De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 10 augustus pagina 9

10 augustus 1884 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 372 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. is, onder water staan. Dit laafste is, zooals bekend, niet het geval bij de ?werken, die op de hooger gelegen, zoogenaamde Houtensche vlakte (Z.O. ; waarts van Utrecht) zijn aangelegd. J- Door de voorstanders van da stormtactiek is als uitgemaakt op den voorgrond gesteld, dat de bezettingstroepen in gehalte beneden de veldtroepen staan. Voor groote mogendheden, die hunne beste troepen voor den kamp in het open veld bestemmen, omdat de beslissing voor hen in / de botsing der levende strijdkrachten is gelegen, heeft een dergelijke on derstelling recht van bestaan. Voor kleine Staten echter, die juist allo ' pogingen in het werk stellen om de onvoordeelige kans voor een strijd te velde te ontwijken, is zij valsch, of behoort zij althans dit te zijn. Daarom is het voor ons meer dan ooit noodzakelijk het gehalte der bezettingstroepen tot dat der veldtroepen op to voeren. In de deugd van het 'bezet tingsleger ligt dus voor Nederland, naast een uitstekend veldleger, de waarborg voor een taaie, langgerekte verdediging. Eeeds in ona vorig artikel hebben wij ouze ingenomenheid betuigd met de splitsing onzer strijdkrachten in veld- en bezettiagslegcr, zooals bij de bestaands organisatio is vastgesteld. Daardoor staan, vooral in ons land, de bezettingstroepen niet meer achter bij de veldtroepen; daardoor ont staat de mogelijkheid eener snelle mobilisatie en de kans voor geheel afzonderlijke oefening der beide deelen; de kam, want nog altijd is deze niet volkomen. In aansluiting met hetgeen de kapitein Prins in zijn bro chure: De Oefeningen bij de Infanterie" voorstelt, komt ons een gslied afscheiding in organisatie en oefening der infanterie van bezettings- en veldleger dan ook hoogst wenschelijk voor. Zooals bekend is, bestaat volgens de bedoelde organisatie ons bezet tingsleger uit 9 bataljons infanterie, 40 compagnieën vestingartillerie en 3 compagnieën genietroepen. Deze macht is, volgens den Minister Reuther, bestemd ter bezetting van de meest bedreigde punten en liuiën en als noodbezetting der overige sterkten. De aanvulling zou, volgens dien Mi nister, moeten geschieden uit de Schutterij. Daarvoor het oogenblikgeen andere troepenmacht tot aanvulling der bezetting aanwezig is, doet zich de zeer gewichtige vraag voor, of inderdaad de schutterij daartoe thans de gegevens bezit en, zoo niet, of de middelen bestaan, om de schutterij voor hare taak geschikt te maken. Die taak, men schatte haar niet gering, is, zooals wij reeds boven met een enkel woord hebbea aangewezen, hoogst bezwaarlijk. Werd voorheen bijna uitsluitend volharding en taaiheid van de bezettingstroepen gevraagd, thans wordt ook een groote mate van zelfopoffering en doodsverachting geeischt, nu vooral uitgebreide versterkingen aan de outzaggelijke uit werking der hedendaagsche vuurwapens zijn blootgesteld. Waarlijk, het zegt wat, wanneer een troep den moed en de ondergeschiktheid moet behouden na zich somtijds weken lang bewogen te hebben op een bleine ruimte, waar elke plaats buiten de bomvrije gebouwen levensgevaarlijk wordt door het groot aantal projectielen, dat als een hagelbui neerstrijkt, alles daarbinnen met dood en vernieling bedreigende. Daar naast staat nog de physieke inspanning. Nacht en dag moet wor den gearbeid aan allerlei hoogst noodzakelijke herstellingen. Dikwijls moeten zware en minder zware vuurmonden over een bodem verplaatst wordon, die door het springen der granaten met tallooze kuilen is door ploegd; zulk eon verplaatsing moet geheel met menschenhanden geschieden. Voegt men hierbij de uiterste en voortdurende waakzaamheid, die van de troepen niet alleen een gevaarlijken, maar ook afmattenden nachtdienst vordert, dan blijkt wat ook in dit opzicht wordt geëiseht. Daarbij komt nog, dat de verblijfplaats, waarin gedurende het vuur van den aanvaller de bezetting de uren en dagen doorbrengt, gewoonlijk slecht verlicht, vochtig en ongezellig is, hetgeen zeker niet kan bijdragen, om den opgewekten geest te onderhouden. Dat alles kan slechts doorstaan worden door een troep, uitmuntende door een ijzeren discipline, door plichtgevoel ea door vaderlandsliefde, in n woord door een troep, die de edelste elementen der maatschappij in zich opgenomen en die in het leger zijn militaire opleiding genoten heeft. (reen schutterjj, ook niet die van het wetsontwerp Reuther, zal ooit in staat zijn, zulk een taak op de schouders te nemen. Daartoe ontbreekt het haar, en zal het haar steeds ontbreken, aan samenhang, discipline, oefening en leiding. Bij elke gelegenheid, waarbij onze schutters plotse ling, zonder geruimen tijd tot voorbereiding, werden opgenomen, hebben zij steeds de meest doorslaande bewijzen geleverd van volkomen onbruik baarheid voor den oorlog. Het zou ons niet moeilijk vallen dit feit met tallooze voorbeelden toe te lichten. Daar echter verreweg het grootste deel der natie de militaire onbruikbaarheid der schutterijen erkent, be schouwen wij deze toelichting als overbodig. Toch zijn er nog vele Neder landers en daaronder zelfs bekwame officieren, zooals de oud-Minister Reuther, die aan de schutterij genoeg vaderlandsliefde toeschrijven, om haar plicht te vervullen. Het ligt geenszins in onze bedoeling deze vader landsliefde in twijfel te trekken, noch haar boven eiken twijfel te verheffen. Wij hebben voor het eene, noch voor het andere bewijzen. Maar waar voor wij wel bewijzen hebben is, dat vaderlandsliefde alleen volstrekt onvoldoende is, om aan een leger militaire bruikbaarheid te verleenen. Een enkele blik op de lijdensgeschiedenis van de Fransche volkslegers ge durende den jongsteu Fransch?Duitschen Oorlog ia daartoe voldoende. Deze legers, ter sterkte van een half millioen strijders, in het leven ge roepen door de bovenmenschelijke geestkracht van een van Frankrijk'a grootste mannen, den 3I-jarigea Dictator Leon Gamletta, in ongeloofelijk korten tijd gekleed, gewapend, en uitgerust, maar niet geoefend, en niet voldoende gedisciplineerd, waren bestemd, om tot ontzet op te rukken van de Fransche hoofdstad. Konden zij ooit aan dit doel beantwoorden? / Hoe uitstekend ook aangevoerd door den ervaren en kundigen Generaal Clianzy, was bijv. het 2e Loire-leger niet in staat, om zelfs bij groota overmacht aan getalsterkte n enkel blijvend voordeel te behalen en nog wel op de slecht gekleede en vermoeide, maar geoefende en gediscipli neerde troepen van de tegenpartij. Het kan ons dan ook niet verwon* deren, waneer Wfl in de legerorder, op den 16n December door den GeneMal Qhansy uitgevaardigd, o. g. het bevel Matcefiea, om achterwaarts van de stellingen der troepen gensJarmes en cavalerie op te doen stellenj die elko wanorde moesten stuiten en de manschappen, die het gevecht! wilden vermijden naar hunne korpsen moesten terugvoeren. Wie de be jaarde mannen en jongelingen met een ernstig gelaat, voor het vertrek naar het oorlogsveld, zag defileeren voor het voorloopig bewind eerst in Tours, daarna in Bordeaux, kreeg de overtuiging, dat het dezen troepen te doen was, om goed en bloed voor de bevrijding dea Vaderlands veil ta hebben. Laat ons daarom voorzichtig zijn met het resultaat van de eigen schap, die men Vaderlandsliefde" noemt. Zij kan tot groote daden leiden, mits de troep geoefend zij eu berekend voor zijn taak. Nog zijn eronder ons, die met de krijgsbedrijven onzer schutterijen in, Belgiëvoor oogen, het vertrouwen op onze landweer niet geheel hebben laten varen. Zij ver geten echter, dat na '30 en '31 op militair gebied oneindig veel veranderd is; maar bovenal zien zij over het hoofd, dat de toenmalige schutterij door het 10-maandsch verblijf in de kantonnementen aan oefening ea vooral aan discipline aanzienlijk gewonnen had. Mogen wij bij samenvatting van het voorgaande besluiten, dat de tegen woordige schutterij, zelfs voor reserve ongeschikt is, dan blijft thans de vraag nog ter oplossing over, of de schutterij, zonder te groote offers, ooit voor eenige militaire taak bekwaam gemaakt zou kunnen worden, d. i. of de schutterij 4,e vormen is tot een samenhangend korps, dat vol-' doende gedisciplineerd, geoefend en geëncadresrd is. Gewoonlijk worden als geneesmiddelen voor de schutterij aangewezen: een aanzienlijke vermeerdering van het aantal oefeningen; oefeningen in verband met het leger en onder de leiding van militaire officieren; het samentrekken in kampementen; bewapening, uitrusting en kleeding als het vcldlegsr; het stellen van eischen van bekwaamheid aan het kader, in het bijzonder aan de officieren; de overbrenging van het bestuur der schutterijen naar het departement van Oorlog. Een korte beschouwing van elk dier middelen zal ons meer en meer versterken in de noodzake lijkheid der opheffing van de schutterijen. Volgens de bestaande schutterijwet van April 1827, zullen van den In April tot dan In October om de 14 dagen (bij gunstig weder) oefeningen van hoogstens 2 uur gehouden worden voor hen, die niet voldoende geoefend zijn. Dat aan deze oefeningen met tusschenruimten van 14 a 21 dagen niet de minste waarde moet toegekend worden, behoeft waarlijk geen betoog. De Minister Reuther wil in zijn ontwerp-schutterijwet voor de geoefender), cc. O uren, voor de ongeoefenden cc. 100 uren bestemmen. Van millitair standpunt gezien is dit een verbetering, maar van weinig waarde; nog altijd zijn de tusschenruimten te groot. Toch is de uiterste grens bereikt. Thans reeds verliest de werkman of de werkgever, zonder eeuig resultaat voor de landsdefensie, 4 X 26 of 104 uur per jaar, voor de oageoBienden. Volgens het ontwerp-Reutlter klimt het verhes voor de ongeoefenden tot 203 uur, voor de geoefenden tot 104 uur. Zoo wordt aan de maatschappij noodeloos een zware last op de schouders gelegd. Gaat do Staat over tot betaling der schutters, hetgeen zeker niet onbillijk is, dan vloeien weder noodeloos aanzienlijke sommen uit de Staatskas. Doch er is meer. Door ook de geoefenden onder de wapens te roepen, wordt een groote fout begaan. Welke onderwijzer plaatst zijn verstgevorderde leerlingen, om het geleerde de onderhouden, in een school over, waar n leerlingen, n vooral onderwijzers ver achter staan bij de leer lingen en onderwijzers van de vorige school? De leerlingen worden daar door vernederd, en in plaats van een invloed ten goede op hunne om geving uit te oefenen, zullen zij integendeel met weinig lust bezield, een slecht voorbeeld voor de mindergevorderden worden. De uitkomsten bij de schutterij bevestigen deze waarheid. Oefeningen met het garnizoen vereenigd en onder militaire officieren zoudtn zeker tot op zekere hoogte aanbeveling verdienen. In een der ontwerpen tot herziening der wet van '27 is in deze richting een vergeef=che poging gedaan. Toch schenken ook deze oefeningen geen waar borg voor ingrijpende verbetering. Oefeningen in kampementen zouden ongetwijfeld gunstig op den samenhang en de discipline werken, mits de voorbereiding voldoende zij. Daarin, benevens in de groote kosten dezer oefeningen, zoowel voor den staat als voor den man, die uit zijn werk gerukt wordt, ligt echter een onoverkomelijke hindernis. Aan de bewapening, uitrusting en kleeding als het veidleger zijn geen bezwaren verhouden. Door den tegenwoorcligcn Minister van Oorlog zijn dan ook maatregelen genomen, om in de bewapening met Beaumontgeweren ta voorzien. Het stellen van eischen van bekwaamheid is bij de behandeling van het ontwerp-gcliutterijwet V. d. Bosch door de toenmalige afgevaardigden Stieltjes en de Boo va» Alderwerdt voorgesteld, doch afgestemd. De Tweede Kamer zag zeker terecht in, dat onder die omstandigheden aan behoorlijke aanvulling van het officierskorps der schutterijen niet te denken zou vallen. Ware het bedoelde voorstel aangenomen, dan zou men zich mischien reeds sedert lang tot de invoering van den persoonlijken dienst plicht genoodzaakt hebben gezien. Daarom was de verwerping zeker te' betreuren. De overbrenging van het bestuur der schutterijen naar het departement van Oorlog zou zeker een groote schrede op den weg van vooruitgang v Menige uitstekende maatregel wordt tegengehouden door de on verschil-, ligheid van het burgerlijk bestuur. Het schoenmaker houd u bij uw leest" is nergens meer van toepassing dan hier. Met het liefhebberen van. burgers op militair gebied, dat reeds zooveel kwaad gesticht heeft, ge tuige den toestand in, AtjeJi, zou net dan bij de schutterij ten minste ein delijk gedaan zijn. ?? ; Overziet men thans ons onderzoek omtrent de resultaten der voorga» stelde verbeteringen, dan blijkt, dat de schutterijen op geen enkele wijze tot een bruikbaren troep te vormen zijn, dat zij dus steeds ver zullen achterstaan bij het veldleger, waarvan wij in het begin van ons opstel/ de gevolgen hebben aangetoond. Daarom, er is geea andere uitweg, dan volkomen afschaffing der schutterijen. Dit schijnt ook in de bedoeling gelagen te hebaea v»a de OMUBÜUW belast met het o^staüaa fan hit

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl