De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 24 augustus pagina 2

24 augustus 1884 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 374 en bracht het verdoolde scbaap in de veilige haven der triplealliantie terug. Ook Bismarck liet namelijk aan de Italiaansche regeering officieel een dankbetuiging overbrengen voor de houding. door graaf Gorti op de Conferentie aangenomen, en wel ten op zichte van de sanitaire quaestie, welke graaf Munster te vergeefs had getracht ter sprake te brengen. Zoo was de uitwerking van Lord Granville's beleefdheid volkomen geneutraliseerd. In Frankrijk werd het betoog der Duitsche bladen, dat oude veeten moesten worden vergeten, en dat eene aansluiting bij Duitschland verre te verkiezen was boven een samengaan met En geland, dat Frankrijk's streven op koloniaal gebied met leede oogen aanzag, natuurlijk met argwaan ontvangen. Het timeo Danaos et dona ferentes, was hier in vollen zin toepasselijk. Het resultaat van de gebeurtenissen der laatste weken is, dat Engeland meer dan vroeger geïsoleerd is en gansch Europa van zich heeft vervreemd. Vooral tusschen Duitschland en Engeland bestaat eene ernstige spanning, die zich in scherpe couranten artikelen openbaart, en waaraan gebeurtenissen als de Duitsche annexatien in Afrika (waarvan wij elders melding maken) nieuw voedsel geven. Bismarck heeft het in zijne hand, om de geheele Egyptische quaestie weer op het tapijt te brengen door aan te dringen op de uitbetaling der schadeloosstellingen voor de door den brand te Alexandriëbenadeelden. En wanneer hij daartoe den tijd gekomen acht, zal Engeland waarschijnlijk tevergeefs naar een bondgenoot uitzien. De heer Heemskerk bezocht Rolduc, het groot Seminarium der Katholieken. Loffelijk bewijs van belangstelling. Maar bij het Nutsjubileum schitterde hij door zijne afwezigheid eu bij de opening van het hygiënisch congres, waarvan hij Eerevoorzitter is, liet hij zich verontschuldigen. Les excuses sont faites pour s'en servir. Tegenover de officieele verschijning van twee ministers bij de liberale Nutsvieriug moest wel een compensatie worden gegeven. Heemskerk te Rolduc men kon geen betere keuze doen. Eindelijk is dan toch de waarheid erkend: er is nog een At j eh-oorlog. De heer Laging Tobias is eervol ontslagen als civier gouverneur en het militair bestuur is hersteld onder kolonel Demmeni. Dat daarvoor een Nisero"-stranding en een Engelsche nota tot afkeu ring onzer Atjeh-politiek noodig waren, is treurig. Maar men is dan toch nu zoo ver, dat de ware staat van zaken niet langer officieel wordt verbloemd. Als ep nu maar naar gehandeld wordt en kan worden. Mefc leedwezen zag men in de~dagbladen dat Z. M. de Koning waarechijnlijk zelf de zitting der Staten-Generaal niet zal openen. Indien 's Konings gezondheidstoestand daarvoor een beletsel is, dan zal ongetwijfeld iedereen het van harte betreuren. Doch wanneer het weder de rouw is, dan durven wij toch met allo bescheidenheid vragen of het belang der dynastie en het prestige der Kroon niet meebrengen dat dergelijke eerbiedwaardige gevoeligheden een oogenblik tot zwegen werden gebracht^ om de tradities te handhaven, die het volk nu eenmaal lief zijn geworden? 't Is verkeerd, de eenige gelegenheid waarbij de Koning zich in 'fl lands Raadzaal vertoont, noodeloos te laten voorbijgaan. ONZE BLADEN. Treffend door haar eenvoudigheid en daarbij treffend door de algemeenheid der instemming van de pers van welke richting de dagbladen ook zijn, is de ineeaing, dat art. 198 der grondwet moet worden herzien. Onder de stem men, die overtuigend, zich lieten hooren, was deze week zeer merkwaar dig die der Arnhenisclie Courant, die met ingenomenheid de constitutioneele uitspraak van Groen van Prinsterer, reeds in 1850 gedaan, maar toen onwaardiglijk door de Regeering in den wind geslagen, terugriep in de herinnering van hen die thans ernstig denken over Nederlands constitutioneele toekomst. De liberale pers kan dit woord van den anti-revolutionairen staatsman met instemming overnemen en zich verheugen, dat zij eene krachtige figuur, uit welke ernst spreekt, voor een enkelen keer mag borgen van hare tegenstanders. Met haar eigen ernst dreef De Standaard deerlijk den spot. Maar eerst moeten wij vermelden dat het anti-revolutionaire orgaan, het grijze Nut wilde uitkleeden, maar niet veel verder kwam dan den jas, zoodat wij den grijze in zijn hemdsmouwen nog krachtiger zagen voorkomen. Eveneens dat de legitieme portie, als voorproef der juristen-vergade ring door Het Vaderland werd behandeld, en dat zoowel de koffieveiling als de Staatsleening het Dagblad bezig hielden. Maar dan slaan wij verder zoo heel veel belangrijks niet over, als wij Verstellen hoe De Standaard de liberalen bij den neus had. Bij een der twee neuzen althans. Zachtkens greep het antirevolntionaire orgaan den langen neus beet, dien Kappeyne's fractie in Haarlem be haalde. Daar zat achter dat gerekte reukorgaan geen persoonlijke in vloed dat weet De Standaard zeker; maar daar was een politieke gedachte verscholen in het hoofd waaraan die neus vast zat. Welke? Zelfs De Standaard wist het niet. Maar zij was er toch. Was zij er niet, dan had ZJe iSïawöJaanrZ haar vat gemist op den libecalistischen" neus der vrijzinnigen, die niet in Kappeyna gelooven. 't Was jammer geweest, want De Standaard leidde deze onverlaten zoo kunstig en langs zooveel omwegen rond, dat zij ten slotte van de feeste lijke overwinning waren geleid in het droevige kamp der overwonnenen. De toeschouwer verweet het hun als blijk van zwakte, dat zjj ne'; van Troje voor de gesloten mureu hadden laten staan. Eene journalistieke passe-passe, die verdient onthouden te worden, DE TOESLEDE. Het vroor dat het kraakte Onwillekeurig houdt de schrijver dezer regelen, die precies als andere meHschenkindoren in deze dagen van buitengewone hitte niet weet waar by het zoeken zal, een oogenblik op om de vöf woorden nog eens te bekeken, die hu het eerst op het papier zette; welk eene heerlijke gedachte om thans aan wintertijd en aan gezonde, lekkere koude te denken ... en toch, als het wederom zoover zal z\ja dat wy bfl den knappenden haard zitten, dan snakken wüweder naar de geneugten van den zomer; goed beschouwd, is de mensen eigenlek zeer ontevreden en zeer ondankbaar! Ziedaar eene bespiegeling, die niets met de zaak te maken heeft die wy bepraten willen; de vriendelijke lezer hebbe de goedheid er de warmte de schuld van te geven, dat zjj aan onze pen ontvloeide. Het was, geluk reeds gezegd is, knap koud en het Y voor Amsterdam lag niet enkel dicht, maar men kon zelfs veilig aannemen, dat, aangezien het dagen achtereen een gang \js" gevroren had, de traditioneele balken onder gezegd ijs lagen. Een eigenaardig, door een paard getrokken voertuig, bewoog zich, komende van de Amstelstad, over de gladde oppervlakte in de richting van Zaandam voort; het was eene echte, onvervalschte, oud-hollandsche toeslede, bevolkt met jeugdige pretmakers, die op de origineele gedachte waren gekomen, om eens op bijzondere wijze uit te gaan. Hoeveel personen in het logge gevaarte plaats hadden genomen durven wij, zoovele jaren na dato, niet met volkomen zekerheid te bepalen, maar dat zij het er goed in hadden dat staat als een paal boven water; de noodige proviand was medegenomen en een gezellig kacheltje, waarvan de p^p op geniale wijze naar buiten was gevoerd, snorde dat het een aard had; de deelnemers aan het tochtje rookten er dapper uit echt» lange pijpen op los en nu en dan werd een glaasje dubbele kraam anisette" uit de vermaarde fabriek in de Pijlsteeg met graagte genuttigd Zachtjes aan sukkelde de slede verder; de voerman werd nu en da» om te voorkomen dat hy koude voeten zoude oploopen, ook op een glaasje getractoörd en hij was zeer in zijn schik, want lüj behoefde geen oogenblik zijn paard een trouwhartig hort sèk" toetevoegen en had zijn smeerlap" maar lieelemaal tehuis gelaten, want de kast gleed van zelf voort. Weldra zagen de toeschouwers die aan de, sedert jaren verdwenen, Nieuwezijds-Herberg het voertuig nastaarden nog slechts blauwe rookwolkjes opstijgen, waaruit zij konden opmaken dat de kachel en de pijpen nog an" waren en toen was alles in de nevelen, die de winterdag op aarde had uitgebreid, verdwenen. Wij vertelden het wintertochtje om te doen zien waar eene toeslede al niet goed voor was, maar hadden moeten beginnen om aan het voorwerp zelf eenige woorden te wijden. Het was een groot vierkant instrument dat op sterke veeren rustte die op balken bevestigd waren, welke over de straatsteenen zeulden; de portieren ?waren zoo laag bij den grond dat men van instappen niet kon sproken en best het woord inschuiven kon gebruiken; het voertuig bood inwendig zeer veel ruimte aan en de vigilante onzer dagen kan er niet mede in vergelijking treden, terwijl het aapje" er zelfs by in het niet verzinkt. In overoude tijden toen de brommers" (de voorloopers der moderne vigilanten) nog niet met de sleedjes concurreerden, waren de laatsten liet vervoermiddel waarvan men bfl alle gelegenheden gebruik maakte en onze voorvaderen gingen er zelfs mede naar het stadhuis en ter kerke om zich in den band des huwelijks te doen vereenigen. We zijn zelfs niet ongeneigd om aantenemen, al strekt onze herinnering ook zoo ver niet, dat zij zelfs dienst deden, wanneer men zich naar een bal ten hove moest begeven; mogen wy de overlevering gelooven dan zoude eens een Fransch dichter, die ten hove genoodigd en nogal verstrooid was, uit boosheid dat zijn voertuig zoo langzaam vooruitging, uit zijne slede zijn gesprongen en met ijver aan de achterzijde aan het duwen zijn gegaan, zoodat hij, toen lrj' des konings verblijf bereikte, tot zijn schrik bemerkte dat zijn gala-kostuum van boven tot onder bemodderd was en zijne witten kousen in zwarte dito's gemetamorphoseerd waren. Wij durven echter geene beslissing in dit vraagstuk te geven, al her inneren wij ons zeer goed dat wij in onze jonge jaren vroegen: maar a!s er nu bij den Koning partij is en de sleden moeten zoo heel lang op de menschen wachten, hebben de voerlui en de paarden het dan niet verschrikkelijk koud ?" en dan steeds ten antwoord ontvingen: ja maar zio je, de koning laat aan eiken voerman een pijp en een kop chocolade geven en de paardjes krijgen elk vier warme stoven." Onze herinnering aan de toeslede beperkt er zich hoofdzakelijk too dat wy er mede naar school werden gebracht, wanneer wy eenige onge steldheid achter den rug hadden en dat wy er mede naar partytjes gingen. In vroeger tijden kreeg de frissche lucht heel wat op haar brood; had men mazelen of roodvonk gehad of aan koortsen gesukkeld, dan mocht» men in de eerste weken na het herstel niet in de buitenlucht komen; daaruit kan waarschynlijk het raadsel verklaard worden dat er nog zoovele ouderen van dagen zyn die een broertje dood hebben aan elk tochtje, die kraag of hoed opzetten wanneer een ander zich in zyne hemds mouwen presenteert, die hun nood klagen dat de ouderwetsche zomers naar de maan zijn en die welbehageiyk verklaren, dat het nu wel lekker weert j 9 begint te worden" wanneer de rest van het menschdom in do bange vreeze verkeert om te smelten. In zoo'n geval dat men ziek was geweest werd er een accoordje mei den sloper gemaakt om do jonge juffrouw of den jorsgenheer vier weken lang dagelijks per slede naar school te brengen en uit school te halen; het transport was betrekkelijk goedkoop genoeg, want men betaalde

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl