De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 17 augustus pagina 6

17 augustus 1884 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 373 Bef. heeft wel opgemerkt dat het innerlijke van den bouw aan de voornaamste stoffelijke behoeften op zeer verdienstelijke wijze voldoet, doch organische samenhang, sohoone verhouding der onderdeelen, natuur lijke adel der lijnen en oorspronkelijke schoonheid ontbreken. Het is als of de kunstenaar heeft willen terugkeeren tot de afschuwelijke gevels uit den tijd van Koning Willem I, gelijk die in Brussel te vinden zijn, of tot «ommige duitsche voorbeelden van het einde der achttiende eeuw, als het buitenverblijf van den bisschop van Breslau, wat aan innerlijke stoffeering BÏeta te wenschen laat, doch als gebouw een monster van vormloosheid is (Zie Lutzow, Zeitschr. für Uldende Kunst, aflev. 10, 1884). Men studeere de oude nationale voorbeelden. Met Philéas Fogg jnogen de bezoekers van het Thédtre des Galeries Le Tour du monde doen, eiken avond bestaat daartoe, ondanks de tropische hitte, gelegen heid. Doch 't blijve bij zulk een reize in schijn. De beste kunstenaars, zij die den grootsten invloed op hunne tijdgenooten uitoefenden en voor de toekomst werkten, waren geene cosmopolieten. M. A. Brussel, 12 Aug. '84. LETTERKUNDE. IETS OVER DEN ENGELSCHEN ROMAN EN BENIGE ENGELSOHE ROMANSCHRIJFSTERS. I. Ik etel geen vertrouwen in den dichter, die in zyne eigene eeuw ka rakter noch glorie weet op te, merken. Zoo er in deze overbevolkte eeuw nog plaats is voor dichters en dat geloof ik vast dan is hun aan gewezen taak: vertegenwoordigers te zijn, niet b.v. van den tijd van Karel den Groote, maar van hun eigen, trillsnden tijd, die raast en snoeft en tegelijk berekent en naar het hoogste smacht". Aldus Elizabeth Barret Browning in Aurora Leigh, dien schoenen ro man in dichtmaat, waarin zij, een beeld malend uit onzen tijd, volvoert wat z\j zelve aanprijst Velen hebben gedaan zooals zij: vóór eu na haar hebben ettelijken in de rijke menschenwereld om zich heen, de stof ge zocht voor de uitingen van hun geestesleven. Zooals bijna overal elders, is in Engeland de roman het geliefkoosde voertuig geworden voor de meest verschillende denkbeelden en do stroom van Tauchnitz-edities, die zich in alle richtingen over en buiten Europa verspreid heeft, legt getui genis af van het wonderbaar voortbrengingsvermogen der Engelsche natie. Wel is waar verheffen zich slechts enkele schrijvers boven de middelma tigheid, die van zoo grooten overvloed het gevolg is; plukken wij slechts na en dan uitgelezen vruchten van een arbeidsveld, da: zoo overvloe, digen oogst oplevert. Maar niet voor iederen smaak yast het uitgezochte, en dat da groote menigte, in beslag genomen door al wat heden het leven eischt, in den Engelsclien roman vindt wat zij in lectuur verlangt, dat bewijst zijne populariteit. De groote vruchtbaarheid van dezen tak van litteratuur laat zich ver klaren uit verschillende oorzaken. In een land waar het practischo le ven zulk eene groote plaats inneemt als in Engeland, waar handel, indu strie, openbare liefdadigheid, al wat uitwendig het leven kan verfraaien en veraangenamen, de werkelijk bestaande en tastbare bewijzen leveren van eene groote mate van gezond verstand en practischen zin, vinden de anders bewerktuigde geesten weinig voedsel. Niet als in Duitschland maken wetenschap en muziek er een wezenlijk deel van het bestaan uit, niet als in Frankrijk heeft men er de kunst waarheen zich alle fijner georganiseerden wenden en die, in al wat goeden smaak betreft, Frankrijk of liever Parijs nog altijd de toongeefster der wereld doet zijn. Men heeft dus in Engeland iets anders noodig in plaats hiervan; vandaar het groot aantal romanschrijvers. Dat hieronder zooveel vrouwen zijn, verklaart zich als men bedenkt hoe dezen in Enge land worden opgevoed. Wanneer men het prospectus van eene der tallooze kostscholen voor meisjes inziet, zou men allicht meenen dat de Engelsche vrouw, bij vele verdiensten, die van eene veelomvattende kennis voegt. Niet alleen bevat dit vele levende talen tot Italiaansch toe, muziek en teekenen, dansen en gymnastiek, kennis der Heilige Schriften, maar hier en daar worden ook Latijn en Grieksch onderwezen. In waarheid leert men dit alles aan met een minimum van inspanning, waaraan het resultaat geëvenredigd is. In de eerste plaats wordt het dikwijls niet onderzocht of de persoon aan wie de leiding van dit alles is toevertrouwd, bevoegd daartoe is. Eerst in de laatste jaren is er aan vrouwen gelegenheid gegeven om door den z\j het ook gebrekkigen maatstaf van een examen te bewijzen, flat zvj werkelijk in staat zijn te volbrengen wat zij ondernemen. Maar verplichtend is dit geenszins. Uit den aard der zaak kan men dus geene grondige kennis verwachten bij zulk eene opleiding. Be houdens de uitzonderingen, wier energie haar in staat heeft gesteld zelfs hooger onderwijs te verkrijgen, hebben de Engelsche meisjes over het algemeen wat men daar noemt: a smattering of everything", slechta berekend voor het uiterlyke. Zij worden verre gehouden van alle gevaar lijke invoeden, die de wetenschap zou kunnen uitoefenen, haar gemoed wordt niet bewogen door kunst of muziek, want beide worden te opper vlakkig beoefend, zij vinden in den godsdienst der Staatskerk, die sedert honderd jaar niet veranderd is, niets dan een vormendienst, dien men te vergeefs met nieuw leven tracht te bezielen door, in de gebruiken der zoo genaamde High-ehurch, de Katholieken na te volgen. De karaktertrek ken die, na zulk eene opleiding, het meest spreken bij de jonge Engel?Bche vrouw zijn: gezond verstand, gevoel en verbeelding. Als zij de maat schappij binnentreedt, als haar verstand en hart niet in beslag worden genomen door de veelomvattende plichten van vrouw en moeder, zoekt ?~. zij op eenige andere wijze bevrediging. Op het voorbeeld van allen om zich >heen zoeken velen die in practisch werk, in de philanthropie grootendeels, ;. en wij zien personen opstaan als eene Florence Nightingale, eene Miss Octavia Hill, eene barones Burdett-Couts. En waarlijk schijnt zich voor de philanthropie een bijna onafzienbaar arbeidsveld te openen in een land, waar feiten als die beschreven worden in The bitter Cry of Outcast London" en in How the Poor live" be wijzen, dat de sociale contrasten hier wellicht grooter zijn dan ergena elders. Zooals Henri Taine zegt: je crois que Ie mal et Ie bien sont ici plus grands que chez nous". Als gevoel en verbeelding overwegend zijn, zoekt de vrouw somtijds bevrediging in den godsdienst, vandaar de vele afwijkingen van de staats kerk: Methodisten, Kwakers en the Salvation Army onzer dagen. Of men bestudeert de wereld om zich heen: waarheid en verdichting, al wat uitwendig 's menschen lot bepaalt, inwendig zijn hart beweegt, wordt met den gouden gloed der phantasie overtogen en zoo ontstaat die min of meer getrouwe afspiegeling van het leven, die men roman noemt. De Engelsche roman heeft eene sterk nationale tint. Van Spencer's Fairy Queen tot Bunyan's Pilgrim's Progress, van Riehardson tot Thackeray is hij in de eerste plaats zedenroman. Taine zegt: la roman de moeurs pullule en Angleterre et il y a de cela plusieurs causes: d'abord il y est néet toute plante pousse bien dans sa patrie". Slechts een paar maal verliest hij dat karakter: eerst toen de Restauratie der Stuarts Fransche zeden ingang deed vinden in maatschappij en litteratuur en de romans van Aphra Behn den geest van den tijd weerspiegelden en ver volgens eenigermate in den sensational novel" der laatste jaren. Eerst in het schitterend tijdperk dat in de litteratuur de gouden eeuw van koningin Anna wordt genoemd, kan men van den oorspronkelijken Engelschen roman spreken. Was tot nu toe de roman grootendeels navol ging van Italiaansche en Fransche modellen, op den grondslag van Steele en Addison's Tatler en Spectator, ten onzent door Justus van Effen nage volgd, verrijst de nationale roman. Reeds van zijn ontstaan af, neemt hij de meest verschillende vormen aau. Naast den realistischen roman van Fielding, schildert Richardson, die van uitgever schrijver werd, ons dat toonbeeld van alle christelijke en maatschappelijke deugden, dat als Sir Charles Grandison gansch Europa in verrukking bracht en zijn schrijver den naam van den Shakespeare van het Engelsch proza bezorgde (d'Israëli, Curiosities of Literature). Laurence Sterne maalde er in zijne Sentimental Journey" het beeld dier aiekelijke gevoeligheid, die in de laatste helft der 18e eeuw de litteratuur beheerschte en door Goethe in zijn Werther werd belichaamd, een Vjt* schijnsel dat tot nog grootere krachteloosheid en geringschatting van het leven voerde dan het zooveel besproken gebrek aan levenslust van onzen tijd, die zich in alle geval eer kenmerkt door bovenmatige dan te geringe krachtsinspanning. Tegelijkertijd is Sterne bv. in zijn Tristram Shandyda vertegenwoordiger van die behoefte aan humor, die het eenigszins sombero Engelscho volkskarakter verlicht en Engeland den naam van merry Old England" bezorgde vóór de Puriteinsche geest, zoo vijandig aan alle schoonheid en genot, er orerwegenden invloed verkreeg Het is daarom dat do Engelschen met zoo groote voorliefde opzien tot schrijvers ala Dickens en Charles Lamb. l Humor speelt ook hier eu daar door de bladzijden van de liefelijke idylle, die cenig in de gansche Engelsche litteratuur-geschiedenis als eene getuigenis is van de bekoring, die eenvoud, waarheid en reinheid van hart steeds zullen behouden. Toen Goldsmith met de kleine som, ont vangen voor den Vicar of Wakefieul zijne huishuur betaalde, kwam het zeker bij hem allerminst op, dat hij een boek had geschreven dat, hoewel de blijken dragend van een tijd, waarin men anders dacht en anders sprak dan tegenwoordig, nog lang na zijn dood bewonderd zou worden wegens de verkondiging vanj gevoelens, die zijn van alle tijden en van alle landen. Ik meen dat het Mad. de Staël is, die gezegd heeft: Ia gloire, pour une femme, c'est la ruïne, eclatante du bonheur." Nergens schijnt mij deze uitspraak krachtiger weerlegd dan in het leven der vrouwen, van wie Miss Thackeray ons in haar Book of Sibyls eene: zoo aantrekkelijke schildering geelt. Ik veronderstel dat de reden van deze tegenspraak hierin ligt, dat het ideaal van geluk voor eene Franscha en eene Engelsohe vrouw zeer verschillend is. Want waarlijk Maria Edgeworth en Jane Austeu, orn ons maar te bepalen tot twee van de vrou wen, die in het laatst der vorige en in het begin dezer eeuw, evenzeer als Scott er toe hebben meegewerkt om den roman te doen herleven, za hebben beiden een roem behaald, grooter dan die harer hedendaagsche zusteren in de kunst. Romans te schrijven, dat was toenmaals voor eena vrouw heel iets anders dan tegenwoordig, uu ieder met een weinig gevoel en verbeeldingskracht, esn weinig geoefendheid van pen en smaak bedeeld, zich waagt aan de samenstelling van een roman, of althans eener novelle. En toch de roem, wel verre van haar geluk te verwoesten, leent aan het leven dier beide vrouwen een vrienclelijken gloed, die al het kleurlooze, al de eentonigheid van een bestaan in beperkten kring verbant. Wellicht is bet voor ons, aangegrepen door den golfslag van het moderne leven, met al zijne begeerten en verlangens, niet mogelijk ons geheel over ta geven aan don kalmen stroom van een leven als het hare. Wij moeten ons ontdoen van veel wat in deze dagen ons een onmisbaar deel van het inwendig leven toeschijnt, zullen wij hare werken waardeeren en genieten. Frances Burney, later Mad. d'Arblay, had de kwellingen van haar leven als hofdame zoeken te vergeten, door zich over te geven aan het schrijven van romans en was, in het laatst der 18e eeuw, de eerste vrouw die het waagde eene zoo ongewone bezigheid ter hand te nemen. Op haar voetspoor bood kort daarna Maria Edgeworth het publiek eenvou dige verhalen voor kinderen aan, die een onthaal vonden, dat de ver* wachtingen der bescheidene en beschroomde schrijfster verre overtrof. Het moedigde haar aan om voort te gaan; op het landgoed in Ierland, waar zij zoovele en zoo gelukkige jaren heeft doorgebracht, werden die kinderen harer phantasie geboren, die weldra Miss Edgeworth's naam be kend en geliefd maakten, bij geheel het lezend publiek. Belinda en Castte Rackrent, om maar enkele te noemen, volgden elkaar spoedig op. Als da schrijfster nu en dan. bare landelijke euzaamheid verlaat, waar zij, de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl