Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 374
en bracht het verdoolde scbaap in de veilige haven der
triplealliantie terug. Ook Bismarck liet namelijk aan de Italiaansche
regeering officieel een dankbetuiging overbrengen voor de houding.
door graaf Gorti op de Conferentie aangenomen, en wel ten op
zichte van de sanitaire quaestie, welke graaf Munster te vergeefs
had getracht ter sprake te brengen. Zoo was de uitwerking van
Lord Granville's beleefdheid volkomen geneutraliseerd.
In Frankrijk werd het betoog der Duitsche bladen, dat oude
veeten moesten worden vergeten, en dat eene aansluiting bij
Duitschland verre te verkiezen was boven een samengaan met En
geland, dat Frankrijk's streven op koloniaal gebied met leede oogen
aanzag, natuurlijk met argwaan ontvangen. Het timeo Danaos et
dona ferentes, was hier in vollen zin toepasselijk.
Het resultaat van de gebeurtenissen der laatste weken is, dat
Engeland meer dan vroeger geïsoleerd is en gansch Europa van
zich heeft vervreemd. Vooral tusschen Duitschland en Engeland
bestaat eene ernstige spanning, die zich in scherpe couranten
artikelen openbaart, en waaraan gebeurtenissen als de Duitsche
annexatien in Afrika (waarvan wij elders melding maken) nieuw
voedsel geven.
Bismarck heeft het in zijne hand, om de geheele Egyptische
quaestie weer op het tapijt te brengen door aan te dringen op
de uitbetaling der schadeloosstellingen voor de door den brand te
Alexandriëbenadeelden. En wanneer hij daartoe den tijd gekomen
acht, zal Engeland waarschijnlijk tevergeefs naar een bondgenoot
uitzien.
De heer Heemskerk bezocht Rolduc, het groot Seminarium der
Katholieken.
Loffelijk bewijs van belangstelling.
Maar bij het Nutsjubileum schitterde hij door zijne afwezigheid eu bij
de opening van het hygiënisch congres, waarvan hij Eerevoorzitter is,
liet hij zich verontschuldigen.
Les excuses sont faites pour s'en servir.
Tegenover de officieele verschijning van twee ministers bij de liberale
Nutsvieriug moest wel een compensatie worden gegeven.
Heemskerk te Rolduc men kon geen betere keuze doen.
Eindelijk is dan toch de waarheid erkend: er is nog een At j eh-oorlog.
De heer Laging Tobias is eervol ontslagen als civier gouverneur en het
militair bestuur is hersteld onder kolonel Demmeni.
Dat daarvoor een Nisero"-stranding en een Engelsche nota tot afkeu
ring onzer Atjeh-politiek noodig waren, is treurig. Maar men is dan
toch nu zoo ver, dat de ware staat van zaken niet langer officieel wordt
verbloemd.
Als ep nu maar naar gehandeld wordt en kan worden.
Mefc leedwezen zag men in de~dagbladen dat Z. M. de Koning
waarechijnlijk zelf de zitting der Staten-Generaal niet zal openen.
Indien 's Konings gezondheidstoestand daarvoor een beletsel is, dan
zal ongetwijfeld iedereen het van harte betreuren.
Doch wanneer het weder de rouw is, dan durven wij toch met allo
bescheidenheid vragen of het belang der dynastie en het prestige der
Kroon niet meebrengen dat dergelijke eerbiedwaardige gevoeligheden
een oogenblik tot zwegen werden gebracht^ om de tradities te handhaven,
die het volk nu eenmaal lief zijn geworden?
't Is verkeerd, de eenige gelegenheid waarbij de Koning zich in 'fl lands
Raadzaal vertoont, noodeloos te laten voorbijgaan.
ONZE BLADEN.
Treffend door haar eenvoudigheid en daarbij treffend door de algemeenheid
der instemming van de pers van welke richting de dagbladen ook zijn, is de
ineeaing, dat art. 198 der grondwet moet worden herzien. Onder de stem
men, die overtuigend, zich lieten hooren, was deze week zeer merkwaar
dig die der Arnhenisclie Courant, die met ingenomenheid de
constitutioneele uitspraak van Groen van Prinsterer, reeds in 1850 gedaan, maar
toen onwaardiglijk door de Regeering in den wind geslagen, terugriep in
de herinnering van hen die thans ernstig denken over Nederlands
constitutioneele toekomst. De liberale pers kan dit woord van den
anti-revolutionairen staatsman met instemming overnemen en zich verheugen, dat
zij eene krachtige figuur, uit welke ernst spreekt, voor een enkelen keer
mag borgen van hare tegenstanders.
Met haar eigen ernst dreef De Standaard deerlijk den spot.
Maar eerst moeten wij vermelden dat het anti-revolutionaire orgaan,
het grijze Nut wilde uitkleeden, maar niet veel verder kwam dan den
jas, zoodat wij den grijze in zijn hemdsmouwen nog krachtiger zagen
voorkomen.
Eveneens dat de legitieme portie, als voorproef der juristen-vergade
ring door Het Vaderland werd behandeld, en dat zoowel de koffieveiling
als de Staatsleening het Dagblad bezig hielden.
Maar dan slaan wij verder zoo heel veel belangrijks niet over, als wij
Verstellen hoe De Standaard de liberalen bij den neus had.
Bij een der twee neuzen althans. Zachtkens greep het antirevolntionaire
orgaan den langen neus beet, dien Kappeyne's fractie in Haarlem be
haalde. Daar zat achter dat gerekte reukorgaan geen persoonlijke in
vloed dat weet De Standaard zeker; maar daar was een politieke
gedachte verscholen in het hoofd waaraan die neus vast zat. Welke?
Zelfs De Standaard wist het niet. Maar zij was er toch.
Was zij er niet, dan had ZJe iSïawöJaanrZ haar vat gemist op den
libecalistischen" neus der vrijzinnigen, die niet in Kappeyna gelooven.
't Was jammer geweest, want De Standaard leidde deze onverlaten zoo
kunstig en langs zooveel omwegen rond, dat zij ten slotte van de feeste
lijke overwinning waren geleid in het droevige kamp der overwonnenen.
De toeschouwer verweet het hun als blijk van zwakte, dat zjj ne';
van Troje voor de gesloten mureu hadden laten staan.
Eene journalistieke passe-passe, die verdient onthouden te worden,
DE TOESLEDE.
Het vroor dat het kraakte
Onwillekeurig houdt de schrijver dezer regelen, die precies als andere
meHschenkindoren in deze dagen van buitengewone hitte niet weet waar
by het zoeken zal, een oogenblik op om de vöf woorden nog eens te
bekeken, die hu het eerst op het papier zette; welk eene heerlijke
gedachte om thans aan wintertijd en aan gezonde, lekkere koude te
denken ... en toch, als het wederom zoover zal z\ja dat wy bfl den
knappenden haard zitten, dan snakken wüweder naar de geneugten van
den zomer; goed beschouwd, is de mensen eigenlek zeer ontevreden
en zeer ondankbaar!
Ziedaar eene bespiegeling, die niets met de zaak te maken heeft die
wy bepraten willen; de vriendelijke lezer hebbe de goedheid er de warmte
de schuld van te geven, dat zjj aan onze pen ontvloeide.
Het was, geluk reeds gezegd is, knap koud en het Y voor Amsterdam
lag niet enkel dicht, maar men kon zelfs veilig aannemen, dat, aangezien
het dagen achtereen een gang \js" gevroren had, de traditioneele balken
onder gezegd ijs lagen.
Een eigenaardig, door een paard getrokken voertuig, bewoog zich,
komende van de Amstelstad, over de gladde oppervlakte in de richting
van Zaandam voort; het was eene echte, onvervalschte, oud-hollandsche
toeslede, bevolkt met jeugdige pretmakers, die op de origineele gedachte
waren gekomen, om eens op bijzondere wijze uit te gaan.
Hoeveel personen in het logge gevaarte plaats hadden genomen durven
wij, zoovele jaren na dato, niet met volkomen zekerheid te bepalen, maar
dat zij het er goed in hadden dat staat als een paal boven water; de
noodige proviand was medegenomen en een gezellig kacheltje, waarvan
de p^p op geniale wijze naar buiten was gevoerd, snorde dat het een
aard had; de deelnemers aan het tochtje rookten er dapper uit echt»
lange pijpen op los en nu en dan werd een glaasje dubbele kraam
anisette" uit de vermaarde fabriek in de Pijlsteeg met graagte genuttigd
Zachtjes aan sukkelde de slede verder; de voerman werd nu en da»
om te voorkomen dat hy koude voeten zoude oploopen, ook op een
glaasje getractoörd en hij was zeer in zijn schik, want lüj behoefde geen
oogenblik zijn paard een trouwhartig hort sèk" toetevoegen en had zijn
smeerlap" maar lieelemaal tehuis gelaten, want de kast gleed van zelf
voort. Weldra zagen de toeschouwers die aan de, sedert jaren verdwenen,
Nieuwezijds-Herberg het voertuig nastaarden nog slechts blauwe
rookwolkjes opstijgen, waaruit zij konden opmaken dat de kachel en de pijpen
nog an" waren en toen was alles in de nevelen, die de winterdag op aarde
had uitgebreid, verdwenen.
Wij vertelden het wintertochtje om te doen zien waar eene toeslede al
niet goed voor was, maar hadden moeten beginnen om aan het voorwerp
zelf eenige woorden te wijden.
Het was een groot vierkant instrument dat op sterke veeren rustte die
op balken bevestigd waren, welke over de straatsteenen zeulden; de portieren
?waren zoo laag bij den grond dat men van instappen niet kon sproken
en best het woord inschuiven kon gebruiken; het voertuig bood inwendig
zeer veel ruimte aan en de vigilante onzer dagen kan er niet mede
in vergelijking treden, terwijl het aapje" er zelfs by in het niet verzinkt.
In overoude tijden toen de brommers" (de voorloopers der moderne
vigilanten) nog niet met de sleedjes concurreerden, waren de laatsten
liet vervoermiddel waarvan men bfl alle gelegenheden gebruik maakte
en onze voorvaderen gingen er zelfs mede naar het stadhuis en ter
kerke om zich in den band des huwelijks te doen vereenigen. We zijn
zelfs niet ongeneigd om aantenemen, al strekt onze herinnering ook zoo
ver niet, dat zij zelfs dienst deden, wanneer men zich naar een bal ten
hove moest begeven; mogen wy de overlevering gelooven dan zoude
eens een Fransch dichter, die ten hove genoodigd en nogal verstrooid
was, uit boosheid dat zijn voertuig zoo langzaam vooruitging, uit zijne
slede zijn gesprongen en met ijver aan de achterzijde aan het duwen zijn
gegaan, zoodat hij, toen lrj' des konings verblijf bereikte, tot zijn schrik
bemerkte dat zijn gala-kostuum van boven tot onder bemodderd was
en zijne witten kousen in zwarte dito's gemetamorphoseerd waren.
Wij durven echter geene beslissing in dit vraagstuk te geven, al her
inneren wij ons zeer goed dat wij in onze jonge jaren vroegen: maar
a!s er nu bij den Koning partij is en de sleden moeten zoo heel lang op
de menschen wachten, hebben de voerlui en de paarden het dan niet
verschrikkelijk koud ?" en dan steeds ten antwoord ontvingen: ja maar
zio je, de koning laat aan eiken voerman een pijp en een kop chocolade
geven en de paardjes krijgen elk vier warme stoven."
Onze herinnering aan de toeslede beperkt er zich hoofdzakelijk too
dat wy er mede naar school werden gebracht, wanneer wy eenige onge
steldheid achter den rug hadden en dat wy er mede naar partytjes gingen.
In vroeger tijden kreeg de frissche lucht heel wat op haar brood; had
men mazelen of roodvonk gehad of aan koortsen gesukkeld, dan mocht»
men in de eerste weken na het herstel niet in de buitenlucht komen;
daaruit kan waarschynlijk het raadsel verklaard worden dat er nog
zoovele ouderen van dagen zyn die een broertje dood hebben aan elk
tochtje, die kraag of hoed opzetten wanneer een ander zich in zyne hemds
mouwen presenteert, die hun nood klagen dat de ouderwetsche zomers
naar de maan zijn en die welbehageiyk verklaren, dat het nu wel lekker
weert j 9 begint te worden" wanneer de rest van het menschdom in do
bange vreeze verkeert om te smelten.
In zoo'n geval dat men ziek was geweest werd er een accoordje mei
den sloper gemaakt om do jonge juffrouw of den jorsgenheer vier weken
lang dagelijks per slede naar school te brengen en uit school te halen;
het transport was betrekkelijk goedkoop genoeg, want men betaalde