De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 31 augustus pagina 10

31 augustus 1884 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. N'O. 375 theorie, op papier, doch men weet te goed en men heeft liet ir aar al te dikwijls gezien dat bevelhebbers, in de macst beslissende momenten, in de meest kritieke omstandigheden, orders afwachtten en werkeloos bleven, en die werkeloosheid later trachtten te verontschuldigen, door zieli op het gemis van die orders .te beroepen. Zeer zeker zullen dergelijke veront schuldigingen nimmer worden aangenomen, maar het ia al te veel, dat men ze durft in het midden brengen. Het is overigens zeer gemakkelijk om in onze Voorschriften en Regle menten voortdurend zelfstandigheid en besluitvaardigheid, onder alle om standigheden, in tijd van oorlog voor te schrijven, maar hoe weinig wordt er in vredestijd naar gehandeld, om deze gewichtige en onontbeerlijke eigen schappen bij aanvoerders vaa verschillenden rang aan te kweeken en te ontwikkelen. Of meent men soms, dat een officier, die in vredestijd, op eigen gezag, nog geen extra-bezem voor zijn troep heeft durven aanschaffen, uit vrees zich daarover schriftelijk te zullen moeten verantwoorden; die geen, van het rapport bevolene oefemug wegens ongunstig weder heeft durven afcommandeeren, om daarover later geen sarcastische en onaangename op merkingen vaa zijn onmiddellijke chefs te moeten aanhooren (toestanden, welke in ons leger maar al te veel voorkomen) denkt men, zeggen wij, dat een officier gewoon om onder dergelijke omstandigheden te hande len, of liever niet te handelen, bij een manoeuvre zijn troep, op eigen ver antwoording zal weten in 't gevecht te voeren, wanneer de ordera van hooger hand uitblijven; of dat hij op het slagveld de noodige koelbloe digheid en vastberadenheid zal bezitten, in oogenblikken, dat niet alleen zijn leven en zijn naam, maar ook dat van duizenden op het spel staan? Reeds onmiddellijk na den oorlog van 18G6 werd er door den Uussischen generaal Dragomirow op wiens geschriften wij deze beschouwingen grootendeels gronden, op gewezen, hce de geest van initiatief, van voortvarendheid onder het Pruisische] officiers-korps dn grootste kracht was van hun leger, en de hoofdreden van hunne overwinningen. Hij zegt daaromtrent. Men wint veldslagen met lieden, die men moet inhouden, niet met hen, die men moet opdrijven; en verder: Hot is waar, de Pruisen namen dikwijls slechte beschikkingen, maar zij wisten die zouder aarzelen te nemen, en daarom zijn zij overwinnaars gebleven. Hieraan was het toe te schrijven, dat de Duitschers in de laatste oorlogen zich met dikwijls betrekkelijk zwakke troepen-macht op een overmachtigen vijand durfden te wernen; wanneer het scheen, dat een dergelijk optreden in het algemeen belaug zoude zijn, en een gunstige gelegenheid zich daartoe voordeed. De generaal, die een dergelijk besiissenden stap waagde, was overtuigd, dat zijn neven-korpsen, op liet kanon-gebulder, zouden oprukken, en dat het gevecht, door hem begonnen, zoo noodig, door een ander tot een goed eind zor.de worden gebracht, wanneer zijne strijdkrachten niet voldoende mochten zijn. De verschillende aanvoerders, tot den jongsten luitenant aan het hoofd van zijn peloton tirailleurs toe, dachten en handelden op dezelfde wij ze. Men kan nagaan welk een kracht een dergelijke samenwerking aan het Duitsche leger gaf. Men kan ook begrijpen hoe de opperleidiug, niet tegenstaande den weinigen directen invloed welken zij op den loop der gevechten en veldslagen kon uitoefenen, niettemin met hetzelfde vertronwen als de onder-bevelhebbers de beslissing tegemoet ging. Zij wist dat al deze losgelaten krachten, welke in verschillende richtingen werkten, naar n zelfde doel werden voortgestuwd en meegesleept. Zij was overtuigd dat elke troepen-afdeeling, die daartoe kans zag, zich op den vijand zoude werpen en dat geen enkele, na den aanvang van den strijd, werkeloos toeschouwster zoude blijven. Uit al het voorafgaande blijkt voldoende, van hoe grooten invloed in den modernen oorlog de handelingen der officieren van verschillenden rang op den gang der gebeurtenissen is, en van hoeveel belang het dus is, dat het korps officieren in een leger bestaat uit dappere, ontwikkelde, beleidvolle mannen, bezield, mét, en door dagelijksche toepassing, door drongen van den geest van individueel initiatief. Daarom is dan ook da slotsom van onze beschouwingen deze : Op alle mogelijke wijzen den geest van initiatief, van besluitvaardigheid, niet alleen met het woord maar ook met de daad, ontwikkelen, aan sporen, aanvuren; zelfstandigheid, drang tot handelen, in een woord leven, en een krachtig, ontwikkeld leven aankweeken; van den anderen kant met alle tendienste staande middelen: traagheid van geest, de vrees voor verantwoordelijkheid, de routine, de zucht om z. g. gedekt te si/jn uit te roeien, ziedaar het doel, waarnaar de geheele militaire opleiding moet voeren, als het zekerst om niet te zeggen het eenig middel dat ons tot de overwinning zal voeren; in n woord de alpha en de omega van elke tactiek, van elke strategie. B.F. F E U I . L, E T O N. Een verhaal uit Emsland DOOR E. VOM (5 De heer Backer snakte naar lucht:?Meubels eneene vrouw!" riep hij met een zenuwachtigen lach, ?» meubels en eene vrouw anders niet in n enkel kwartaal, meubels en " »Goed, neem dan eerst eene vrouw, die zal wel voor het rige zorgen l" Backer staarde de juffrouw met wijd opengespalkte oogen aan: »Zie je," stotterde hij eindelijk, »ik zou er maar eene weten, die dat zou kunnen; en die eene zijt gij, juffrouw Holler!" s Ja, ik weet ook -niemand anders!" antwoordde de juffrouw vastberaden. »Welnu dan, uitte de ontvanger, als van een centenaarslast bevrijd, »dan is alles in orde!" »Tot zoover ja! Maar wij moeten eerst een vast plan maken. Het kind mag mij niet meer in het pesthuis vinden, ik heb er juist een bod op gekregen en zal tevens een gedeelte mijner landerijen er bij verhuren. Na mijn dood valt de helft mijner bezittingen en dit mijn ouderlijk huis aan een bloedverwant van vaders zijde ten deel, de andere helft krijgt uw kleine meid, van den dag af, waaarop zij mij moeder noemt, ik zal geene stiefmoeder voor haar zijn en haar aard met zachtheid leiden. Zoodra u\v huis opgeknapt is, zullen we bruiloft vieren, het gansche dorp mout. onthaald worden, omdat dit niet zoo'n door het toeval tot stand gebracht huwelijk is, zooals de meeste, maar wij elkaar driemaal tica jaren kenden en op de proef stelden! Mijn wil is goed, voor het overige zal God wel zorgen!" De juffrouw wischle met haar voorschoot de oogen af, doch slechts even, stond daarna op ea zeide: nOver drie minuten is het middag!" »Weeije," riep Backer geheel overweldigd uit: sik ben een geluWo man!" »Wel, dat is geen geluk," antwoordde de juffrouw, dat is slechts verstandig overleg. Wat de menschen in hunne domheid geluk noemen, dat valt iemand maar zoo niet in den schoot; wie gelukkig wil zijn, moet eerst zijne neigingen leeren beheerschen, en dan den weg volgen dien God hem wijst!'' De juffrouw keek met een echten veldheersblik om zich heen en berekende hare overwinningen op zichzelve. Nu, nu was het beslist; zij mocht Backer weer liefhebben, omdat hij haar niet missen kon en er ook juist een bod op het postmeesterschap gedaan was. Driek van den postiljon had gedurende de onderhandeling on ophoudelijk met het hoofd zitten knikken; toen de juffrouw van Gocls wegen sprak, trok zij een zuur gezicht en mompelde bij zichzelve: »Men kan den goeden God niet altijd vertrouwen! zeide de boer en maaide zijn gras op Zondag!" »Wat bedoelt ge, moeder Driek?" vraagde de juffrouw. »Neen," gromde de oude, »ik wensch ulieden geen geluk; ik heb het jaren geleden gedaan en toen werd het kwalijk genomen. Wat moet, dat moet! zeide de kleermaker, toen hij zich een roes dronk. Uwe verloving is gekomen, mijn ongelukskind zal ook terugkomen!" De bruigomsdagen van den heer Backer werden door geene sentimenteele voorvallen gekenmerkt; zijn geheele huis, zelfs de gansche straat rook naar olieverf, het was alsof het olieverf geregend had. De ontvanger mocht niet meer door de voordeur zijn huis binnen gaan en in geen enkele der kamers komen, die gereed waren. Op zekeren dag kreeg hij last om met de juffrouw naar Munster te rijdon en daar werd hij van den eenen winkel naar den anderen gesleept, en overal koos en onderhandelde de juffrouw, alsof de zaligheid van het model der stoelen of het patroon der gordijnen afhing. Backer werd hoe langer hoe meer vermoeid en dorstig, de juffrouw werd steeds opgeruimder. Backer had een lange lijst in de hand en moest bij elke afgedane boodschap een kruisje zetten en daarachter den prijs invullen. Wij moeten, helaas, be kennen, dat de lichtzinnige man, ten einde spoedig zijn dorst te kunnen lesschen, ook eenige boodschappen aankruiste, die nog niet waren afgedaan. Eindelijk begaf zich het paar, een uur vóór het vertrek van den trein een lateren trein dan dien, waarover de arme Backer reeds den gansenen dag in 't nauw had gezeten naar het stationsgebouw. Backer bestelde een flesch wijn, maar juist toen hij het glas aan de lippen wilde zetten, vraagde de juffrouw hem om de lijst de ontvanger verschoot van kleur, zocht geruimen tijd en vond ze eindelijk daar stoof eensklaps de juffrouw op: »Maar Backer," riep zij uit, daar heb je me het bruidskleca en den mirtenkrans doorgehaald; we moeten oogenblikkelijk een rijtuig nemen en trachten dat nog even af te doen!" Zoo gezegd, zoo gedaan; Backer kreeg geen droppel te drinken en kwam, met eene macht van pakken beladen, nog maar juist bij tijd" genoeg in de coupé, toen de trein een uur laier vertrok. Hongerig, dorstig en afgemat, een lange nachtreis in 't vooruitzicht te hebben, behoorde ongelukkig niet tot de dingen, die bijzonder gunstig werkten op den goeden luim van onzen op zijn gemak ge stelden vriend. De juffrouw scheen er niets van te bemerken, dat hij slecht gemutst was; zij bepaalde altijd hare gedachten het liefst bij datgene, wat het meest te doen ea te denken gaf.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl