Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 376
Volksraad bijeengeroepen oin do Conventie, door de Deputatie
? ontworpen, te behandelen,
Het is gebleken dat de heeren Krijger, Du Toit en Smit de mee
ning van het volk juist uitdrukten. Zij hebben do Conventie niet
dan noode in haar tegen woordigen vorm aangenomen, en zich tot zoo
lang liet mogelijk v/as tegen Engelands eischen en voorwaarden
verzet. De voordeelen door de nieuwe Conventie ver kregen, waren
echter te groot dan dat men haar in de weegschaal mocht stellen
en gedachtig aan het goed Hollandsen spreekwoord dat hij, die
het onderste uit de kan wil hebben, het'lid op den neus krijgt,
hebben zij zich in het onvermijdelijke geschikt.
Hiermede is dus dit vraagstuk voorloopig tot een oplossing ge
komen en uit den verzoenenden toon welke o. a. door Giadstone deze
week in zijn redevoeringen tot zijn kiezers, over de Transvaalsche
Republiek is aangeslagen, raag worden afgeleid dat de quaestie
althans voorloopig zal blijven rusten. De Boeren maken echter
van.de hun» verleende vrijheid dadelijk gebruik om hun macht uil
te breiden in Zoeloeland. Volgens de laatste telegrafische berich
ten is Joubert tot President der in Zoeloeland gevestigde
Boerenrepubliek aangesteld en heeft hij deze benoeming aangenomen.
BIN2ffi:iri<A.]f:D.
ONZE BLADEN.
Mocht Btien uit de dagbladartikelen, uit de stof waarmede zij zich bezig
houden, uit de warmte on uitvoerigheid waarmede zij die stof behande
len, de gevolgtrekking maken dat ook het volk die stof op gelijke wijze
bewerkt, dan zou het Nederlandsehe volk thans na ernstige over
peinzingen zijn verzonken over het gewichtig vraagstuk der grondwets
herziening, thans officieel »an de orde gesteld door de ontwerpen der
Regeering en van mr. Van Houten.
Uitvoerig werd het vraagstuk der erfopvolging behandeld in Se Tijd
en 2>c Standaard. Met eenige artikelen wijdde het Handelsblad aan de
politieke quaestiën van den dag, komende tot de slotsom dat mr. Van
iloutcn te veel en de Regeericg te weinig wil. Bij art. 193 wilde het
Hand. eerst de herziening van art. 76 voegen en ia een later artikel
die' van art. 197. De serie is waarschijnlijk nog niet uit. Il n'y a pas de
raison peur que fa finisse.
Ook ons jbagllad behandelde de voorgenomen herziening, en tal van
andere bladen gaven adviezen. Het Vaderland nam den ernst der dagen
tu baat oin te wijzen op den gewichtigen arbeid, die do Tweede Kamer
in deze zitting wacht. Somber herhaalden de echo's van het Binnenhof
den reeds jaren bekenden klank der dringende eischen van het volk, en
men zegt, dat een aantal leden der Kamer'meenden hun eigen doodsklok
ts licorcn.
verdedige
Overigens niet veel belangrijks. Dra breugt het bijeenkomen der Kamers
nieuwe stof tot voorlichting en critiek, de waar-3 Pijnlijke ontbinding stof
tot opwekkendon strijd.
SlAAi: AANLEIDING DEK LAATSTE JURISTEN-VERGADERING.
I.
C' o onderwerpen dia op de 15de algemeene vergadering der Nederl.
lifüristenA'creenigjng behandeld werden, zijn van zoodanig gewicht, dat
zij ai.i bij uitnemendheid geschikt zijn, da aandacht tot zich te trekken.
Al of niet behoud van het wettelijk erfdeel, we^whelijkheid eener wette
lijke regeling der levensverzekering, vereenvoudiging der strafprocedure
bij den kantonrechter, ziedaar een drietal vraagstukken, die der
overweR.inB, oterwatirdig zijn. Het kon dan ook niet missen, of een aantal onaer
sle rechtsgeleerden moesten zich tot gedachtenwisseling over een
of rneei1 dier onderwerpen aangetrokken gevoelen. Toch trok het onze
aandacht; dat een niet gering deel der juristen, wier naam bij ons een
goeden klank, heaft, niet op de vergadering verscheen; om eens een
Voorbeeld te noemen: uit den Hoogen Eaad merkten wij alleen de
heereu do Pinto en Hingst op, terwijl de Leidsche faculteit van Rechtsge
leerdheid door geen harer leden vertegenwoordigd was. Dat wij zoo iets
betreuren, spreekt van zelf; immers, wil de Juristen- Vereeniglng haar
doel bereiken en den wetgever op zijn pad voorlichten, dan is het
gewanscdt dat een zoo groot mogelijk aantal rechtsbeoefenaren hiertoe
m*cewerke.
Maar aanleiding der gehouden debatten, wenschen wij aan twee onder
werpen nogmaals een kort woord te wijden, t. w. aan de levensverzeke
ring en de procedure in zake overtredingen.
Vooreerst de quaestie der levensverzekering. Is, zoo had het bestuur ge
vraagd, wcttaigke regeling van het bedrijf der levensverzekering wenschclijk?
Geen wonder dat deze vraag door de vergadering met groote meerder
heid in bevestigenden zin beantwoord werd. Zoowel haar eigenaardig
karakter als het feit dat zij om met mr. Levy te spreken er naar
streeft het leven als kapitaalswaarda ongeschonden te bewaren, maken
de tusschenkomst des wetgevers noodzakelijk. Was men het daarover
spoedig eens, anders was het met de vraag, hoever die wettelijke regeling
zich zoudo moeten uitstrekken. Meenden sommigen dat do wetgever
alleen de uoodige openbaarheid van de voor hot publiek belangrijke
bijzonderheden der levensverzekering-onderneming moest voorschrijven,
auclcren meenden dat zijn taak hem riep tot een meer ingrijpend toe
zicht. Hoever die staatsinmenging moest gaan, daarover verschilden hare
voorstanders onderling. De een wenschte d;it de maatschappij een waar
borgsom zoude storten, ten bewijze dat het haar ernst is met do uitoefe
ning van het bedrijf, de ander dat de staat minimum-tarievcn zoude
voorschrijven, terwijl weer andereu zich buiten machte achtten de grenzen
der staatsbemoeÜDg scherp te omschrijven.
Ifet kan niet ontkend v/orden dat voor cle verschillende mceningeti
«waarwegende gronden werden aangevoerd. Het is alzoo niet gemakkelijk
«eue keuze te doen.
IJ*t stelsel vaa openbaarheid, uict of zonder waarborgsom, werel o. u.
door de heeren Levy en Knottenbelt onderzocht en, als onvoldoende ter
xijde gestold. Immers, wat stelt men zich met die openbaarheid voor?
Geen ander doel dan dit: het publiek de noodige gegeveus te ver
schaffen om zelf het gehalte en de waarborgen voor soliditeit der
ouderneming te beoordeelen, het te waarschuwen zich voor schado
en teleurstelling te vrijwaren. Het feit echter, dat het bedrijf der
levensverzekering een van die is welke, wil men het met critischen
blik kunnen beschouwen, een zeer groote mate van technische-kennis
onontbeerlijk makeu, heeft tengevolge dat de groote menigte bij uitstek
onbevoegd tot oordeelen en dat alzoo de tusschenkomst van deskundigen
noodzakelijk is. En juist daarin hapert het. Deskundigen bevinden zich
ten onzent slechts in zeer beperkten getale en zijn meestal in dienst bij
maatschappijen. Deze laatste omstandigheid zal hen van critische voor
lichting van het publiek terughouden; immers, het verwijt van deloyale
concurrentie zou maar al te zeer gevreesd worden.
En storting eener waarborgsom? Ook zij vermag het stelsel der publi
citeit niet van zijne gebreken te zuiveren. De waarborgsom, meende mr.
Levy, garandeert wel het iundament, maar niet de verdere deelen van
het gebouw. En als deze onsolide zijn, wat baat dan een stevigen grondslag?
Wat dan? Een voortdurend staatstoezicht door deskundige beambten,
luidt het antwoord van de voorstanders der staatsinmenging.
Tot zoover zij.
Wat voerden nu diegenen, die zich met zulk eene controle van staats
wege niet konden vereenigen, hiertegen aan? Bij monde van prof. Asser
wezen zij er op, dat, als openbaarheid niet voldoende is om het publiek
tegen ongeoorloofde praktijken te vrijwaren, staatsinmenging evenmin
vermag daaraan paal en perk te stellen. Immers, dat staatstoezicht zou
wel daarop moeten nederkomen, dat men van regeeringswege bezoldigde
en deskundige toezieners aanstelt, die belast worden met een voortdurend toe
zicht op de handelingen der levensverzekeringondernaming. En de werking
van dit stelsel? Mr. Asser vreesde dat die veel te wenschen zoude over
laten. Immers, aan den eenen kant bestaat er gevaar dat die staatsop
zichters spoedig op zeer goeden, zelfs intiemeu voet met de directie zou
den staan, en in dat geval zou hun toezicht weinig of niets baten. Aan
den anderen kant bestaat er ook gevaar dat zij een degelijk en gestreng
toezicht zouden uitoefenen, spoedig wel een al te gestreng, en in dat
geval wordt de vrijheid van handelen te veel beperkt, de kracht der on
derneming verlamd. Maar daarenboven, willen de staatsbeambten met
vrucht werkzaam kunnen zijn, dan zal hun niet alleen de bevoegdheid
om de bescheiden en stukken der ondernem ing in te zien, in den ruimsten
zin moeten worden toegekend, maar ook een recht van veto zal hun niet
mogen onthouden worden. Tot uitvoering dier uiterste maar onvermij
delijke consequentie, zal mea niet licht wiHen komen.
Ons komt het voor, dat het stelsel van eenvoudige openbaarheid da
meeste aanbeveling verdi-nt. Zeker, ook met dat systeem heeft men den
steen der wijzen nog niet uitgevonden; gaarne erkennen wij dat het
gebreken heeft, ook al zija wij van oordeel dat zij wel wat ruim werden
uitgemeten. Het betrekkelijk geringe aantal deskundigen dat thans nog
het publiek ter voorlichting de behulpzame hand kan bieden, zal, wij
geven het toe, zeker een bezwaar zijn. Maar de verwachting dat er meer
dere zullen gevormd worden, behoeft daarom niet als ongegrond ter zijde
gesteld te worden. Juist het feit dat de door de wet voorgeschreven open
baarheid eeno behoefte aaa deskundigen doet ontstaan, zal er ook toe
leiden, dat de hedendaagscho maatschappij middelen viudt om die behoefte
te bevredigen. Of het particulier initiatief wel zoo onbeduidend is, als
Mr. Knottenbelt geliefde ta beweren, mag o. i. veilig in twijfel getrokken
worden. Het beste argument echter dat men tegen de staatscontrole kan
aanvoeren, schijnt dit, dat de wijze waarop men haar, wil zij ten minste
vruchten dragen, moot uitvoeren, te eenemale verwerpelijk is. Prof.
Asser toonde dit duidelijk aan. Daarbij, dat voortdurend, diepingrijpend
toezicht door staatsambtenaren is eene belemmering dio. waar elders dan
ook populair, bij ocs nimmer het burgerrecht zou kunnen verkrijgen. Dia
staatsbemoeiing, in onze dagen dikwerf aangeprezen, die de autonomie
van het individu meer en meer wil neerdrukken, vindt in onze oogen
allerminst genade.
WARME KADETJES.
Een Zaterdag-avond P raatje,
LV.
Het is mij hoogst aangenaam den lezers van het Weekblad een belang
rijk nieuwtje te kunnen vertellen.
Binnenkort verschijnt een oorspronkelijk Nederlandsch treurspel in vijf
bedrijven, dat getiteld is Koair.g Phantastus" en dat zeer vermoedelijk
op de planken zal worden gebracht.
Het publiek zal alsdan ontwaren dat wij voorloopig nog niet onze toe
vlucht tot stukken van ShaJcespere, Vondel, Galdcron, Hooft en andere
schrijvers van vroeger eeuwen behoeven te nemen.
Ik meen het er voor te mogen houden dat met Koning Phantastus"
ecu nieuw gulden-tijdperk voor ons tooneel zal aanbreken; de lezer zal,
naar ik vertrouw, mijne opinie deelen, wanneer hij de navolgende fragmen
ten uit hot fraaie stuk leest, die ik ditmaal, in plaats van een kadetje,
aan zijn oordeel onderwerp, overtuigd dat hij mij daarvoor ten hoogste
dankbaar zal wezen.
KONING PHANTASTUS"
Eerste Bedrijf.
ZESDE TOONEEL.
Zaal in het Palcis.
Kamerdienaar Ver t u (loopt onrustig heen en weder), 'n Dwaza
historie, 'n meer dan vreemde historie! De residentie verwacht van Vertu
te iiooreu wat het fijuo van de zaak is, en... Vertu weet letterlijk niets
omtrent het voorgevallene! Zal ik op goed geluk het een of ander uit
miju mouw schudden? Zal ik orakeltaal spreken gelijk Zijne Excellentie
van Ijinnenlaudsche Zaken dat in het Parlement doet? Zal ik, gelijk een
journalist m dcu komkommertijd, dingen fingeeren die kant noch wal