Historisch Archief 1877-1940
No. 374
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
3
acht of negen stuivers per ritje wanneer men dit laatste woord ten
minste op den gang eener slede toepassen kan.
Men zoude er ziek voor willen geweest zijn om van zoo'n sledevaart
te kunnen proflteeren; de schoolkameraden die men achterop kwam
werden natuurlek in het wandelend pothuis (geluk een satirisch
mensen eenmaal de slede noemde) gehaald en er werd dan gejoold en
plezier gemaakt dat het einde er van weg was; eene
allervermakeItJkste aardigheid bestond daarin om twintig of dertig makkers het
eene portier in en het andere te doen uitgaan, zoodat de verbaasde
voerman zich niet kon begrepen waar al de jongeheeren toch bleven
om eindelijk te ontwaren dat enkel de herstellende jongeling in de
slede zat.
Een enkel maal, - wellicht in tijden van epidemie - was er gebrek
aan sleedjes en dan zond de sleper voor hetzelfde geld" wel eens eene
vigilante; dit was voor de variatie wel eens aardig en het jeugdig ge
moed was er wel trotsch op om in een echt rijtuig" te zitten, maar
goed beschouwd vond men het pothuis toch vrij wat aangenamer.
En dan de gang naar een partijtje
Baas, de compelementen van meneer Meijer, als dat je van avond
om zes uur met een sleedje moet voorkomen; de kinderen motten naar
versite."
Best Mina", sprak de baas als hij in 2\jn humeur was, of heel goed
jongejuffrouw", wanneer hij het op de heupen had.
Wij leefden toen, het zij in het voorbijgaan gezegd in de
aartsvaderlijke tijden, dat men een stalhouder met baas" en eene dienstbode
bühaar voornaam aansprak; tegenwoordig is het woordje mijnheer"
algemeen- ia den smaak en de vlieg" lezer, die in uwe woning de
schel moet naloopen en boodschappen doet of brieven naar de post
brengt, is in de oogen van slagersmof of bakkersknecht net zoo goed
eene juffrouw" als mejuffer uwe oudste dochter.
Maar zie je baas, as je de kinderen by ons gehaald hebt, dan mot
je b(j meneer Muller zijn om twee jongeheeren te halen en dan by
meneer De Vries eene jongejuffrouw en dan bi) mijnheer De Bruin drie
jonge juffrouwen en een jongenheer, en dan...."
Schei der uit, meid", riep de baas, heb nou een sikkepitje geduld,
dan zal ik d« heole santepetie op een pampiertje schrijven, want ik
kan het anders bij mijn vrome ziel niet onthouden."
HU nam dan behoor/ijk nota van de wijze van afhaling, vroeg of het
met het halen van 't zelfde laken een pakje" was, en op den
vastgestelden tijd was het voertuig prompt voor de deur.
Bevatte de partij-slede" enkel jongens dan was er gemeenlijk op den
gang naar de party reeds voorpret, waren er echter ook meisjes aan
wezig, dan heerschte er meer stemmigheid, want men had er rekening
mede te houden dat men de sierlijke toiletjes der dametjes niet ver
kreukelde; welke toiletjes, 't zij ook al weder in het voorbijgaan gezegd,
er heel anders uitzagen dan die onzer dagen, zoodat een modern nufje
er met.een fi donc" het neusje voor zoude ophalen.
Maar de terugreizel Zullen wij vertellen hoe die antieke toeslede
kusjes hoorde klappen en teedero woordjes hoorde fluisteren, hoe
binnen hare wanden vrijerijtjes in eer en deugd werden aangeknoopt,
die wellicht menigmaal tot een samenzijn tot aan den dood leidden ?
Neen l waartoe toch zouden wy het doen; met de dagon van
voor'heen zijn ook de toeslede-gëheimenissen verdwenen, de moderne vigi
lante gaf den doodsteek aan alle idyllische toestanden en brengt den
mensen al weder te huis als hij ts nauwernood is uitgegaan.
Geheimzinnig schoof de slede in den donkeren winteravond door de
straten of langs de grachten voort; zij die in het voertuig zaten,gingen
met het bovengedeelte van het toestel nu en dan deinzende op en neder,
op spookachtige wijza verscheen de voerman nu eens voor bet raampje
van het portier, dan weder zag men hem naar voren- en een oogenblik
later achterwaarts schieten; slechts nu en dan wierpen do spaarzame
lantaarns een flauw schijnsel naar binnen, want, het verdient
opmarking de toeslede was iets verlicht; soms nam de slede een
vaart van de eene zijde naar de andere en wanneer de straten wat glad
waren, kon die zeilery nog al eens groote afmetingen nemen, maar
steeds kwam alles op de pootjes terecht en de brave knol wist door
behoorlijke krachtsinspanning zyn aanhangsel weder in het oude lijntje
te brengen.
Hort sèk", weerklonk het telkens uit den mond van den voerman, die
ook wel 'eens het keelgeluid rrrt" voortbracht, welke beide
gemoedelyke uitroepen thans vervangen zijn door een aristocratisch vooruit"
of eenige dergehjke wansmakelijke uitdrukking, waarvoor geen paard
ter wereld eenig gevoel kan hebben; nu en dan werd de smeerlap"
onder de slede geworpen om de onderzijde der draagbalken glad te
houden.
Die smewlap.. was een eigenaardig instrument; hij bestond uit een
bundeltje met, vet doortrokken lappen of doeken dat aan een touw
bevestigd was en de voerman verstond op meesterlijke wijze de kunst
om het nuttig geheel, dat het nageslacht gemeen genoeg tot een
scheldwoord heeft verlaagd, precies^op de plek te mikken .waar hij
het nuttig en noodig achtte.
Gs waart een onwaardeerbaar iets, oude toeslede en bovenal kwam
uw nuttigheid uit, wanneer ge b. v. zieken te vervoeren hadtl "Wat
is er toch van u geworden? Sedert tal van jaren mochten wij u niet
aanschouwen! Bestaat ge nog? Hebt ge een plaatsje gevonden in
eenig museum ?
Ziedaar vragen waarop wel geen antwoord zal volgen en waarin wij
ons dus niet nutteloos zullen verdiepen.
Herinneren wij nog hoe eenmaal vier ondeugende schutters zich in
eene toeslede naar do loopplaats lieten brengen; zij lieten de geweren,
met bajonetten op, buiten de portieren steken en kwamen
triomfantehjk voor het front der troepen opdagen. Herinneren wij hoe n voer
man dn slede n paard slechts n geheel uitmaakten; herinneran
wtf boe zóó'n slede-paard een hoog ontwikkeld muzikaal gevoel had
en den kop pardon het hoofd," want een paard heeft geen kop >
ophief om de tonen optevangen die uit de zalen weerklonken waar de
lieden, die het dier te huis moest brengen, zich vermaakten in de
genietingen van don dans
En dan, dan spreken wij ook geen woord meer en zeggen enkel:
jammer, eeuwig jammer dat die oude, gemoedelijke toeslede van het
wereldtooneel verdwenen is I" AQUARIUS.
BRIEVEN VAN JAN VAN 'T STICHT.
, Malaise! Malaise! Malaise in alle zaken verschrikkelijke malaise l
)at hoort men ieder jaar in de bondsdagen. Maar dit jaar dat hoort
men ook ieder jaar maar dit jaar is het dan toch al heel erg. Och
fa, ga maar eens kijken. Ik heb het nog geen een jaar bij Fisslthaler
fcoo vol gezien. Zaal en tuin, alles zit vol bierdrinkers. Nu moet men
erkennen: het bier is daar lekker en de Eheleute Fissltlialer" zijn de
gemoedelijkste Oostenrijkers, die men voor zoo'n zaak had kunnen uit
zoeken, maar wegens de verschrikkelijke malaise schijnen de kleine potjes
uit den goeden tijd vervangen te zijn door malaise-glazen, waarvan de
kleinste een halven liter inhoud hebben. Dien inhoud slaan wij herhaalde
malen op een avond naar binnen en verzekeren elkander inmiddels dat
er voor geen cent omgaat in de gansche stad. Wij zitten er heel
genoegelijk, want wij nemen tegenwoordig malaiserig als wij zijn onze
vrouwen en dochters mee en die beginnen het in de Kneip ook al heel
>rettig te vinden.
O die malaise! Wat moet er in den tijd vóór en na een geld verdiend
worden om dien malaise-tijd zoo genoegelijk te kunnen doorbrengen.
Men moge zooveel kwaad van dien tijd spreken als men wil, ik mag
hem wel. De mensch komt weer eens een weinig op zijn verhaal" als
hij eens niets te doen heeft en naar hartelust pruttelen en kwaadspreken
kan zonder het van zijn evenmensch te doen. Van dien tijd of de tijds
omstandigheden kunt ge zooveel zeggen als ge wilt dat baat en schaadt
niet. Dat gaat alles toch zijn geregelden gang of de menschen pruttelen
of niet. Zegen den ouden, verwensch den tegenwoordigen, hoop op den
toekomenden tijd alles eeneiiei. Als de komkommers goedkoop worden
krijgt ge malaise, en ge moogt dankbaar zijn ftls ge niets ergers krijgt
wanneer ge er veel van eet.
Ons gemeentebestuur schijnt ook lijdende te zijn aan malaise. De bur
gemeester viert dat uit ergens anders dan in Utrecht (althans de oudste
wethouder onderteekent de officieele kennisgevingen) en de wethouders,
doen niets. Neen, daar praat ik mijn mond voorbij. Zij doen wel iets.
Zij blijven de traditiën van ons dagelijkscli bestuur getrouw en weigeren,
weigeren alles wat hun gevraagd wordt. Ik zou toch wel eens willen weten
wie of wat daarachter zit dat men hier altijd liever een verzoek van een
burger afslaat dan toestemt. Vraagt hier iemand om een achterhuis wat
op te trekken omdat hij voor zijne zaak meer ruimte dringend noodig
heeft, dan gooit men hem met licht en lucht en openbare gezondheid om
de ooren en weigert zijn verzoek. Maar zelf bouwt de stad" op dezelfde
.plaats een botermarkt zoo hoog als een toren en snijdt alle toevoer van
luclit en gezondheid af.
Gelukkig hebben we enkele leden in den Kaftd, die met kracht tegen
dergelijke handelwijs opkomen en wien het nog wel eens gelukt een drei
gend gevaar van menigen burger af te wenden.
Dezer dagen kwam het jongste Tweede KamerM $acob Dayvia ons
weer van een herhaalde weigering van het gemeentebestuur vertellen,
die menigeen van verbazing zal hebben doen opspringen. Ondes" de vele
fnnctitn die de heer Duyvis belangeloos en ten nutte zijner stad- ea
landgenooten op zich neeint, behoort ook zijn lidmaatschap van het be
stuur der melkinricliting eene instelling die hier, ofschoon reeds eenige
jaren bestaande, nog niet zooveel steun vindt dat zij voor bare stvchtera
eenig ander voordeel afwerpt dan het edel zelfbewustzijn van welgedaan
te hebben en wel te doen. De bestuurders en aandeelhouders dier inrich
ting getroosten het zich, geene of bijna geene rente van hun kapitaal
te trekken; zij offeren hun tyd op, noodig om over alle getroffe.u
maatregelen van controle, enz. te waken, door het bestaan hunner'
inrichting drinken al hunne stadgenooten betere melk clan vroeger,
omdat de melkverkoopers wel zorgen de vergelijking hunner waar althans
eenigszins te kunnen doorstaan en het gemeentebestuur ontzegt hun
eiken steun, ook waar het daarmede een waarlijk zeer nuttige zaak zou
helpen bevorderen, waar het in het belang van een groot deel der bur
gerij zou handelen. Het bestuur der aaelkinrichting vraagt aan het Dag.
bestuur om op het Lueas -bolwerk, da plaats waar steeds de openbare
muziekuitvoeringen zijn en waar dagelijks honderden kinderen met hunne
geleiders onder het dichte lommer der boomen do warme zonnestralen
ontvluchten om daar een kleine kiosk te stellen tot den verkoop hun
ner melk. Het bestuur der melkinricliting vraagt dat tweemaal en...J
het, gemeentebestuur weigert voor dat doel gemeentegrond af te staan,
't Is of het voor klarejenever gevraagd werd!
Gelooft ge het wel, waarde lezers? Voor dit doel, weigert men hier op
een groot, uitgestrekt terrein waar alleen wandelaars komen, een stukjen
grond van een nieter of vijf!
't Is mogelijk dat de Nederlanders niet meer den naam van de Chinee*
zen van Europa verdienen, maar Utrecht mag nog wel Klein-Cbina
heeten. Daarvoor weigert men gemeentegrond, terwijl menigeen snakt
naar een verfrissclienden dronk en zich nu moet behelpen met een lauw
glas slecht bier in een kroeg, terwijl menige moeder met hare kinderen
naar huis moet omdat zij schreien van dorst, ofschoon zij nog gaarne
eenige uren in de frissche lucht was gebleven.
Daarvoor weigert men gemeentegrond, terwijl men hem afstaat vooreeB
advertentie-kiosk op het Janskerkhof, waar niemand ooit in adverteert
en waar niemand ooit naar kijkt of het is met de woorden: dat smerige
ding wacht ook op de glazenspuit; terwijl men op hetzelfde Ja
een bloemenkiosk ziet staan .vaar niemand ooit bloemen koopt.