Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
rfa. 374
jaar eindelijk ophield den lieden grofheden naar het hoofd te
slingeren. Maar wie zich eenmaal tot de waardigheid van
»helleveeg" heeft opgewerkt, wordt door de wereld geëerbiedigd,
zelfs bijna bemind, als hij zijne beste vrienden het vel niet
over de ooren haalt. Indien men het in Husingcn wat han
dig had weten aan te leggen, dan was er misschien uit het
dorp een herstellingsoord geworden; in de pastorie kon men
dagelijks de levende bewijzen zien, dat de lucht er voor het
bereiken van een hoogen ouderdom uiterst gunstig moest zijn.
Daar zaten bij den haard drie oude, eerwaardige gestalten: de
pastoor, die zeer klein geworden was en zeer groote, in een
menigte van doeken gewikkelde voeten gekregen had; juffrouw
Sabina, die zeer lang en zeer mager geworden was en door den
tijd als tot een skelet was uitgedroogd, eindelijk Driek met
kortgeknipt haar, met de tabakspijp in den mond en een sluwe uit
drukking in de oogen. Zij slak in een bombazijnen buis van den
overleden postiljon en was gewoon zichzelve souwe jongen" te
noemen. Sedert dien schrikkelijken nacht in de pastorie, die op
de vlucht van het ongelukskind gevolgd was, hadden de beide
dappere kampvechters, Driek en Sabina, een ongekende hoogachting
voor elkaar opgevat eu elkander als evenknie erkend. Driek werd
nog zorgeloozer, nu zij door de parochie onderhouden werd en
zeide evenals de hofnar van zekeren keizer: »ik behoef niet eerst
te bidden, ik krijg mijn eten van het kasteel.'" In weerwil van
deze ondersteuning kon de weduwe toch spoedig de huur van
hare hut en haar aardappelakker niet meer betalen, zij stond aan
den rand van een bankroet van 7, zegge zeven daalders, waaruit
niets te redden viel dan haar eigen persoon en een oude
klappermolen van haar kleinzoon. Doch juffrouw llolter stelde de onbarm
hartige schuldeischers tevreden en Driek betrok de pastorie, om
het klaverblad van oudjes voltallig te maken.
»'t Is vandaag tien jaar geleden!" zeide Driek op zekeren dag,
terwijl zij een dikke rookwolk uitblies.
De pastoor richtte zijne matte oogen op haar en troostte zacht
moedig: »Wij moeten de hoop niet laten varen, Hendrika; God
kan hem terug doen keeren tot onze vreugde en onzen troost.
Ik bid dagelijks, dat de heiligen zijne ziel mogen beschermen!"
»Heerom!" riep Driek uit, sik heb nog nooit van mijn leven
eene hoop laten varen, kwam ik er niet op schoenen, dan kwam
ik er op sokken, maar dat mijn jongen terugkomt, en als een
heer terugkomt, dat weet ik even zeker, als dat nu de koffie
overkookt!"
s Hendrika, Hendrika, hoovaardij past niet bij grijze haren
Sabina de koffie kookt over! verlang toch niet, dat hij als een
heer terugkome, maar toegerust met de vreeze des Heeren,''
»Wat iemand verlangen mag, kan men hem niet voorschrijven,
heeroom; en ik geef net zooveel om den christelijken ootmoed
als een koe om muskaatnoot! Wie anders geen brood heeft, zal
bij den ootmoed wel doodhongeren; maar oude raven zwerven
daar waar het meeste aas ligt. Ik wist wel dat het tusschen Klara
en Spahn weer in orde zou komen, en nu zit ze daar met vijf
kinderen zoo vroolijk als kievieten en op hooge feestdagen gaat
ze in een zijden japon naar de kerk! Heeft ze mij niet onlangs
een goudstuk gezonden, wat toch lang geen kleinigheid is ?
Maar ik zal het bewaren voor het ongelukskind en denk er bij:
goud geld maakt goede vrienden! en al blijft hij nog tien jaar
weg, ik blijf leven totdat hij komt!''
»Wij zullen zien!" meende de acht-en-zeventigjarige Sabina,
die de koffie gereed had.
»Jj, wij zullen zien!1' herhaalde de pastoor, die vijf-en-lachlig
jiren telde.
Driek klopte hare pijp uit, knoopte haar buis dicht en zeide:
>lk /.al vandaag eens naar juffrouw Holterloopen; als het me daar
ie laat wordt, blijf ik van nacht maar bij haar. Goeden dag!" en
de tachtigjarige aanvaardde, met nog vrij vasten tred de wan
deling vnn twee uren.
Juffrouw llolter was nooit eene schoonheid geweest, maar zij
veranderde ook bijna niet; heur haar was een weinig vergrijsd
p,n hare gelaatstrekken waren wat zachter dan vóór twintig jaar,
doch over het geheel zag zij er voor iemand van in de vijftig
nog zeer goed uit. Haar vermogen was van jaar tot jaar aange
groeid, en daardoor was zij voortdurend eene betere partij ge
worden. Elk harer beëedigde postbeambten gedroeg zich in den
beginne voorbeeldig, in de hoop, de hand van mejuffrouw de
postmeesteres te verwerven; maar zoodra hij met waardigheid
was afgewezen, begon de beëedigde een sclminsch leventje te
leiden, wat zoolang duurde, totdat hij van zijn post werd ontzet.
Toen Klara weg was, kwam wel is waar niet het oogenblik, dat
de jonge vrouw uit de belofte van de juffrouw had opgemaakt,
maar toch iets anders. De juffrouw vraagde den ontvanger kortaf:
of hij geloofde, dat zij goed kon koken? De ontvanger was bereid,
zijn goed geloof daaromtrent te bezweren.
»Welnu dan', zeide de juffrouw, s kom dan bij mij in den kost,
het zal goed en goedkoop zijn, ik ben het moede, altijd tegenover
die vlegels van postbeambten te zitten!"
Zoo kwam bij het gewone bittsruurtje nog het middagmaal in
het posthuis, waarbij ook dikwijls doortrekkende reizigers aanzaten.
De heer Backer vond zijn levenswijze wel verbeterd en het ver
heugde hem, met zijn horloge onbelemmerd voort te kunnen leven,
zonder dat er iets aan zijne verzorging en zijn gezellig verkeer
ontbrak.
Misschien zou het nog jarenlang zoo geduurd hebben, als niet
Driek op den inval was gekomen, de juffrouw een bezoek te brengen.
Hare bezoeken schenen, evenals stormvogels, steeds eenigen omkeer
in den gelijkmatigen levensgang van de juffrouw en den ontvanger aan
te kondigen. Nauwelijks was Driek ditmaal aan het posthuis ge
komen en had zich naast het vuur neergezet, of de post kwam
aan en daarmede ook een brief, dien de juffrouw, die gewoonlijk
den brievenzak zelve nazag, om en om wendde en ten slotte aan
hare meid overhandigde, om hem terstond naar den ontvanger te
brengen. Het duurde niet lang of de heer Backer kwam meteen
kleur van opgewondenheid en den geopenden brief in de hand
aangeloopen: «Mijn beste juffrouw," riep hij, uweet je, hier in
dezen brief staat, dat de oude tante van mijn overleden vrouw
gestorven is en het kind tot erfgenaam heeft gemaakt en dit zal
nu hierheen tot ons komen; dat zal een geduchten omkeer veroor
zaken, begrijp je, juffrouw1?'1
Over tien minuten vertrekt de post," antwoordde de juffrouw,
s daarna zullen we overleggen, wat er te doen valt!"
Backer liet zich op een stoel zakken, geheel overweldigd door
hij wist niet of het blijdschap of schrik was kortom, door
verrassing, toen een schorre, snerpende stem naast hem zeide:
»Men kan niet weten hoe men soms een haas vangt, zeide da
boer en zette de strikken op het dak!"
»Wat, ouwe postknol?" vraagde Backer.
»Ik wil maar zeggen, 't kon wel eens gebeuren, dat de haas
ten slolle op het dak verzeilde en in den strik liep!"
s Denk eens aan, Driek, mijn kind komt terug; wat zal die
Laurence groot geworden zijn!"
»Jonge menschen schieten de wolken in en oude in den grond!"
mompelde Driek en stak aan een kooltje hare pijp aan. Daarna
zwegen beiden.
Backer's gelaat trilde van ongeduld, totdat eindelijk de postknecht
aan zijn horen een oorverscheurend geschetter ontlokte; de eenige
poslreiziger steeg in den wagen en het portier viel met een slag
dicht. De gewichtige handeling was volbracht en de postwagen
reed rammelend weg. De juffrouw streek haar voorschoot glad,
wierp een blik op de groote hangklok en plaatste zich aan de
met wasdoek bekleede tafel.
»Lees, juffrouw, lees! Ik moet mij nu geheel anders gaan in
richten, maar hoe?"
De juffrouw antwoordde niets, totdat zij den brief gelezen had;
toen zeide zij: »Het kind komt over drie maanden met een reis
gezelschap naar Bremen; in drie maanden kan er veel gedaan
worden en er moet ook veel gebeuren!"
Hier wischte zich Backer met den zakdoek het voorhoofd af,
uit zijn gelaat sprak louter radeloosheid.
»De kleine meid," hervatte de juffrouw, »heeft in goeden doen
verkeerd en bezit een aardig vermogen uw verwaarloosd huis
en uw met aardappelen beplante tuin zouden der rijke erfgename
slecht aanslaan!"
«Maar, lieve hemel, moet ik dan soms een nieuw huis bouwen
en een park aanleggen?"
»Dat nu juist niet, maar het gansche huis moet opgeschuderd
en behangen worden en in den tuin moeten weer bloemen en
prieeltjes komen te staan, zooals vroeger!"
»En ik ik moet dat in drie maanden klaar spelen; zie je,
begrijp je, dat is onmogelijk!"
»Uw kind zal zelve den pot niet willen koken en de huishou
ding waarnemen en het ook niet kunnen,1' vervolgde de juffrouw
meedoogenloos »gij moet een keukenmeid huren!"
Het huis opschilderen en behangen, bloembedden in dea tuin,
een keukenmeid is er nog meer noodig juffrouw ?"
»Ja, in het opgeknapte huis behooren nieuwe meubels, de uwe
zijn nu meer dan twintig jaren oud, en bovendien is er vo«r
het kind een leidende hand noodig, gij moet weer eeae vrouw
zoeken l" (Wordt vtrvttgtL)