijsch hotel wordt geworpen. Voor den conciërge en de bedienden wordt
de zieke een last waarvan men zoo spoedig mogelijk hoopt bevrijd te
worden, door den dood of door de genezing, dat is onverschillig: het eerste
is misschien minder te verkiezen boven het laatste uit een pecuniair oog
punt. Doch het hotel heeft waarschijnlijk een goeden naam zoodat morgen
er een remplacant zal zijn van den doode, welke naar het kerkhof wordt
gedragen allén gevolgd misschien door zijn hond, welks weeklagend
gehuil als laatst vaarwel in de geopende groeve valt. Voor zulk een lot
behoedde Fanny haar beminde, toen zij nacht en dag aan zijn ziekbed
stond als een wakende engel, zij de diepgezonkene, door mannelijke
armen gevlogen als een vlinder over de bloemen. Zoo worden de
banden tusschen Fanny en Jean Gausein al dichter en dichter toegehaald
en pas aan het einde van zijne studies te Parijs, merkt hij dat ze
onverbreekbaar waren, dat hij het slachtoffer is geworden van haar, welke hem
toch voor een ander verlaat. Zoo komt ten slotte toch hare oude natuur
weer boven.
Door het geheele samenstel wordt men duidelijk gerenseigneerd wat de
schrijver gewild heeft, spreekt zijne preoccupatie, aan te toonen dat door
die faux ménages" bij de onvermijdelijke breuk het bes'e deel van het
hart wordt weggescheurd. Ook door de opdracht komt de zedenmeester
te voorschijn uit het, gewaad van den romanschrijver. Misschien is echter
die aangenomen air van moralist weer op zijn beurt een kunstgreep om
het scabreuse van het onderwerp te bedekken, om zijne waardigheid op
te houden en niet met collega's wat de keuze van een alledaagsch sujet
betreft op ne lijn gesteld te worden. Indien Daudet's zonen de vader
lijke vermaning zullen ter harte nemen zal het niet de uitwerking van
den romau zijn. Doch het doel of de invloed van het boek doet aan zijne
innerlijke kunstwaarde geen voor- of nadeel; het wil beoordeeld worden
zooals het daar voor ons ligt. En dan mogen wij ze»gen dat de
roem des schrijvers er noch door vermeerderd noch verminderd is. Wjj
wisten waartoe hij in staat was, hij heeft ons geene nieuwe zijde van zijn
talent geopenbaard, ook zal men zijn laatste werk zeker niefc zijn beste
noemen, doch wij kunnen hem dankbaar zijn dat hij ons wederom een
nieuw kunstwerk heeft geschonken, doorstroomd van de geurige lucht
van het Zuiden, doordrongen van den vroolijken zonnestraal der
provincie voor de eene helft en trillend van het leven, van het koortsachtige
leven van de hoofdstad voor de andere.
Franjois Erens.
BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN.
Tot de werken, die binnen kort in Nederland zullen worden uitgegeven
beliooren: een tweede druk van Carmen Sulua's Gedachten", een bun
del Idyllen" van Pol de Mont, vertellingen van Homerus, naar het
Engelsch van Dr. Church, niet platen naar Flaxman, een nieuwe dicht
bundel van Fiora della Neve, Van eeu Sultane" genaamd, een novelle
Geluk" door Louise Stratenus en een nieuwe roman van den heer Van
der Mey.
Te Londen wordt tegen l October de uitgave aangekondigd van Royai
Favour" (Vorstengunst vertaald door Miss E. J. Irving). Ook wordt van
In troubled Times" (In dagen van strijd) een nieuwe editie gereed
gemaakt. Deze wordt door Miss Icving niet alleen herzien, maar
eenigsomgewerkt. De uitgever heeft op verkorting, of beter gezegd op conden
seering van den inhoud aangedrongen.
Dr. Sohliemann ia op het oogenblik in Londen om de uitgave te be
zorgen van een werk over zijn laatste opgravingen en onderzoekingen.
Swinburne heeft een essay over Charles Reade geschreven, dat in een
der maandwerken verschijnen zal.
In de Eminent Women series^ zal binnenkort de biographie van Har«
riet Martineau, door Mrs. Fenwick Miller geschreven, het licht zien.
In de Centenary Series" ia de beurt aan Dr. Johnson, door Dr. Macauly
beschreven.
De Heer Gosse heeft een onuitgegeven gedicht van Gray gevonden,
dat in de nieuwe editie van Gray's werken wordt opgenomen.
Prof. Heinrich Grosz te Triest schrijft een werk in driödeelen over
alle levende en geleefd hebbende schrijfsters van beteekenis. In dit werk
zullen verscheidene portretten, autogrammen en uitsteeksels uit de we?
ken der beroemde vrouwen
voorkomen
Te Dresden wordt met l October, onder redactie van Jesko von
Pottkamer en Th. Seemann, een nieuw maandwerk voor Belletrie, Kunst ea
Wetenschap uitgegeven. De titel zal zyn; Dlustriertes Universum".
Te Leipzig by Edwin Schloemp is een autobiograpbie van Ricnari
Wagner verschenen, ,Meine Kaast und mein Löber" genaamd. Ho»