De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 24 augustus pagina 6

24 augustus 1884 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER, humor, die lichtende vonkjes strooit door hare werken, niet minder groot baar vermogen om liefde te geven en te wekken, om zich kleine genoe gens en kleine plichten te scheppen, die haar hart bevredigen. Haar geest leeft inmiddels zjjn eigen leven: vermeit zich in die fijnheid van opmerking, die vaardigheid van uiting, la joie de créer" zooals Balzac het noemt, op zioh zelf een genot voor den bezitter. Zij heeft er ons de vrachten van nagelaten in zes boeken, meestal geschreven in de jeugd van het leven, dat niet lang is geweest, en waarvan Sense and Sensibility ea Pride and Prejudice de bekendste zijn. Onlangs beeft men tweehon derd brieven ontdekt van Jane Austen, die zullen worden uitgegeven en zeker nog meer licht zullen werpen op the woman of whom England is justly proud" zooals Macauley haar noemde. Tusschen de beide vrouwen zooeven beschreven, en de romanschrijfsters van onzen tijd ligt een groote afstand. Beiden leefden zij in de dagen toen de koorts der Fransche Revolutie doordrong in alle vertakkingen van het maatschappelijk leven. En echter, hoe rustig is haar in- en uit wendig bestaan, hoe weinig bewogen door wat toen de gemoederen in ?panning hield. Eensdeels moet de reden hiervan zeker gezocht worden in het isolement van Engeland tegen over het vasteland in die dagen. Maar toch aan den anderen kant ook in het vermogen, laat mij liever zeggen de gewoonte van de menschen van voorheen en van de Engelschen in het bijzonder om zich te bepalen tot hun eigen kring enteverdiepen in hun eigen leven. Es liegt ein tiefer Sinn in dem geringfügigen Umstand dass der Engliinder das Fürwort der ersten Person(I) grosz und das der zweiten (you) klein schreibt," zegt Johaimes Scherr. Voor ons die leven in dagen nu boeken als Progress and Poverty en feiten als dynamietaanslagen teekenen des tijds zijn, voor ons is het bijna onmogelijk ons te onttrekken aan de onrust en ontevredenheid, die woelt in de aderen van al wie van de vrucht der hedendaagsche beschaving heeft gegeten. Ook in den stroom der Engebche romanlitteratuur, gevoelt men hier en daar de uitwerkselen hiervan. Ik wensch van de menigte der hedendaagsche schrijfsters er slechts twee te behandelen, omdat zij mij toeschijnen het best twee typen te vertegenwoordigen: tot de minst en tot de meest populaire, tot George Eliot en tot Ouida. Beiden richten zich tot twee verschillende klassen van lezers: George Eliot tot de weinigen, die, bij al wat hen dagelijks in beslag neemt, geleerd hebben zich tot zichzelven te bepalen en met ziehzelven bezig te houden, Ouida tot de groote schare, die leest om zich aan zich zelve te onttrekken. Twee zeer ongelijke persoonlijkheden, zooals zij door hare werken tot ons spreken; de eene vol Noordelijke kracht en rust, de andere vol Zuidelijke weelderigheid, de eene ons het eenvoudig, maar aangrijpend drama van het menschelijk lijden en strijden toonend, de andere ons telkens weer sprekend van den nen hartstocht der liefde, de eene afdalend tot de diepten van het gemoedsleven en opklimmend tot de hoogten van het menschelijk denken, de andere hare kracht zoekend in de beschrijving van de uitwendige pracht en de inwendige verdorvenheid van het leven in de groote wereld; de eene vol beproefde levenswijsheid, de andere vol op pervlakkige wijsbegeerte, de eene de zielen beheerschend door zelf beheersching, de andere meegesleept door de overspannen verbeelding, in wier dienst zij haar talent heeft gesteld. Johannea Scherr betoogt ons in zijne uitnemende Geschichte der Englischen Literatur, dat in geheel de Engelsche letterkunde, evenals in het volkskarakter, de Germaansche geest der Angelsaksische voorvaderen, slechts weinig gewijzigd door de samensmelting met de Normandiërs, duidelijk op den voorgrond treedt. Bij geen der romanschrijvers is dit zoo waar als bij George Eliot. Ook heeft zij, evenals Carlyle, hare onge wone gaven in de school der Duitsche philosophie gevormd. Wat moest voor eene vrouw wel het gevolg zijn van dergelijke studiën in eene maatschappij waar, meer dan in eeaig Protestantsch land, de kerk hare macht heeft staande gehouden? Wat moest men daar, waar de staatskerk een predikant die'niet aan de drieëenheid gelooft, voor hare geestelijke rechtbank daagt, wel denken van een jong meisje, dat Strauss' Leven van Jezus en Spinoza1: Ethica vertaalt 'f Wel machtig moet de drang naar de vrije gedach',0 zijn, als zij een zoo godsdienstig gemoed als dat van Marian Evans zich doet losmaken van de kerk; als iemand aoo vol behoefte aan " liefde de genegenheid van vrienden en verwanten opgeeft voor hare overtuiging. De dorst naar kennis, hoe rijk zij in zeker opzicht het een voudig landelrjk leven, dat zij in hare jeugd leidde, gemaakt heeft, werd de oorzaak van eene verwijdering tusschen haar en haar vader en broeder, waaronder zij zeer heeft geleden. Als Savonorola tot Romola spreekt: Hoe, gij zegt dat de liefde voor uw vader u niet langer dwingt in Florence te blij ven? Dus omdat die band verbroken is, zijt gij zonder wet en zouder godsdienst, niet beter dan de beesten des velds, beroofd van hunne jongen ? Als het smachten naar vleescheljjke liefde voorbjj is, hebt gij geen liefde en geene verplichtingen meer? G\j moet den gloed voelen van een samenleven met de menigte en de geschiedenis der wereld beschouwen als de geschiedenis eener verlos sing, waarin gij zelf medewerker zjjt," dan hooren wij de stem van Marian Evans-zelve, worstelend om haar eenzaam hart, beroofd van zijne na tuurlijke banden, een voorwerp te geven, waaraan het al zijne teederheid en al zijne toewijding kan schenken. Het leven is niet zoo wreed geweest haar dat te onthouden; na eene jeugd, arm aan al de vreugde der jonk heid, heeft da rijpere leeftijd haar vergoeding geschonken. Door eene verbindtenis met Henry George Lewes, den schrijver van ,bet leven van Goethe, door beiden tot het einde als een huwelijk be schouwd, werden al hare behoeften van hart en verstand bevredigd. Misschien waren het de moeilijkheden, die wat haar maatschappelijk leven aangaat, aan deze samenleving waren verbonden, die George Eliot in een harer latere werken doet zeggen: het is niet waar dat de liefde alles gemakkelijk maakt; zij leert ons kiezen wat moeilijk is". Hoe het ook zg, van hare vereeniging met Lewes af, begint dat leven van intellectueele krachtsinspanning, dat zulke rijke vruchten droeg; gesteund door een geest, die haar begreep, een hart dat haar liefhad en waar deerde, bereikt Mariau Evans' talent zijn hoogsten bloei. l Bijna onmiddellijk bij haar optreden ais i jWiwiHr ice>ct neemt zjj den hoogen rang in de litteratuur in, dien nu niemand haar meer betwist» Nadat de Scènes of Clerical Life in tijdschriften waren opgenomen, ver» scheen Adan Bede. Wel werd het niet met onverdeelden lof welkom geheeten, maar het gevoelen van het ontwikkeldste en beschaafdste deel der natie, bracht weldra de enkele ongunstige oordeelvellingen tot zwjjgen en van toen af wordt elk nieuw boek van George Eliot eene gebeur tenis in de geschiedenis der letteren. Maar niet minder eene gebeurtenis voor de schrijfster zelve, die, haar eigen kracht niet kennend en verre van dat volkomen zelfvertrouwen, dat alleen het deel is der zeer beperkten, met moeite wordt overgehaald tot elke nieuwe openbaring harer gaven, die haar zelve verbaast en verheugt. Het is Mr. Lewes' invloed, die haar talent leidt in het rechte spoor en haar steeds prikkelt tot voortgaan. Van eene geregelde ontwikkeling kan hier echter geen sprake zyn. oea Marian Evans romans begon te schrijven, heeft zij den leeftijd van de hoogste intellectueele kracht bereikt: door genot en ontbering, door studie en waarneming hebben hare gaven den vollen wasdom bereikt en Adam Bede is het rijpe voortbrengsel van een rijpen geest. Adam Bede tegenwoordig in Londen tot tooneelstuk misvormd, is het meest bekend en wordt door velen haar meesterwerk genoemd. Misschien omdat het het best geschikt is om door het algemeen genoten te worden, omdat er actie en levendigheid in is, omdat er wat in gebeurt." Zeker ook hier merken wij de eigenschap op, die door velen als een gebrek in een kunstwerk wordt beschouwd: dat namelijk de schrijfster telkens de handeling zelve laat rusten om hare eigen beschouwingen aan het woord te laten komen. Het valt niet te ontkennen dat, om dergelijke uitwei dingen te kunnen genieten men behagen moet scheppen in dat leven in het afgetrokkene, waarvan zij zelve de gevaarlijke zyde aldus beschrijft. Al kon ik het, dan zou ik toch niet een zoo bekwaam romanschrijver willen zyn, dat ik eene wereld kon scheppen, zooveel beter dan deze wereld, waarin wij 's morgens ontwaken om ons dagelijksch werk te vol brengen, dat gij wellicht kouder en onverschilliger zoudt worden voor de stoffige straten en gewone groene velden voor de werkelijk levende mannen en vrouwen, die den verkillenden invloed uwer onverschillig heid, of den nadeeligen invloed uwer vooroordeelen kunnen ondervinden die opgewekt en gesteund kunnen worden door uw medegevoel, uwe toe gevendheid, uw moedig, billijk oordeel." Maar juist door die gewoonte om steeds haar eigen zieleleven, haar eigen ervaringen voor ons bloot te leggen, wordt de schrijfster voor ons eene persoonlijkheid, die ons nabij schijnt te zijn in ons dagelijksch leven, evenals onze beste vriend. In Adam Bede wordt die gewoonte eenigszins geneutraliseerd door het belang dat de handeling opwekt en dat is niet in al hare boeken het geval. Het heeft in hooge mate de verdienste, die mij altijd de meest wonderbare zijde van haar wonderbaar scheppingsvermogen heef t toegeschenen: de gave om ons zoovele volmaakt verschillende naturen te schilderen, dat zij bijkans de eeuwige verscheidenheid der natuur evenaart. Geen van de personen uit hare romans lijken iets op elkaar, met uitzondering misschien van het type, dat zij inbare latere werken teekent, waartoe Dorothea en Lydgate en Eomola en ook eenigszins Maggie Tulliverbehooren.Maar hoe ver schillend is Dina Morris, het Methodisteri-preekstertje in wie wjüde streng Kalvinistisehe opvattingen herkennen, waarin Marian Evans werd opgevoed,van Hetty Sorrel, wier schoonheid wij schijnen te zien, wier innemende manieren en schuwe beminnelijkheid even zeker ons hart verovert als dat van Adam Bode en Artliur Donnithorne, ons even geneigd doet zijn als de wereld in het algemeen, om zelfzucht en ijdelheid in zulke vormen te vergeven of liever nog te ontkennen. Hoe verschillend is de luchthartige, onbe zorgde genotlievende natuur van Arthur, in wien eergevoel en ridderlijk heid te vergeefs worstelen om de oppermacht, van het sterke plichtsge voel, het krachtig handelen van Adam. En is de natuur niet op heeterdaad betrapt in de schildering van Mrs. Poyser, in hare kernachtige ge zegden schatten van gezond verstand en praktischen zin samenvattend ? (Slot volgt.) Agnes van Egmond. XlXe TAAL- EN LETTERKUNDIG CONGRES. Wij vestigen de aandacht op eenige onderwerpen welke Maandag en volgende dagon te Brugge zullen worden behandeld. Koor de regelings-commissie werd o. a. aan de orde gesteld: Het tot stand brengen lo eener lijs* van al de namen der steden, dor pen, heerlijkheden, gehuchten, wijken, leenen, hoeken enz. Deze namen zouden opgegeven worden in hunne oudere en nieuwere spellingen, daar enboven met de juisto opgave van de wijze waarop men die namen ter plaatse zelve gewoon is uit te spreken; 2o Eene naamlijst van al de stroomen, rivieren, beken, waterloopen, poelen, vijvers, grachten, slooten, dijken, veenen en peelen, stukken akker land en meerschen, bosschen, enz.; 3o. De namen en bijnamen van buurtwegen en bannen, wegels en voet paden ; 4o. De namen van stadsstrateu, wijken, gebuurten, openbare plaatsen, zoo oudere als nieuwe, met aanduiding dergeneu welke niet meer bestaan, en met chronologische opgave der spelling van de nog bestaande; 5o. De namen der plaatsen waar huisbeelden, kapellen of andere tee< kens van godsdienstoefening bestaan of eertijds bestonden, of waar bedevarrten of minder openbare uitingen van godsdienst of bijgeloof plaats grijpen; 60. De namen, toenamen en scheldnamen heden of voortijda in gebruik, met, zooveel ale heden vindbaar is, huu historischen oorsprong of bijzon» dere plaatselijke beteekenissen. Dergelijke lijsten zouden alle, zooveel mogelijk, behooren opgemaakt te worden bij demographische of beter nog, bij dialectische omschrijvin gen, b. v. West-Vlaanderen, in twee dialect-gewesten; Zeeland in twee of drie zulker groepen, enz. Eene wetgeving voor de bewaring van bijzondere gebouwen vaa kunst*'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl