Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
1\
1ste klasse 1ste afdeeling. H. A. Wolff 2de getuigschrift; P. Lugt en
F. E. Matthes, loff. vermelding.
Handteekenen.
4de klasse A. F. Baay Jr., bronzen medaille; J. F. Deuffer Wiel, ge
tuigschrift.
3de klasse A. H. G. van Rinkhuyzen, 1ste getuigschrift; A, J. d'Aily
en D. Kok, 2de getuigschrift; C. Hellingman en W. Middel veld Viersen,
loff. vermelding.
2de klasse, 2de afdeeliug. M. J. Salm, 1ste getuigschrift; J. G. van
Caspel, 2de getuigschrift; J. Rinse en A. C. Sleeswijk. loff. vermelding.
2de klasse, 1ste afdeeling. C. Alberts, 1ste getuigschrift; J. P. Fonke,
?ode getuigschrift; R. Tjebbes en P. J. Ott de Vries, loffelijke vermelding.
1ste klasse, 2de afdeeling. K. F. Bögeholtz, getuigschrift; H. W.
Upjneyer, loffelijke vermelding.
1ste klasse 1ste afdeeling. E. W. Stork, getuigschrift; G. H. Matthes,
loffelijke vermelding.
De commissie van beoordeeling heeft bestaan uit de hh. B. W. Wierink,
C. C. -32. van Breda, J. A. Rust en J. A. Rooseboom.
UIT BELGIË.
Het 19de Taal- en letterkundig Congres,
gehouden te Brugge.
(Slot.)
Op het concert wat den Congresleden werd aangeboden voerde men,
behalve werken van Benöit en Nicolai nog muziekstukken uit van Richard
Hol, J. Busschop, L. Hinderyckx, A. Wybo, K. Mestdagh, L. van Gheluwe
en de bekende romance voor viool, van Beethoven, zeer voldoende (met
orkestbegeleiding) gespeeld door den heer Goetinck. Er was ook nosr eene
voordracht beloofd van Die Sage van Groeningheveld, woorden van Ad.
Duclos, muziek van J. Duclos; doch daar de Solist ongesteld" was ge
worden, bleef de uitvoering achterwege. Van Hol's Symphonie in D. gaf
men ons alleen het (keurige) Andante te genieten. Van den Welkomstgroet
van den heer Busschop was de tekst niet afzonderlijk uitgegeven. Wij
?willen daarom ons oordeel opschorten, doch kunnen verzekeren dat zich
eene zekere vaardigheid van compositie ook in dit stuk van den schrijver
der bekende kerkmuzi^) uitsprak.
Wybo's lieve liedereu Hoe lang en Van den getrouwen minnare hoorden
wij met genoegen terug, al bedroog zich de zanger wel eens in den tekst.
De Vrfflieidshymne van Mestdagh is van levendige werking, maar 't is
moeilijk op dezen tekst muziek te zetten, waarin de storm (bestorming)
en het oproer zonder dramatischen samenhang uitsluitend als begrippen
van algemeenen aard worden bezongen. Venezia Verlost van L. van Ghe
luwe (3e deel), gedicht van Van Soust de Borkenfeldt is kleurrijk en vol
afwisseling. Evenwel, om daarover volkomen goed te oordeelen,
wecschten wij weder het geheel te kennen.
Zoo gaat het ons ook met den Agmis Dei van Fr. de Coninck, waarin
ons het Miserere wat lang, maar de Dona nolris zeer hartverheffend en
wel geschreven voorkwam. Wij zouden ook gaarne eenea grooteren lof
toezwaaien aan de Symphonie van Henderyckx, indien wij wat meer dan
allesn het Schema hadden gehoord, wat op al te sprekende wijze aan
de studie der 8ste Symphonie van Beethoven herinnert.
Kortom het was een concert van fragmenten uit weinig bekende wer
ken, en in dit opzicht kwam ons het programma dan ook ongelukkig
samengesteld voor. Geen indruk was duurzaam of diep; het was eene
duizelingwekkende dégustatïon welke vier uren duurde, 't Kon ook niet
anders of de uitvoering moest vrij onvolkomen zijn. Ondertusschen ver
dienen de mannen van Brugge toch onzen hartelijken dank voor de moeite
die zij zich gaven.
De uitslag van 't Congres in't algemeen is den meesten onzer lezers
voorzeker reeds uit andere bladen bekend. Hier zijn dan slechts eenige
algemeene trekken in herinnering te brengen.
De twee hoofdpunten die er vielen op te merken zijn deze: lo dat d&
algemeene geest zich uitdrukte in de gedachte eener duurzame goede
verstandhouding tusschen Noord en Zuid. Zoowel de burgemeester Visart,
bij de ontvangst der gasten op 't Stadhuis, als de Gouverneur bij het
beantwoorden van den dronk door den Voorzitter De Maere-Limnander
op 't banket ter eere van H.H. M.M. Willem III en Leopold II uitge
sproken ; zoowel de Voorzitter zelf als de heer DesiréDelcroix, die op
het stadhuis, namens den minister Bëernaort het woord voerde zij allen
wezen met ernst en voldoening op de bevestiging van den band die door
de koningen der beide landen was gelegd, in het voordeel der samen
werking op het gebied van kunsten en wetenschappen. Het tweede punt,
wat meer dan alle andere vragen aanleiding gaf tot lange redetwisten
en gelukkig werd beslist, is dat van 't gebruik der gewestspraken,
of liever der echt-Nederlandsehe woorden, die evenwel slechts in eene
enkele provincie worden gehoord.
't Was^ vrij natuurlijk dat alle congresleden de meening aanhingen dat
uitdrukkingen, niet strijdig met den geest der nederlandsche taal, ook in
de schrijftaal kunnen gebezigd worden. Wanneer dan, ondanks dat, hier
over nog met warmte werd gestreden, moet deze redetwist aan een zeker
mistrouwen toegeschreven worden, waardoor van de eene zijde de angst
heerscht dat zich zegswijzen gaan verbreiden die te zeer als platte
idiotismen moeten worden beschouwd, en van den anderen kant gevreesd
wordt dat de kolommen der woordenboeken voor alleen schijnbaar
ondietsche woorden zullen gesloten blijven.
Ten slotte zou ref. zich gaarne nog een woord over den historischen
en godsdienstigen optocht" veroorloven. Wij nemen gaarne aan, dat een
vroom geloovig gemoed zich verheven en gesticht kan gevoelen door die
historische herinneringen en die kerkelijke ceremonieën, die kleederen
waarin duizenden van franken steken, die perlen van den aartshertog van
Oostenrijk, die mantels van fluweel en zijde... maar och, ons critisch,
.historisch en koud gemoed was (het moet er maar uit) joiet bevredigd. 4
Die M>owM-&e-historische zangen en koperen Sax-instrumenten, die Adela
op de vlucht", rijk uitgedost in hofkostuum de zee trotseerende, die
waggelende personen, en vooral ten slotte die sterk waggelende pop,
(Earel de goede) in zoogenaamd twaalfde eeuwsche pij, boven van eene
fcooge zuil de stad zegenende dat alles zoo humoristisch wat ernstig moest
^chijnen stoorde en ontstemde ons, ondanks de 50,000 en meer saam*
.gestroomde toeschouwers.
Kortom men is bereid de groote en edelmoedige deelneming aller stede
lingen, de pracht en den glans der kostumen en zelfs de harmonie van
sommige groepen, vele paarden en de hondentrits te bewonderen, maar,
met allen eerbied voor hartelijke volksuitingen, nationale zeden en over
leveringen moet men toch bekennen dat hier, uit een ernstig es t h er
tisch oogpunt, Mucb. ado about nothing" 1) te vinden is. f
Brugge, 31 Aug. '84. M. A.
1} Veel geschreenw en weinig wol.
LETTERKUNDE.
GRAMSBERGEN'S HARTOOG VAN PIERLEPON EN GRYPHIÜS'
PETER SQÜENZ.
In het onlangs verschenen derde deel zijner Bijdragen tot de Geschie
denis der Nederlandsche Letterkunde behandelt Dr. Georg Penon de
Nederlandsche bewerkingen der geschiedenis van Pyramus en Thisbe
(bl. l?35). " Natuurlijk brengt de schrijver ook Adriaan Leeuw'a
Klucht van Pyramus en Thisbe en Gramsbergen's KluchtigJïe Tragoedie
of den Hartoog van Pierlepon ter sprake.
Dat Leeuw's Klucht eene vrije vertaling is van Gryphius' Absurda
Comica oder Herr Peter Sqttens werd reeds vóór eenige jaren door mij
aangetoond 1); over de betrekking tusschen den Peter Squenz en
Gramsbergen's Kluchtighe Tragoedie schreef ik in Schnorr's Archiv für
Litteratnr-Geschichte (IX, 445?i52) een opstel, dat in Duitschland de
aandacht trok 2) doch in Nederland zoo goed als onbekend bleef. Blijkens
Dr. Penon's woorden Er is groot verschil tusschen beide stukken (Peter
Squcns en Den Hartoog van Pierlepon) n wat het geheel, n wat de
bizonderheden betreft", heeft ook de genoemde grondige onderzoeker
onzer letterkundige geschiedenis geen kennis genomen van mijn stuk in
het Archiv. Daar ik het nochtans niet geheel zonder gewicht acht, ook
voor onze litteratuur, zij het mij vergund er hier het voornaamste uit
mede te deelen.
Algemeen neemt men aan, dat Shakespeare de eerste is geweest, die
op het denkbeeld kwam de droevige geschiedenis van Pyramus en Thisbe
tot een kluchtspel te verwerken. Het interlude uit den Midsummer-nights
Dream is algemeen bekend en heeft blijkbaar reeds vroeg grooten bijval
gevonden. De onderstelling, dat Shakespeare's tusschenspel in ons land
en Duitschland bekend is geworden, en door Gramsbergen en Gryphins
(of Dauiel Scliwenter) 3) zelfstandig is bewerkt, ligt dus voor de hand.
Van groot gewicht is nu echter de vraag naar de betrekking, waarin die
beide navolgingen de Hartoog van Pierlepon en de Peter Squene
tot elkander staan.
Wij mogen niet aannemen, dat de Hollander het Duitsche blijspel en
evenmin dat de Duitscher do Hollandsche comedie heeft gekend. Naar
alle waarschijnlijkheid toch is de Peter Squens vóór 1650 geschreven,
hoewel het stuk eerst in 1657 in druk verscheen; de Hartoog van Pierlepon
daarentegen werd uitgegeven in 1650. Bovendien vertoont het Duitsche
blijspel hier en daar overeenkomst met den tekst van Shakespeare, waar
het Hollandsche afwijkt en komt het Hollandsche weer op andere plaatsen
met Shakespeare overeen, in tegenstelling met het Duitsche.
Zouden wij dus eenvoudig kunnen vaststellen, dat Gryphius en Grams
bergen beiden Shakespeare's Interlude hebben gekend en onafhankelijk van
elkander dat tusschenspel tot eene volledige klucht hebben omgewerkt?
Een zeer merkwaardige omstandigheid mogen wij hier niet over het
"hoofd zien. Tussschen de bewerkingen van Gryphius en Gramsbergen
bestaat groot verschil, het is waar, maar nu en dan ook groote overeen
komst in punten, waar zoowel het Hollandsche als het Duitsche
kluchtspel van Shakespeare afwijken. Wij mogen derhalve geen gewicht hechten
aan de verklaring van Dr. Penon: En bij onderzoek is mij gebleken dat
in Gryphius' stuk niets is te vinden wat aan invloed van Gramsbergen op
Gryphius zoude doen denken (aangenomen dan, wat geenszins bewezen
is, dat Gryphius' stuk na 1650 is geschreven)."
De punten van overeenkomst nu tusschen de beide navolgingen mogen
tier vermeld worden. Misschien hebben wij hier en daar aan een toe
vallige gelijkheid te denken; het gaat echter niet aan, in alles slechts de
grillen van het toeval te zien.
Ten eerste dan doen de titela der comedies eenige verwantschap ver»
moeden:
Kluchüghe Tragoedie of den Hartooq van Pierlepon en
Absurda Comica oder Herr Peter Squens.
In het Duitsche blijspel is Peter Squenz de eenige van de tooneelspeleï'si
die Herr" wordt genoemd; in den Hartoog van Pierlepon heet alleen de
boekhouder" (souffleur) Spillebien Mr." Brj Shakespeare voert geen
der handswerkslui een bijzonderen titel. By zijn eerste optreden in den
Midsummer-nights Dream smeekt Pyramus den muur in een korten mo
noloog hem een scheur te willen toonen, waardoor hij Thisbe zou kunnen
aanschouwen. In de beide navolgingen daarentegen houdt de held eene
lange alleenspraak, waarin hij zich beklaagt over de kwellingen, die de
liefde hem doet ondergaan en beweert, dat Cupido hem in vlammen zet.
Tot de grappen in de bewerkingen van Gramsbergen en Gryphius be
hoort ook het te laat optreden der tooneelspelers. Bij Shakespeare komt
dit niet voor. In den Hartoog van Pierlepon roept de Boekhouder, na
het tooneel met den leeuw:
Uijt, uijt, hoorje niet? hoe meng jelui dns temen,
Hei, uijt t 't Zei laat gedaan wezen, en den Hertoog zei 't qnaly'k nemen.
? J.e weet ommera wol, liet moet op EU geeetten tjjd gedaan J^B."