De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 7 september pagina 2

7 september 1884 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 376 Volksraad bijeengeroepen oin do Conventie, door de Deputatie ? ontworpen, te behandelen, Het is gebleken dat de heeren Krijger, Du Toit en Smit de mee ning van het volk juist uitdrukten. Zij hebben do Conventie niet dan noode in haar tegen woordigen vorm aangenomen, en zich tot zoo lang liet mogelijk v/as tegen Engelands eischen en voorwaarden verzet. De voordeelen door de nieuwe Conventie ver kregen, waren echter te groot dan dat men haar in de weegschaal mocht stellen en gedachtig aan het goed Hollandsen spreekwoord dat hij, die het onderste uit de kan wil hebben, het'lid op den neus krijgt, hebben zij zich in het onvermijdelijke geschikt. Hiermede is dus dit vraagstuk voorloopig tot een oplossing ge komen en uit den verzoenenden toon welke o. a. door Giadstone deze week in zijn redevoeringen tot zijn kiezers, over de Transvaalsche Republiek is aangeslagen, raag worden afgeleid dat de quaestie althans voorloopig zal blijven rusten. De Boeren maken echter van.de hun» verleende vrijheid dadelijk gebruik om hun macht uil te breiden in Zoeloeland. Volgens de laatste telegrafische berich ten is Joubert tot President der in Zoeloeland gevestigde Boerenrepubliek aangesteld en heeft hij deze benoeming aangenomen. BIN2ffi:iri<A.]f:D. ONZE BLADEN. Mocht Btien uit de dagbladartikelen, uit de stof waarmede zij zich bezig houden, uit de warmte on uitvoerigheid waarmede zij die stof behande len, de gevolgtrekking maken dat ook het volk die stof op gelijke wijze bewerkt, dan zou het Nederlandsehe volk thans na ernstige over peinzingen zijn verzonken over het gewichtig vraagstuk der grondwets herziening, thans officieel »an de orde gesteld door de ontwerpen der Regeering en van mr. Van Houten. Uitvoerig werd het vraagstuk der erfopvolging behandeld in Se Tijd en 2>c Standaard. Met eenige artikelen wijdde het Handelsblad aan de politieke quaestiën van den dag, komende tot de slotsom dat mr. Van iloutcn te veel en de Regeericg te weinig wil. Bij art. 193 wilde het Hand. eerst de herziening van art. 76 voegen en ia een later artikel die' van art. 197. De serie is waarschijnlijk nog niet uit. Il n'y a pas de raison peur que fa finisse. Ook ons jbagllad behandelde de voorgenomen herziening, en tal van andere bladen gaven adviezen. Het Vaderland nam den ernst der dagen tu baat oin te wijzen op den gewichtigen arbeid, die do Tweede Kamer in deze zitting wacht. Somber herhaalden de echo's van het Binnenhof den reeds jaren bekenden klank der dringende eischen van het volk, en men zegt, dat een aantal leden der Kamer'meenden hun eigen doodsklok ts licorcn. verdedige Overigens niet veel belangrijks. Dra breugt het bijeenkomen der Kamers nieuwe stof tot voorlichting en critiek, de waar-3 Pijnlijke ontbinding stof tot opwekkendon strijd. SlAAi: AANLEIDING DEK LAATSTE JURISTEN-VERGADERING. I. C' o onderwerpen dia op de 15de algemeene vergadering der Nederl. lifüristenA'creenigjng behandeld werden, zijn van zoodanig gewicht, dat zij ai.i bij uitnemendheid geschikt zijn, da aandacht tot zich te trekken. Al of niet behoud van het wettelijk erfdeel, we^whelijkheid eener wette lijke regeling der levensverzekering, vereenvoudiging der strafprocedure bij den kantonrechter, ziedaar een drietal vraagstukken, die der overweR.inB, oterwatirdig zijn. Het kon dan ook niet missen, of een aantal onaer sle rechtsgeleerden moesten zich tot gedachtenwisseling over een of rneei1 dier onderwerpen aangetrokken gevoelen. Toch trok het onze aandacht; dat een niet gering deel der juristen, wier naam bij ons een goeden klank, heaft, niet op de vergadering verscheen; om eens een Voorbeeld te noemen: uit den Hoogen Eaad merkten wij alleen de heereu do Pinto en Hingst op, terwijl de Leidsche faculteit van Rechtsge leerdheid door geen harer leden vertegenwoordigd was. Dat wij zoo iets betreuren, spreekt van zelf; immers, wil de Juristen- Vereeniglng haar doel bereiken en den wetgever op zijn pad voorlichten, dan is het gewanscdt dat een zoo groot mogelijk aantal rechtsbeoefenaren hiertoe m*cewerke. Maar aanleiding der gehouden debatten, wenschen wij aan twee onder werpen nogmaals een kort woord te wijden, t. w. aan de levensverzeke ring en de procedure in zake overtredingen. Vooreerst de quaestie der levensverzekering. Is, zoo had het bestuur ge vraagd, wcttaigke regeling van het bedrijf der levensverzekering wenschclijk? Geen wonder dat deze vraag door de vergadering met groote meerder heid in bevestigenden zin beantwoord werd. Zoowel haar eigenaardig karakter als het feit dat zij om met mr. Levy te spreken er naar streeft het leven als kapitaalswaarda ongeschonden te bewaren, maken de tusschenkomst des wetgevers noodzakelijk. Was men het daarover spoedig eens, anders was het met de vraag, hoever die wettelijke regeling zich zoudo moeten uitstrekken. Meenden sommigen dat do wetgever alleen de uoodige openbaarheid van de voor hot publiek belangrijke bijzonderheden der levensverzekering-onderneming moest voorschrijven, auclcren meenden dat zijn taak hem riep tot een meer ingrijpend toe zicht. Hoever die staatsinmenging moest gaan, daarover verschilden hare voorstanders onderling. De een wenschte d;it de maatschappij een waar borgsom zoude storten, ten bewijze dat het haar ernst is met do uitoefe ning van het bedrijf, de ander dat de staat minimum-tarievcn zoude voorschrijven, terwijl weer andereu zich buiten machte achtten de grenzen der staatsbemoeÜDg scherp te omschrijven. Ifet kan niet ontkend v/orden dat voor cle verschillende mceningeti «waarwegende gronden werden aangevoerd. Het is alzoo niet gemakkelijk «eue keuze te doen. IJ*t stelsel vaa openbaarheid, uict of zonder waarborgsom, werel o. u. door de heeren Levy en Knottenbelt onderzocht en, als onvoldoende ter xijde gestold. Immers, wat stelt men zich met die openbaarheid voor? Geen ander doel dan dit: het publiek de noodige gegeveus te ver schaffen om zelf het gehalte en de waarborgen voor soliditeit der ouderneming te beoordeelen, het te waarschuwen zich voor schado en teleurstelling te vrijwaren. Het feit echter, dat het bedrijf der levensverzekering een van die is welke, wil men het met critischen blik kunnen beschouwen, een zeer groote mate van technische-kennis onontbeerlijk makeu, heeft tengevolge dat de groote menigte bij uitstek onbevoegd tot oordeelen en dat alzoo de tusschenkomst van deskundigen noodzakelijk is. En juist daarin hapert het. Deskundigen bevinden zich ten onzent slechts in zeer beperkten getale en zijn meestal in dienst bij maatschappijen. Deze laatste omstandigheid zal hen van critische voor lichting van het publiek terughouden; immers, het verwijt van deloyale concurrentie zou maar al te zeer gevreesd worden. En storting eener waarborgsom? Ook zij vermag het stelsel der publi citeit niet van zijne gebreken te zuiveren. De waarborgsom, meende mr. Levy, garandeert wel het iundament, maar niet de verdere deelen van het gebouw. En als deze onsolide zijn, wat baat dan een stevigen grondslag? Wat dan? Een voortdurend staatstoezicht door deskundige beambten, luidt het antwoord van de voorstanders der staatsinmenging. Tot zoover zij. Wat voerden nu diegenen, die zich met zulk eene controle van staats wege niet konden vereenigen, hiertegen aan? Bij monde van prof. Asser wezen zij er op, dat, als openbaarheid niet voldoende is om het publiek tegen ongeoorloofde praktijken te vrijwaren, staatsinmenging evenmin vermag daaraan paal en perk te stellen. Immers, dat staatstoezicht zou wel daarop moeten nederkomen, dat men van regeeringswege bezoldigde en deskundige toezieners aanstelt, die belast worden met een voortdurend toe zicht op de handelingen der levensverzekeringondernaming. En de werking van dit stelsel? Mr. Asser vreesde dat die veel te wenschen zoude over laten. Immers, aan den eenen kant bestaat er gevaar dat die staatsop zichters spoedig op zeer goeden, zelfs intiemeu voet met de directie zou den staan, en in dat geval zou hun toezicht weinig of niets baten. Aan den anderen kant bestaat er ook gevaar dat zij een degelijk en gestreng toezicht zouden uitoefenen, spoedig wel een al te gestreng, en in dat geval wordt de vrijheid van handelen te veel beperkt, de kracht der on derneming verlamd. Maar daarenboven, willen de staatsbeambten met vrucht werkzaam kunnen zijn, dan zal hun niet alleen de bevoegdheid om de bescheiden en stukken der ondernem ing in te zien, in den ruimsten zin moeten worden toegekend, maar ook een recht van veto zal hun niet mogen onthouden worden. Tot uitvoering dier uiterste maar onvermij delijke consequentie, zal mea niet licht wiHen komen. Ons komt het voor, dat het stelsel van eenvoudige openbaarheid da meeste aanbeveling verdi-nt. Zeker, ook met dat systeem heeft men den steen der wijzen nog niet uitgevonden; gaarne erkennen wij dat het gebreken heeft, ook al zija wij van oordeel dat zij wel wat ruim werden uitgemeten. Het betrekkelijk geringe aantal deskundigen dat thans nog het publiek ter voorlichting de behulpzame hand kan bieden, zal, wij geven het toe, zeker een bezwaar zijn. Maar de verwachting dat er meer dere zullen gevormd worden, behoeft daarom niet als ongegrond ter zijde gesteld te worden. Juist het feit dat de door de wet voorgeschreven open baarheid eeno behoefte aaa deskundigen doet ontstaan, zal er ook toe leiden, dat de hedendaagscho maatschappij middelen viudt om die behoefte te bevredigen. Of het particulier initiatief wel zoo onbeduidend is, als Mr. Knottenbelt geliefde ta beweren, mag o. i. veilig in twijfel getrokken worden. Het beste argument echter dat men tegen de staatscontrole kan aanvoeren, schijnt dit, dat de wijze waarop men haar, wil zij ten minste vruchten dragen, moot uitvoeren, te eenemale verwerpelijk is. Prof. Asser toonde dit duidelijk aan. Daarbij, dat voortdurend, diepingrijpend toezicht door staatsambtenaren is eene belemmering dio. waar elders dan ook populair, bij ocs nimmer het burgerrecht zou kunnen verkrijgen. Dia staatsbemoeiing, in onze dagen dikwerf aangeprezen, die de autonomie van het individu meer en meer wil neerdrukken, vindt in onze oogen allerminst genade. WARME KADETJES. Een Zaterdag-avond P raatje, LV. Het is mij hoogst aangenaam den lezers van het Weekblad een belang rijk nieuwtje te kunnen vertellen. Binnenkort verschijnt een oorspronkelijk Nederlandsch treurspel in vijf bedrijven, dat getiteld is Koair.g Phantastus" en dat zeer vermoedelijk op de planken zal worden gebracht. Het publiek zal alsdan ontwaren dat wij voorloopig nog niet onze toe vlucht tot stukken van ShaJcespere, Vondel, Galdcron, Hooft en andere schrijvers van vroeger eeuwen behoeven te nemen. Ik meen het er voor te mogen houden dat met Koning Phantastus" ecu nieuw gulden-tijdperk voor ons tooneel zal aanbreken; de lezer zal, naar ik vertrouw, mijne opinie deelen, wanneer hij de navolgende fragmen ten uit hot fraaie stuk leest, die ik ditmaal, in plaats van een kadetje, aan zijn oordeel onderwerp, overtuigd dat hij mij daarvoor ten hoogste dankbaar zal wezen. KONING PHANTASTUS" Eerste Bedrijf. ZESDE TOONEEL. Zaal in het Palcis. Kamerdienaar Ver t u (loopt onrustig heen en weder), 'n Dwaza historie, 'n meer dan vreemde historie! De residentie verwacht van Vertu te iiooreu wat het fijuo van de zaak is, en... Vertu weet letterlijk niets omtrent het voorgevallene! Zal ik op goed geluk het een of ander uit miju mouw schudden? Zal ik orakeltaal spreken gelijk Zijne Excellentie van Ijinnenlaudsche Zaken dat in het Parlement doet? Zal ik, gelijk een journalist m dcu komkommertijd, dingen fingeeren die kant noch wal

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl