De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 24 augustus pagina 8

24 augustus 1884 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ko. Mededeel ingen betreffende het zeewezen. 25e Deel. afl. 3. Mr. S. Muller Fz., Openbare verzameling der Gemeente Utrecht, Catalogus van het archief. 3e afdeeling 1795?1813. Het Bank-Octrooi tegenover onze Staatsfinanciën. Dr. Jan ten Brink, Litterarische schetsen en kritieken. Dl. 9. Crito, De mannen onzer vaderlandsche letterkunde, ten behoeve fan onderwijzers. Per bundel. J. E. Helge, Natuurkunde voor de Nederlandache scholen. 2e stukje. 3e herz. druk. Isidore Vos,' Wet op de Registratie, zooals die zakelijk luidt, na de wijziging van 11 Juli 1882. Dr. W. A. Terwogt, De Vader des Vaderlands in zijn leven en ?werken geschetst voor het Nederl. volk. afl. 2. 0.65 2. 0.50 1.90 2.70 Sh. 2.6 5 31.6 10.G 6 2 3.6 12 15 M, 3 0.20 Uitgaven in Engeland. W. Besant, The captain's room ; « J J l . . O. Crawford, The world we live in . ? , . ? . H. Oresswell, Incognita . . . >.??.. Dieudonnée, A. Story of Richard ap Ehys . l . . . MiBs Tommy a Mediaeval romance by the aulhor of John Halifax PAndnrang Hari or memoirs of a Ilindoo ..... ETSamnderB, The High Mills ........ C. M. Yonge, The armourer's prentiees , . l , , P. B. Watïon, Marcns Aureliua Antonius . . '. l . Nieuwe uitgaven in DuitscMand. Juliug Lippert, Deutsche Festbrünehe . . l ? . C. Meding, Menioiren zur ZeitgesehichtêIII. C. v. Monakow, Ueber die grenze der geistigen Gesnndheït. v. Moser und Heyden, Köpnickerstrasze 120 Schwank . Tilman Pesch, Die groszen Weltratsel. Otta Polak, Sozial oder liberal? P. Radestock, Genie und Wahusinn. B. v. Suttner, Ein Manuscript . '. Il l l Nieuwe Uitgaven in Frankrffk. George Sand, Correspondance, Tome VI ..... fr. 3.50 Albert Babeau, Leg voyageurs en France depuis la renaissance jnsqu' a la révolution .,......?3.50 Le Sage, La diable boiteux ........ a 3. Mare Monnier, Histoire générale de la littérature moderne, prem- , partie ........... . 5. Richard O'Monroy, A ia Hussarde ...... 3.50 Gyp, Un homme délicat ........,?3.50 Alfred Bonsergent, Une nigme. G. de Molinari, L'évolutiou politiqne et la révolution, Paul Leroy?? Beaulieu, Le Collectivisme. Victor Tissot, La police secrete prussienne. Etanislaus Russel, Une mission en Abyssinie. Louis Pauliat, Madagascar. Brau de St. Pol-Lias, De France a Sumatra. Comte Zannini, De l'Atlantique au Mississipi. Barracaud, Hilaire Gervais. Arthur Heulhard, Le monde fantaisiste. Alain Bauquenne, La belle Madame Le Vassari Stephen Siégard, Au caprice de la plume. Victor Thiéry, Aprèa la défaite, souvenirs d'un prisonnier de guerre /*. , AUemagne. MILITAIRE ZAKEN. ' '^^?^^^??^^^^^^^^^^^?^^^?^???J?^^?^???^?^?^??^???^?^^.^??????^?.??^M?. GELIJKVORMIGE VERPLEGING IN VREDES- EN IN OORLOGSTIJD. "Waarom wordt toch de oorlogsorganisatie niet aangenomen als de eenige grondslag, waarop al het andere wordt gebouwd ?" De^e vraag, door Ares in no. 364 van dit weekblad gedaan, achten wij v W)! ,eoo veel beteekenia, dat het zeker van belangstelling in militaire zaken getuigt, wanneer zjj, met hetgeen verder door dien schrijver wordt gewetosclij:, hier nader, en ook met betrekking tot de legerverpleging wordt béfproken. 'QfMheon dit laatste in het bijzonder ons doel is, mogen wij toch niet in , gebreke blijven, met de redenen te billijken, die Ares doen wenschen slechts n organisatie te hebben, omdat zulks eenvoudiger en practischer zou weeën; wij voegen daar zelfs nog bij, dat we wel eenige vrees koes teren, dat de overgang van de vredes- in de oorlogsorgauisatie en inzon derheid bet oprichten der depots, tijdens dat het leger mobiel wordt gemaakt, op veel bezwaren zal stuiten. Die bezwaren zullen o. i. hoofdza kelijk daarin bestaan, dat vele officieren en minderen in betrekkingen worden geplaatst, waarin zij wellicht zoo al niet geheel vreemd, dan toch niet geacht kunnen worden al dadelijk op de hoogte te zijn; dat evengemelde personen van daag hier hunne troepen en materieel moeten overgeven, om morgen op eene andere plaats weder met de formatie van een nieuw gedeelte aaan te vangen; en voegt men nu hier nog bij de vele bemoeie nisten van personeelen en administratieven aard, alsmede den gemoeds toestand, die b\j een dreigenden oorlog een ieder en ook zeker den krijusman in meerdere of mindere mate zal beheerschen, dan zal ongetwijfeld worden ingezien, dat n organisatie ons de meest geruststellende toekomst zou bezorgen. En toch bestaan er, volgens onze meening, overwegende redenen die het legerbestuur beletten ons, te dezen opzichte, zulk een toekomst te verschaffen. Wy houden ons namelyk verzekerd, dat hier de geldquaestie op den voorgrond treedt, en hoewel die nu niet aan eene goede regeling der krijgsmacht in den weg behoorde te staan, is de regoering toch ver plicht:, met den toestand der, schatkist te rade te paan. Geen of althans geen groote offers voor de schatkist gullen daarentegen worden gevorderd voor de verbeteringen, welks door Ares en andere militaire schrijvers worden gezien in eene organieke splitsing der infanterie in bezettingstroepen en in die, bestemd om den dienst te velde te verrich ten, terwijl eene zoodanige splitsing, gepaard met eene indeeling der intendance zooals die voor oorlogstijd is bepaald, voor dat dienstvak, en in het bijzonder voor de troepen-verpleging, van groot nut kan worden geacht. Door bijv. het 5e bataljon van al de infanterie-regimenten, dus S of 9 bataljons, in een gelijk getal vesting-infanterie-af deelingen te verdeelen als er verplegingsstellingen bestaan, en die afdeelingen onder een of meer algemeene commando's samen te voegen, zullen de hoogere kosten aan zoodanige formatie verbonden zich slechts tot de uitgaven voor de inrichting der staven bepalen. Wanneer die afdeelingen dari al dadelijk met de vestingartillerie in de garnizoenen, en zoo mogelijk ook in ds forten, waarvoor zij in oorlogstijd zijn aangewezen, werden gevestigd, zouden alle oefeningen en werkzaam heden in vredestijd reeds bij en in de versterkte x plaatsen en sterkten kunnen plaats hebben, zooais een en ander in den oorlog zal behooren te geschieden. Hierdoor toch zouden de officieren niet alleen met den toestand van het door hen te verdedigen werk op de hoogte komen, maar ook tevens gelegenheid hebben de zoo noodige kennis te verkrijgen van het omliggend terrein, waarop zy te eenigen tijd geroepen kunnen worden te ageeren. Onder de officieren voor wie deze kennis alm ede van h et grootste belang mag worden beschouwd, en daarom in zijne verplegiiigsstelling gestationneerd moest zijn, behoort de intendant, en wel: lo. omdat door dezen ter plaatse de meest nuttige studiën omtrent de verpleging kunnen worden gemaakt; 2o. omdat hij alsdan bij eene dislocatie van het bezettingsleger als door ous wordt bedoeld steeds de gelegenheid zal hebben, met de betrokken commandanten over alle details van zijn dienst in overleg te treden; 3o. omdat, bij de tot stand koming der punten l en 2, het mogelijk is, linnen een zeer kort tijdsverloop, deugdelijke verplegings-memoriëa voor oorlogstijd, door de intendanten te doen vervaardigen, met het voordeel, dat die memoriën niet slechts op papier gesteld, maar zeker, voor zooveel het materieel betreft, geheel of grootendeels ten uitvoer zullen moeten worden gebracht; en 4o. omdat de verpleging der troepen in de versterkte plaatsen en forten niet verzekerd kan worden geacht, wanneer door de intendance niet reeds in vredestijd, ook ten aanzien van de voeding, wordt gehandeld, als zulks in oorlogstijd van haar zal worden gevorderd. Vooral de nakoming van dit laatste punt zou ons meer gerustheid in de toekomst verschaffen. Wij kunnen ons namelijk niet voorstellen, dat bij eene mobilisatie van het leger, de intendant met zijn hulppersoneel dadelijk op zijn post zal zijn en daar alles, om zoo]te zeggen met een tooverslag, zoodanig heeft kunnen regelen, dat geen gebrek kan worden voor zien. Daartoe toch is niet slechts noodig te weten uit welke plaatsen en magazijnen de vereischto verplegings- en mondbehoeften zullen worden getrokken, maar ook dat zulks, voor zooveel mogelijk, reeds in tijd van vrede geschiedt; terwijl het voorts niet voldoende kan worden geacht, dat de benoodigde bakkers en slachters zijn of worden aangewezen, zoo lang men de zekerheid niet heeft, dat zij hunne taak naar behooren kunnen verrichten, hetgeen, voor zooverre de bakkers betreft, zou moeten blijken, door de in de versterkte plaatsan en forten aanwezige bakkerijen voortdurend ten behoeve der bezetting in gebruik te doen stellen. Uit het vorenstaande is het genoegzaam duidelijk, dat wij met het ver ouderde stelsel, volgens hetwelk de soldaat, in vredestijd, zijne voeding (zonder brood) uit de hem toegekende soldij moet bekostigen, wenschen te breken, en gaarne zouden zien, dat hem van 's Rijks wege vrije voe ding met een vast zakgeld werd toegekend. Vermits wij overtuigd zijn, dat die wensch te eenigen tijd zal worden vervuld, omdat ten gevolge daarvan geene hoogere uitgaven zullen worden gevorderd en er een veel eenvoudiger administratie zal ontstaan, kan het nuttig zijn, in dien zin, onze zienswijze omtrent de verpleging der lesettingstroepen in vredestijd, en de in verband daarmede te verrichten werkzaamheden der intendance, zeer beknopt, nader uiteen te zetten. Even als nu reeds geschiedt, behoort de leiding van den dienst der verpleging van de troepen en paarden aan den Hoofd-Intendant opgedra gen te blijven, met dien verstande echter, dat, in plaats van door hem, door de intendanten in de militaire afdeelingen de aanbestedingen voor te doena leveringen voor het leger zouden moeten worden gehouden, waardoor die intendanten de gelegenheid zouden vinden met groothandelaren in betrekking te komen, hetgeen bij mobilisatie meerdere waarborgen tot het verkrijgen van een behoorlijken voorraad levensmiddelen zou opleveren, dan thans kan worden verwacht. Dat onze verwachting, met betrekking tot het bekomen der vereischte mondbehoeften voor oorlogstijd, niet hoog gespannen is, vindt ook, en v/el in :t bijzonder, zijn grond in de omstandigheid, dat bij ons bijna alles, o. a. ook de oprichting der centrale verplegingsmagazijnen, tot bij de mobilisatie van het leger is uitgesteld. Nu kunnen we ons zeer goed voorstellen, dat, om hooge uitgaven te voorkomen, niet alles georganiseerd kan v.'orden zooals zulks in tijd van oorlog noodzakelijk is, en dat, mitsdien om die reden niut tot de oprich ting der centrale verple^ingsmagazijaen wordt overgegaan, doch wanneer wij aantovnen, dat bij de door ons voorgestelde wijzu v.;n aanbesteding en de hitrondei* te vermelden maniur van levering /;;;;ica aan/ienlijke voordeden kunnen worden behan'ul, dat daaruit, Wikcr voor een groot acdoelie, de kosten zullen worden be-tredcu die tenbehoove vau genoemde iiiagiiKtjuou zulioa worden gevorderd, dan verineenen wij te mogen ver

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl