De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 7 september pagina 6

7 september 1884 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 376 schilders zeer te betreuren, maar voor de goede kunst en de gezondheid der bezoekers zeer gunstig is. Men beeft zich gehaast boven de fries van het kunstpaleis," op de vier kapiteelen der dorischo colonnade welke het gebouw... versiert de drie standbeelden te plaatsen waarop vrouwe Musica met uitgestrekten arm reeds lang in hare eenzaamheid stond te wachten. Eerst de stijger, daarna de piasregens beletten ons tot heden die dames, voorstellende de Dichtkunst, de Beeldhouwkunst en de' Bouwkunst (eeuwige herhaling van dezelfde zinnebeelden!) op ons gemak te betrachten. Wij komen op deze werken, naar teekeningen van den begaafden I)e Groot vervaardigd, terug en ijlen nu maar de zalen in, om spoedig een totaalindruk, of' (is dit een germanisme) den indruk van het geheel op ons te laten werken. Onmiddellijk bemerkten wij eene verbetering, die van groot gewicht is. De meeste schilderyen dragen in de lijst den naam van den schilder en de aanduiding van het onderwerp. Dat is de goede weg om de liefde voor de kunst en hare kennis algemeener te maken. In den tijd dat men geene paneelsn of doeken kende, bijzonder bestemd om langs eenen of anderen onverschilligen muur opgehangen te worden; in den tijd dat men de kunst niet tot nederige dienares der aristocratie maakte; in den tijd dat men meer begrip had niet alleen van de samen werking van dichtkunst en muziek, of van zang en dans, maar bijzonder van bouw- en schilderkunst, in die dagen toen alle kunst in de eerste plaats eene volksuiting was, door en tot het volk sprekende, in die dagen verklaarde een schilderstuk zich zelf door de plaats die het innam, en men bekommerde zich niet veel om den naam des kunstenaars. Heden is het anders: het volk zelf wil beter kennen en oordeelen. Daarom zij de commissie geprezen die op dit belangrijk onderdeel hare aandacht vestigde, en in dien zin een verzoek aan de kunstenaars richtte. De Zondagsbezoeker der expositie, die 10 centimen (5 cents) ingangs geld betaalt, kan zich toch geenen catalogus koopen, al kost hij slechts .vijftig centimen. De catalogus! Ik heb daar een tweede punt aangeraakt. Gelijk een wetenschappelijk boek niet toereikend bruikbaar is zonder register, zonder uitvoerigen bladwijzer, is een tentoonstelling van meer dan 1400 kunst werken voor het groote, beschaafde of half beschaafde publiek nutteloos zonder goeden catalogus. Die van heden is ondertusschen op ouderwetsche manier alphabetisch opgesteld, zoodat men met het opslaan van eenen naam soms meer tijd verliest dan men noodig heeft om het kunstwerk te beoordeelen. (Men bedenke dat een groot aantal schilders niet aan het bovengenoemd verzoek der commissie hebben voldaan.) Het opzoeken der namen en bijzonderheden werkt storend op den indruk en verstrooit zonder 't minste nut. Den catalogus naar zalen in te richten, is tot nog toe het eenigst verstandige stelsel. De toeschouwer vindt dan van bladzijde tot bladzijde de tafereelen, gelijk zij zich voor zijn oog ontrollen. Wy treden binnen en slaan een blik naar rechts en naar links... De heer Beernaert heeft gelijk! Er zijn wel weinig Hollanders, doch wat zij zonden is in 't algemeen uitmuntend. Bijzonder geestig van onderwerp en behandeling is: De opening der 'jacht van den te Antwerpen wenenden G. 3. Portielje; uitmuntend van teekening, hartelijk van behandeling der onderdeelen. Een bejaard heer treedt in jachtcostuum hij zijnen vriend binnen om hem af te halen. Deze... heeft het pootje! Teleurstelling! De beweging van den binnentredende had iets levendiger kunnen zijn, daar hij een echt liefhebber schijnt te wezea. De schoone, half ver flenste»- doch daarom niet minder harmoniause Kozen van mejuffrouw Margaretha Koosenboom (ofschoon reeds elders gezien) trokken onmid dellijk onze aandacht, want zij onderscheiden zich van vele fruit- en bloemstukken, waar de kleur wel gevat en sprekend is, doch de Duft der poëzie ontbreekt. Aan den catalogus (den gewichtigen gids) ontbreekt ook eene lijst der inzenders b.v. naar natiën geregeld, zoodat het moeilijk valt onmiddellijk te beoordeelen hoe groot het aantal is van buitenlandsche deelnemers... Bisschop trekt ons oog; Eichard Bisschop, die wat de fijnheid van uitvoe ring betreft bij zijnen naamgenoot (den schilder der kroonjutveclen, Het bezoek ly grootmama, enz.) wel een kijkje mocht nemen. Zijn VisscJtersbanJc in de kerk te Maassluis is geestig van compositie, ook de architec tuur is waar van kleur, doch alles op moderne wijze geflodderd. Het impressionisme zal weldra afgedaan hebben eu begint reeds démod te worden. B. J. Blommers' Vischvromo heeft ook geen geluk. Wij zagen haar reeds elders aan hare bezigheid. Ik geloof dat zij rog snijdt. Onze sterkste bril liet alleen een a peu pres waarnemen. Om H. W. Mesdag te herkennen en te genieten behoeft het oog geen wapen. Bij alle eenvoudigheid van voorstelling spreekt uit zijn (603) strand: Opzoeking der ankers na den storm, eene ware, gezonde, treffelijke poëzie, gegrond op scherpe teekening en ongezochte kleur. Weldra hopen wij zija Noordsee (602) te ontmoeten. B. A. G. J) Zie Weekblad 1883, nr. 322-325. PAVILIOEN-SCHILDERIJEN DE VOS". III. Mijna achting voor den smaakvollen en vriendelijken Mascenas en Oud-lid van den Bestuurs-raad der Akademie, heeft mij geen oogenblik mijne herinnering doen wantrouwen, dat Jac. de Vos Jacsz. de tafereelen met f 100 betaald had; ik ben nu echter ingelicht, dat er maar / 50 voor is gegeven; mijne bezwaren tegen het doen van dergelijke bestellingen hebben er slechts in gewicht door gewonnen. Tot de stukken, die, in der tijd, het meeste opgang maakten, behoorde No. 38 Moord van Aleid van Poelgecst, door den Heer Egenberger. Inderdaad kan men geen verdiensten van kleur, uitwendige schikking, en uitdrukking aan dit tafereel ontzeggen; maar het mist de hoedanig heid, die Rembrandt en Jan Luyken (bijv.) in zoo liooge mate bezaten; namelijk, om met naauwkeurigheid en geringe middelen hun onderwerp uit te drukken en daaraan elk gebaar ondergeschikt te maken. Men kan niet zeggen, dat ook de Heer Paul Tétar van Elven hier bizonder in uitmunt. Zijn no 70 het schilderachtig onderwerp der Wederdoopers te Amsterdam zondigt bovendien door geringe getrouwheid in kostuum en bouwstijl. De teekening van het Compromis" (No 75) is ontzaglijk burgerlijk opgevat. De Heer de Glimes onder no 96 neemt den Raad van State niet gevangen; maar schijnt ze te komen waarschuwen. Tot de beste werken van bovengenoemd lid eener kunstenaarsfamilie behoort no 106, ofschoon Oldenbarneveld, door het uitstrekken van zijn arm, zijn buurman een kop kleiner maakt. Op no 149, dat anders wel juist van uitdrukking is, treft men een holl. vlag aan met het blaauw boven. De Heer Jos. Israëls zeilt, op No. 21 de ontdekking van liet lyk van Koning Willem II, nog in het volle zog der romantiek. Floris V is een knielend albumbladriddtrtjen; koning Willem draagt een harnas uit een Alaanakjeu des Dames", uit den salon van Hortense. 't Is wel vreemd, als men Melis Stoke ieder oogenblik kon opslaan (want te vragen, dat de dishters en schilders vaa het tijdperk der romantiek op de leidsche bibliotheek handschriften gingen lezen, was wat kras), dat men dan in al die theatrale dwalingen van de eerste helft dezer Eeuw vervallen is. En toen de sehilderijen'De Vos werden gemaakt, had de Vereeniging Jonckbloet-De V'ïes reeds belangrijke romans en andere tijdschilderende ge dichten uitgegeven! Maar wat zal men zeggen? Jacob van Lennep, neen, zelfs Ter Gouw is nooit in het kostuum-charakter der Middeleeuwen ingedrongen. Ten opzichte van den Heer Israëls betreur ik haast nog het. meest het geweid der reaktie. Hij is zich in later tijd dermate zijne deel neming aan de beweging der romantiek gaan kwalijk nemen, dat hij in het exces van het impressionisme is gaan vervallen. Eerst was de over gang beschroomd; frischheid en teerheid gingen samen met fijn gepro fileerde, korrekte teekening. Het bleef de moeite waard meubels te tee kenen; achtergronden te schilderen. Dat is langzamerhand afgeschaft geraakt. Aan omtrekken wordt niet meer gedacht; lijnen acht men horrible en de weerzin tegen de kostumen en verdere eigenaardigheden der beschaafde samenleving is zoo groot, dat er geen heil meer is dan in kwalijk riekende intérieurs, lieden met morsige handen, en tooneelen, die nu de gevoelige kantjens van het visschers- en boerenleven zoo wat ver bruikt schijnen, aan eene jammerlijke onbeduidendheid bij hunne onaan zienlijkheid beginnen te lijden. Laten wij echter niet vergeten, dat Joseph Israëls ook de auteur is van het breistertjen en van de angstige jonge vrouw en moeder met de grootmoeder en het rustig soepëtendjongentjen; een meesterstuk, alleen reeds voldoende om een kunstenaar de onsterf lijkheid te verzekeren. Men heeft den waterschilder Kannemans opgedragen een paar schil derijen te maken, die slechts schijnbaar aanleiding gaven, dat de man in zijn specialiteit optrad. No. 158 Bravoure de van Galen devant PortMarie" is bovendien zoo klein van proportie, dat de figuren als Lilliputtertjens bij die der andere tafereelen afsteken. Onze maestro II. F. C. ten Kate levert in 255 insgelijks een kompoziüe met kleine proporties (?Sacre de Guillaume IV"). De kunstenaar heeft geen gelegenheid gevonden in deze Nieuwe-Kerk-scène zijne kleurgevoeligheden den teugel te vieren. Het stuk is koud en droog. Les arts somptuaires, die hier triomf hadden moeten vieren, zijn met stomheid geslagen. Meer verdienste heeft het lichter gekomponeerd No. 238: Lodewijk Napoleon op Hollands onafhankelijkheid bij zijn broeder aandringend. De Koning is beter dan de Keizer uitgevallen. Veel vinding in de aktie valt niet te waardeeren. De Heer D. van der Keilen is er in geslaagd het feit der oplichting vai» Prins Philips Willem uit de Hoogeschool te Leuven charakteristiek uit te drukken, zoo als het hem werd opgegeven, 't Komt onbegrijpelijk voor, dat Van Lennep als lezing zou hebben verstrekt que Ie jeune Comte resta pendant 28 ans prisonnier en Espagne". 't Is waar, dat zijne vrijheid van reizen belemmerd was; maar de gevangenschap was anders nog dragelijker dan de ballingschap, waartoe de Staten, onder aanwakkering van Prins Maurits" (toen rechtens nog geen Prins), hem verwezen. J. van Koningsveld (jong gestorven) heaf't aan de theatraliteit geofferd. Laten wij de hoop uitspreken, dat onze tooneelkunstenaars, algemeen, de natuur zoo trouw zullen nastreven, dat de uitdrukking theatraal hare beteekenis verliest. No. 103, een weinig bekend feit van Marcellus Bax, is niet gekornponeerd; de paarden zijn grootendeels verongelukt. No. 136, het verdrinken van den koning van Bohème", had men nu aan Kannemans moeten opdragen. 5 S. '84. A. Th.' TEEKENSCHOOL VAN FELIX MEIUTIS." Do teekeningen van den afgeloopen cursus der Teekenschool van Felix JUeritis zijn weder in do zalen van het gebouw tentoongesteld. Van heden tot 17 Sept. is deze collectie, die een juist overzicht geeft ? van het nut der inrichting, voor iedereen te zien. Men vindt er ongeveer honderd twintig teekeningen vier en zeven tig leerlingen namen aan den afgeloopen cursus deel en kan zich tevens op de hoogte stellen van hetgeen prijzenswaardig" is bevonden, daar de bekroningen boven de teekeningen zijn vermeld. Wij doea de namen der gelukkige prijswinners hier volgen. Rechtlijnig Teekenen. 4e klasse B. J. Haag, bronzen medaille; G. Poorfc, 1ste getuigschrift; H. Alberts, loffelijke vermelding. 3s klasse B. A. Brusse Jr., 1ste getuigschrift; J. D. Landréen A. C.) Willink, 2e getuigschrift; D. Pont en J. Alberts, loffelijke vermelding. 2de klasse 2de afdeeling. D. Kok, 1ste getuigschrfft; J. Rinse en A.' C. Sleeswijk, 2e getuigschrift; C. Wiegand en J. M. Salm, loff. vermelding.' 2de klasse 1ste afdeeling. B. J. Hesselink, 1ste getuigschrift; Z. G. ten Doesschaten, 2de getuigschrift; C. Alberts en R. Tjebbes, loff. vermelding, 1ste klasse 2de afdeeling. B. H. Rouffaer, 1ste getuigschrift; H. W. J.' Upmeyer, 2de getuigschrift; J. P. Fuake ea W. J. Heydeman, loff.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl