Historisch Archief 1877-1940
te"
fifi AtfSTÊKOAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 374
deskundige bjj het onderzoek een of meer varkens bevindt lijdende te zijn
aan eene besmettelijke ziekte, niet alleen de zieke, maar ook alle andere
ingevoerde varkens voor rekening van den eigenaar of ver voerder geslacht
moeten worden, en het vleesch, indien het gebruik daarvan geen gevaar
voor menschen oplevert, worden verkocht, en in het tegenovergestelde
geval alle overblijfselen der geslachte |varkens voor rekening van den
eigenaar of vervoerder vernietigd.
Deze bepaling geldt ook bg het vervoer langs spoorwegen of wanneer
de invoer over zee heeft plaats gehad.
In de gemeente Conjnsplaat circuleert een adres aan den Gemeenteraad,
ter ondersteuning van een voorstel van Burgemeester en Wethouders om
eene telephoonverbinding aan te vragen. Na ook de oesterindustrie aldaar
zich begint te ontwikkelen, wordt dergelijke verbinding eene ware behoefte.
Het bestuur van Onderling Belang, de Haagsche Vereeniging van klein
handelaren in sterken drank, heeft zich tot deu Minister van
Binnenlandsche Zaken gewend met een adres, houdende opmerkingen omtrent de
toepassing van de drankwet en omtrent de z. i. noodzakelijke wijzigingen
in die wet, met het doel om haar tot een voor allen gewenschte zaak te
maken.
Door den Gemeenteraad te Leeuwarden is besloten de straatverlichting
te verbeteren, door het aanbrengen van 100 gaslantaarns meer op de voor
naamste gedeelten der stad.
De gemeefite Deventer heeft tot dusver de volgende sommen uitgege
ten voor het sloopen der vestingwerken: in 1880 ? 69,820, in 1881 ?72,670
in 1882 f 55,096 en ia 1883 f 23,857.
Uit Veenhuizen meldt men ons, dat er zeer wordt geklaagd over den
lagen waterstand in het nieuwe kanaal bij Veenhuizen, door welk kanaal
de rentsche en Friesche binnenwateren verbonden zijn.
Daar de geschiedenis van vele gemeenten is verloren geraakt door de
gebrekkige zorg die aan de gemeente-archieven werd besteed, hebben
Gédeput. Staten van Utrecht tot de verschillende gemeentebesturen het
verzoek gericht hun het gemeente archief in bruikleen af te staan. Te
Utrecht zullen die stukken bewaard worden.
Men vreest in Groningen het gevaar dat cholera-kiemen zouden kunnen
geraken in de Drentsche Aa, uit welke de waterleiding der stad haar
water trekt. Daarom wil men, zoodra de ziekte van over de Duitsehe
grens mocht dreigen binnen te komen, de vaart op de Aa sluiten.
De Minister van Waterstaat heeft deze bezwaren gebillijkt en de
be?chikking genomen: dat, als onverhoopt de cholera zich hier te lande
of in de aangrenzende streken van Duitschland mocht vertoonen, onver
wijld op nadere aanvraag van het Gemeentebestuur van Groningen tot
de afsluiting van de Drentsche Aa, door middel van een beweegbaren
boom, zal kunnen worden overgegaan.
De heer F. J. Pompe, oudste wethouder te 's-Hertogenbosch, is overleden.
De Overledene was aldaar geboren den Uden December 1815. In 1861
werd hg benoemd tot lid van den Gemeenteraad en twee jaar later tot
wethouder.
De Burgemeester van Rotterdam heeft bekend gemaakt dat de mazelen
hebben opgehouden aldaar epidemisch te heerschen.
De kermis te Vreeswijk zal dit jaar niet doorgaan.
i)oor het geneeskundig Staatstoezicht in Limburg, zijn te Linne de
mazelen epidemisch verklaard.
Te Bergen-op-zoom heeft zich een geval van pokken met doodelijken
afloop bij een niet gevaccineerd kind voorgedaan.
Ia de vorige week kwam een geval van pokken te Den Haag en een
te Leiden voor.
De jacht op alle wildsoorten wordt in Overijsel geopend op 6 Septem
ber. De korte jacht is geoorloofd gedurende alle werkdagen en de lange
jacht alleen des Maandags, Woensdags en Zaterdags. De jacht op fazanten
wordt op l October geopend.
Den Isten September worden de lijnen, gebouwen enz. der
Rotterdamsche Telegraaf-Maatschappij door het Rijk overgenomen voor f 25,000,
en zullen dus de kantoren te Dirksland, Brouwershaven, Hellevoetsluis,
Brielle, Heenvliet, Middelharnis, Oud-Beierland en Rotterdam
rijkskantoren worden.
BRIEVENBUS.
HET AMSTERDAMSCH TOONEEL,
Kgtiheer de Bedacteur!
In de Amsterdamsche wereld der tooneelcritiek bestaan, sinds jaar en
dag, twee stroomingen, die onophoudelijk met elkander in botsing komen,
om dan ieder weer haar eigen weg te gaan: 't zijn du luchtige
Fransehgozinde critiekers, die n priori voor alles wat van het Diiitschtooneel komt
den neus ophalen, en de zedelijke Duitschgezinden, voor wie V esprit g
aulois een doorn in het oog is. Er dient te worden bijgevoegd, dat da
eets&ea veel talrijker zijn, daa de laatsten, doch dezen maar al te vaak
het recht op hunne zijde hebben. Het komt mij voor dat de heer K. J.
W., die wekelijks, geloof ik, uw Weekblad met een artikel van zijne hand
verrijkt, tot de eerstgenoèmden behoort en wel tot in de voorste ge
lederen doordringt, waar het er op aan komt de Duitsche tooneelschrijvers
te geeselen; ik spreek van geeselen, maar 't heeft meer van het slaan
met een talhout et la Sganarelle.
Iets dergelijks valt wederom waar te nemen in de laatste kroniek van
den heer K. J. W. (Weekblad, 17 Aug. 11.)
Aan het einde van dit zomerseizoen staande houdt hij eenige
nabetrachtingen over het tot dusverre geEotene of liever niet geuoteue, waar
bij hij zóó kwistig met raadgevingen speelt, dat men moet betwijfelen of
het wel gulden raadgevingen zijn; en om te bewijzen dat Shakeepeare
en Sardou hier even gaarne gezien worden als Peijpers en Schönthan
(N. B.) werpt uw critieker op, dat Door Tantes opgevoed (dat hier tot
voorbeeld dient voor de stukken van zeer weinig waarde) even vaak in
het Grand-Thédtre is gespeeld als Fedora, dat de hoer K. J. W. daar
entegen, naar het mij toeschijnt, als het tegenovergestelde van een waar
deloos stuk, dus als een meesterwerk wil beschouwd zien. Of echter
Fedora, als drama, zoo oneindig hooger mag gesteld worden, dan Door
Tantes opgevoed, als blijspel, is iets wat misschien terecht betwijfeld kan
worden.
Maar wat moeten we dan opvoeren? roepen de tooneeldirecties, in
vertwijfeling gebracht door de ontevredenheid der goden.
En het als een orakel luidend antwoord van den heer K. J. W. is:
Sardou, Augier, Dumas, Scribe, Shakespeare, Shakespeare, Scribe,
Dumas, Augier, Sardou!"
Dus het repertoire moet voor 4/5 uit Fransche, voor 1/5 uit Engelsche
drama's bestaan. Stukken van Gützkow, Laube, Lindner, Wartenburg,
Kneisel e. a. mogen we niet opvoeren?" zullen de wanhopige
tooneeldireeteuren vragen.
Wel degelijk niet! antwoordt de heer K. J. W. verontwaardigd.
Hoe, er wordt hier zooveel (sic) gesproken over het Eugelsche
tooneel der zestiende eeuw en er wordt zoo weinig over geweten". De
moderne tooneelcritiek (de heer K. J. W. c. s?) verklaart schier eenstem
mig dat in grootschheid en kracht, in verscheidenheid en overvloed, er
geen bloeitijd der dramatische kunst in de schaduw kan staan van de zes
tiende eeuw in Engeland, waarom knoopt men dat dan niet in 't oor en
maakt er gebruik van? Waarom laat men geen vertalingen maken naar
Greene, naar Marlowe, naar Beaumout, naar Webster, naar Massinger?
Waarom leest men geen knappe buitenlanders over tooneel, laat zich door
hen op de hoogte stellen van de verschillende tijden, waarin het tooneel
in de verschillende landen heeft gebloeid en kiest uit dien schat dan zijn
stukken? Waarom monteert men geen stukken van Calderon de Ia Barca,
van Lopez de Vega, waarom niet van Goethe?"
Nu weet gij het, heeren tooneeldirecteuren, de heer K. J. W., die Greeno
zoo goed kent, die Marlowe in den zak draagt, die met Beaumont ontbijt
en met Webster in slaap valt, die Calderon uit het hoofd kent, misschien
Lopez de Vega ook, de heer K. J. W. raadt u aan het repertoire met
deze dichters te verrijken, dan kunt gij tegelijkertijd een begin maken met
Vondel's onopgevoerde tooneelwerken, met Hooft, Brederoö, Langendijk,
met Corneille, Raeine, Voltaire, om te failleeren met de classieken
dichterschaar van Hellas.
Men kan bij dergelijke raadgevingen de schouders optrekken, hoogstens
glimlachen en vragen of de heer K. J. W., in allen ernst, eischt dat
tooneeldirecties, ten genoegen van zeer enkelen, bovengenoemde dichters
aan het publiek voorstellen, dat bij die voorstelling zal wegblijven, of
zitten geeuwen om niet weerom te komen.
Het publiek schijnt terecht behagen te vinden in die grappige blijspe
len van Von Moser, Schöntban, l'Arronge e. a.. Niet altijd gaat men naar
den schouwburg om zich in te spannen als in een school; niet altijd wil
men de meesterstukken zien van dichters, die zich toch riet op de plan
ken allén op de rechte waarde laten schatten, maar ia huiskamer of
studeervertrek willen gelezen en herlezen worden. Het leven is te ernstig
dan dat men in den schouwburg niet eens hartelijk zou willen lachen, al
zijn de grappen, waarom men gelachen heeft, niet altijd van de beste soort.
Noch Greene, noch Webster e. a. worden in Engeland opgevoerd. Lopez
de Vega en Calderon de la Barca zijn sinds lang van het Spaansche reper
toire geschrapt en wij zouden getuigenis afleggen vau een wonderlijken
smaak als we allén stukken voor ons voetlicht brachten, die men in het
land, waartoe ze behooren, slechts lezende bewondert en geniet.
In hoofdzaak hebben de tooneeldirecteuren rekening te houden met
den smaak van het publiek, niet met den somtijds al heel grilligen smaak
der critiek.
Na lucht gegeven te hebben aan zijne ontboezemingen over de keuze
der opgevoerde, stukken, begint de lieer K. J. W. zijne critiek over
Bodcrich Heller.
Zij bestaat uit (hoofdzaak) een verkorten inhoud van het geheele stuk.
Dan wordt gezegd dat de heer Morin de kousenfabrikant en de lieer
Tourniaire verkouden was. Mevr. Staetz scheen te veel een l
Burgerhuismoeder om het lijden van Norica waarschijnlijk encomiek te maken;"
van de dames Rüssing en Lorjéwordt evenveel gezegd als van den heer
Moriu, tsvwijl een onbeduidend dcbutantetje" van den lic-sr K. J. W. eea
streekjo onder de kin krijgt en de lezer in kennis wordt gesteld met
mevrouw hare moeder. Dan volgen weer Benige orakelspreuken als:
.,De wen«chelijkheid, dat de personaadjes in het stuk zoo min mogelijk
onorganisch aangebrachte effect-bronnen zijn, zien de duitsche
blijspelscbrijvcrs niet in. Pe stukken groeien niet; zij worden samengostooten ;"
ora verder den schrijver gelegenheid to geven weder zijne kostelijke
raadgevingen anti den man te brengen, ia dit geval de nieuwe directie
van hot ]-'dcn-Thé(ïtrc, waarvoor de Leer K, J. W onze eigene classisken
als geknipt vindt.
Dit nu is de critiek va;; esn kunstrechtcr, die met zooveel gezag af keurt
en aanvaü-'.U. Ik m»% van t i'al en si ijl niets zeggen omdat het be
kende woord vau Buil'ou mij dea mom! snoert eu geen schrijver geven