Historisch Archief 1877-1940
No. 372
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
is, onder water staan. Dit laafste is, zooals bekend, niet het geval bij de
?werken, die op de hooger gelegen, zoogenaamde Houtensche vlakte (Z.O.
; waarts van Utrecht) zijn aangelegd.
J- Door de voorstanders van da stormtactiek is als uitgemaakt op den
voorgrond gesteld, dat de bezettingstroepen in gehalte beneden de
veldtroepen staan. Voor groote mogendheden, die hunne beste troepen voor
den kamp in het open veld bestemmen, omdat de beslissing voor hen in
/ de botsing der levende strijdkrachten is gelegen, heeft een dergelijke on
derstelling recht van bestaan. Voor kleine Staten echter, die juist allo
' pogingen in het werk stellen om de onvoordeelige kans voor een strijd
te velde te ontwijken, is zij valsch, of behoort zij althans dit te zijn. Daarom is
het voor ons meer dan ooit noodzakelijk het gehalte der
bezettingstroepen tot dat der veldtroepen op to voeren. In de deugd van het 'bezet
tingsleger ligt dus voor Nederland, naast een uitstekend veldleger, de
waarborg voor een taaie, langgerekte verdediging.
Eeeds in ona vorig artikel hebben wij ouze ingenomenheid betuigd met
de splitsing onzer strijdkrachten in veld- en bezettiagslegcr, zooals bij de
bestaands organisatio is vastgesteld. Daardoor staan, vooral in ons land,
de bezettingstroepen niet meer achter bij de veldtroepen; daardoor ont
staat de mogelijkheid eener snelle mobilisatie en de kans voor geheel
afzonderlijke oefening der beide deelen; de kam, want nog altijd is deze
niet volkomen. In aansluiting met hetgeen de kapitein Prins in zijn bro
chure: De Oefeningen bij de Infanterie" voorstelt, komt ons een gslied
afscheiding in organisatie en oefening der infanterie van bezettings- en
veldleger dan ook hoogst wenschelijk voor.
Zooals bekend is, bestaat volgens de bedoelde organisatie ons bezet
tingsleger uit 9 bataljons infanterie, 40 compagnieën vestingartillerie en
3 compagnieën genietroepen. Deze macht is, volgens den Minister Reuther,
bestemd ter bezetting van de meest bedreigde punten en liuiën en als
noodbezetting der overige sterkten. De aanvulling zou, volgens dien Mi
nister, moeten geschieden uit de Schutterij. Daarvoor het oogenblikgeen
andere troepenmacht tot aanvulling der bezetting aanwezig is, doet zich
de zeer gewichtige vraag voor, of inderdaad de schutterij daartoe thans
de gegevens bezit en, zoo niet, of de middelen bestaan, om de schutterij
voor hare taak geschikt te maken.
Die taak, men schatte haar niet gering, is, zooals wij reeds boven met
een enkel woord hebbea aangewezen, hoogst bezwaarlijk. Werd voorheen
bijna uitsluitend volharding en taaiheid van de bezettingstroepen gevraagd,
thans wordt ook een groote mate van zelfopoffering en doodsverachting
geeischt, nu vooral uitgebreide versterkingen aan de outzaggelijke uit
werking der hedendaagsche vuurwapens zijn blootgesteld. Waarlijk, het
zegt wat, wanneer een troep den moed en de ondergeschiktheid moet
behouden na zich somtijds weken lang bewogen te hebben op een bleine
ruimte, waar elke plaats buiten de bomvrije gebouwen levensgevaarlijk
wordt door het groot aantal projectielen, dat als een hagelbui neerstrijkt,
alles daarbinnen met dood en vernieling bedreigende.
Daar naast staat nog de physieke inspanning. Nacht en dag moet wor
den gearbeid aan allerlei hoogst noodzakelijke herstellingen. Dikwijls
moeten zware en minder zware vuurmonden over een bodem verplaatst
wordon, die door het springen der granaten met tallooze kuilen is door
ploegd; zulk eon verplaatsing moet geheel met menschenhanden geschieden.
Voegt men hierbij de uiterste en voortdurende waakzaamheid, die van de
troepen niet alleen een gevaarlijken, maar ook afmattenden nachtdienst
vordert, dan blijkt wat ook in dit opzicht wordt geëiseht. Daarbij komt
nog, dat de verblijfplaats, waarin gedurende het vuur van den aanvaller
de bezetting de uren en dagen doorbrengt, gewoonlijk slecht verlicht,
vochtig en ongezellig is, hetgeen zeker niet kan bijdragen, om den
opgewekten geest te onderhouden.
Dat alles kan slechts doorstaan worden door een troep, uitmuntende
door een ijzeren discipline, door plichtgevoel ea door vaderlandsliefde, in
n woord door een troep, die de edelste elementen der maatschappij in
zich opgenomen en die in het leger zijn militaire opleiding genoten heeft.
(reen schutterjj, ook niet die van het wetsontwerp Reuther, zal ooit in
staat zijn, zulk een taak op de schouders te nemen. Daartoe ontbreekt
het haar, en zal het haar steeds ontbreken, aan samenhang, discipline,
oefening en leiding. Bij elke gelegenheid, waarbij onze schutters plotse
ling, zonder geruimen tijd tot voorbereiding, werden opgenomen, hebben
zij steeds de meest doorslaande bewijzen geleverd van volkomen onbruik
baarheid voor den oorlog. Het zou ons niet moeilijk vallen dit feit met
tallooze voorbeelden toe te lichten. Daar echter verreweg het grootste
deel der natie de militaire onbruikbaarheid der schutterijen erkent, be
schouwen wij deze toelichting als overbodig. Toch zijn er nog vele Neder
landers en daaronder zelfs bekwame officieren, zooals de oud-Minister
Reuther, die aan de schutterij genoeg vaderlandsliefde toeschrijven, om
haar plicht te vervullen. Het ligt geenszins in onze bedoeling deze vader
landsliefde in twijfel te trekken, noch haar boven eiken twijfel te verheffen.
Wij hebben voor het eene, noch voor het andere bewijzen. Maar waar
voor wij wel bewijzen hebben is, dat vaderlandsliefde alleen volstrekt
onvoldoende is, om aan een leger militaire bruikbaarheid te verleenen.
Een enkele blik op de lijdensgeschiedenis van de Fransche volkslegers ge
durende den jongsteu Fransch?Duitschen Oorlog ia daartoe voldoende.
Deze legers, ter sterkte van een half millioen strijders, in het leven ge
roepen door de bovenmenschelijke geestkracht van een van Frankrijk'a
grootste mannen, den 3I-jarigea Dictator Leon Gamletta, in ongeloofelijk
korten tijd gekleed, gewapend, en uitgerust, maar niet geoefend, en niet
voldoende gedisciplineerd, waren bestemd, om tot ontzet op te rukken
van de Fransche hoofdstad. Konden zij ooit aan dit doel beantwoorden?
/ Hoe uitstekend ook aangevoerd door den ervaren en kundigen Generaal
Clianzy, was bijv. het 2e Loire-leger niet in staat, om zelfs bij groota
overmacht aan getalsterkte n enkel blijvend voordeel te behalen en nog
wel op de slecht gekleede en vermoeide, maar geoefende en gediscipli
neerde troepen van de tegenpartij. Het kan ons dan ook niet verwon*
deren, waneer Wfl in de legerorder, op den 16n December door den
GeneMal Qhansy uitgevaardigd, o. g. het bevel Matcefiea, om achterwaarts
van de stellingen der troepen gensJarmes en cavalerie op te doen stellenj
die elko wanorde moesten stuiten en de manschappen, die het gevecht!
wilden vermijden naar hunne korpsen moesten terugvoeren. Wie de be
jaarde mannen en jongelingen met een ernstig gelaat, voor het vertrek
naar het oorlogsveld, zag defileeren voor het voorloopig bewind eerst in
Tours, daarna in Bordeaux, kreeg de overtuiging, dat het dezen troepen
te doen was, om goed en bloed voor de bevrijding dea Vaderlands veil ta
hebben. Laat ons daarom voorzichtig zijn met het resultaat van de eigen
schap, die men Vaderlandsliefde" noemt. Zij kan tot groote daden leiden,
mits de troep geoefend zij eu berekend voor zijn taak. Nog zijn eronder
ons, die met de krijgsbedrijven onzer schutterijen in, Belgiëvoor oogen,
het vertrouwen op onze landweer niet geheel hebben laten varen. Zij ver
geten echter, dat na '30 en '31 op militair gebied oneindig veel veranderd
is; maar bovenal zien zij over het hoofd, dat de toenmalige schutterij
door het 10-maandsch verblijf in de kantonnementen aan oefening ea
vooral aan discipline aanzienlijk gewonnen had.
Mogen wij bij samenvatting van het voorgaande besluiten, dat de tegen
woordige schutterij, zelfs voor reserve ongeschikt is, dan blijft thans de
vraag nog ter oplossing over, of de schutterij, zonder te groote offers,
ooit voor eenige militaire taak bekwaam gemaakt zou kunnen worden,
d. i. of de schutterij 4,e vormen is tot een samenhangend korps, dat vol-'
doende gedisciplineerd, geoefend en geëncadresrd is.
Gewoonlijk worden als geneesmiddelen voor de schutterij aangewezen:
een aanzienlijke vermeerdering van het aantal oefeningen; oefeningen in
verband met het leger en onder de leiding van militaire officieren; het
samentrekken in kampementen; bewapening, uitrusting en kleeding als
het vcldlegsr; het stellen van eischen van bekwaamheid aan het kader,
in het bijzonder aan de officieren; de overbrenging van het bestuur der
schutterijen naar het departement van Oorlog. Een korte beschouwing
van elk dier middelen zal ons meer en meer versterken in de noodzake
lijkheid der opheffing van de schutterijen.
Volgens de bestaande schutterijwet van April 1827, zullen van den In April
tot dan In October om de 14 dagen (bij gunstig weder) oefeningen van
hoogstens 2 uur gehouden worden voor hen, die niet voldoende geoefend
zijn. Dat aan deze oefeningen met tusschenruimten van 14 a 21 dagen
niet de minste waarde moet toegekend worden, behoeft waarlijk geen
betoog. De Minister Reuther wil in zijn ontwerp-schutterijwet voor de
geoefender), cc. O uren, voor de ongeoefenden cc. 100 uren bestemmen.
Van millitair standpunt gezien is dit een verbetering, maar van weinig
waarde; nog altijd zijn de tusschenruimten te groot. Toch is de uiterste
grens bereikt. Thans reeds verliest de werkman of de werkgever, zonder
eeuig resultaat voor de landsdefensie, 4 X 26 of 104 uur per jaar, voor
de oageoBienden. Volgens het ontwerp-Reutlter klimt het verhes voor de
ongeoefenden tot 203 uur, voor de geoefenden tot 104 uur. Zoo wordt
aan de maatschappij noodeloos een zware last op de schouders gelegd.
Gaat do Staat over tot betaling der schutters, hetgeen zeker niet onbillijk
is, dan vloeien weder noodeloos aanzienlijke sommen uit de Staatskas.
Doch er is meer. Door ook de geoefenden onder de wapens te roepen,
wordt een groote fout begaan. Welke onderwijzer plaatst zijn
verstgevorderde leerlingen, om het geleerde de onderhouden, in een school over,
waar n leerlingen, n vooral onderwijzers ver achter staan bij de leer
lingen en onderwijzers van de vorige school? De leerlingen worden daar
door vernederd, en in plaats van een invloed ten goede op hunne om
geving uit te oefenen, zullen zij integendeel met weinig lust bezield, een
slecht voorbeeld voor de mindergevorderden worden. De uitkomsten bij
de schutterij bevestigen deze waarheid.
Oefeningen met het garnizoen vereenigd en onder militaire officieren
zoudtn zeker tot op zekere hoogte aanbeveling verdienen. In een der
ontwerpen tot herziening der wet van '27 is in deze richting een
vergeef=che poging gedaan. Toch schenken ook deze oefeningen geen waar
borg voor ingrijpende verbetering. Oefeningen in kampementen zouden
ongetwijfeld gunstig op den samenhang en de discipline werken, mits de
voorbereiding voldoende zij. Daarin, benevens in de groote kosten dezer
oefeningen, zoowel voor den staat als voor den man, die uit zijn werk
gerukt wordt, ligt echter een onoverkomelijke hindernis.
Aan de bewapening, uitrusting en kleeding als het veidleger zijn geen
bezwaren verhouden. Door den tegenwoorcligcn Minister van Oorlog zijn
dan ook maatregelen genomen, om in de bewapening met
Beaumontgeweren ta voorzien.
Het stellen van eischen van bekwaamheid is bij de behandeling van het
ontwerp-gcliutterijwet V. d. Bosch door de toenmalige afgevaardigden
Stieltjes en de Boo va» Alderwerdt voorgesteld, doch afgestemd. De
Tweede Kamer zag zeker terecht in, dat onder die omstandigheden aan
behoorlijke aanvulling van het officierskorps der schutterijen niet te denken
zou vallen. Ware het bedoelde voorstel aangenomen, dan zou men zich
mischien reeds sedert lang tot de invoering van den persoonlijken dienst
plicht genoodzaakt hebben gezien. Daarom was de verwerping zeker te'
betreuren.
De overbrenging van het bestuur der schutterijen naar het departement
van Oorlog zou zeker een groote schrede op den weg van vooruitgang
v
Menige uitstekende maatregel wordt tegengehouden door de on verschil-,
ligheid van het burgerlijk bestuur. Het schoenmaker houd u bij uw
leest" is nergens meer van toepassing dan hier. Met het liefhebberen van.
burgers op militair gebied, dat reeds zooveel kwaad gesticht heeft, ge
tuige den toestand in, AtjeJi, zou net dan bij de schutterij ten minste ein
delijk gedaan zijn. ?? ;
Overziet men thans ons onderzoek omtrent de resultaten der voorga»
stelde verbeteringen, dan blijkt, dat de schutterijen op geen enkele wijze
tot een bruikbaren troep te vormen zijn, dat zij dus steeds ver zullen
achterstaan bij het veldleger, waarvan wij in het begin van ons opstel/
de gevolgen hebben aangetoond. Daarom, er is geea andere uitweg, dan
volkomen afschaffing der schutterijen. Dit schijnt ook in de bedoeling
gelagen te hebaea v»a de OMUBÜUW belast met het o^staüaa fan hit