De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 14 september pagina 13

14 september 1884 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No, 377 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. mij toch herinner, dat ik mij bij eenigen van hen zeer goed heb vermaakt. Door dit te zeggen zal ik mijn smaak in de oogen van den heer K. J. W.jfen ggne vrienden verdacht maken, maar de ridderlijkheid gebiedt mij bet te bekennen. Fijne geestigheden, ik stem het gaarne toe, zoekt men met beter uitslag in de Fransche dan in do Duitsche blijspelen; zoo gaat het toet de teekening van groteske karakters; zoo gaat het met de kenschetsing van komische toestanden, geboren uit wanverhoudingen der Maatschappij, of de eigenaardige deugden en gebreken der optredende personen. Ik wil in het midden laten of de Duitschers bepaald onmachtig zijn voortreffelijke bhj'spelen te leveren, maar enkel aanstippen, dat die waar mede ay thans het Germaansolie, Slavische en Noorsche tooneel voorzien, aoader bading in den smaak vallen, niet alleen van Duitschers maar zelfs van volbloed Hollanders; welke twee rassen men niet met elkander zal verwarren. Z\j vallen in den smaak, niet alleen bij dat deel van het publiek, 't welk men gewoon is met den naam van volk" te bestempelen, maar ook bij dat ander* gedeelte, 't welk men beschaafd publiek" noemt. Het komt mij voor, dat die twee woorden, tot op zekere hoogte, ijdele klanken zijn, want ik heb personen uit het beschaafd publiek" ontmoet, die hoog weg liepen met de Bibliothecaris en andereu, uit het volk", die dfl schoonheden van Sandeau's Helene de la Seiglière wisten te waar deeren; maar, enfin, men heeft ze eenmaal als duidelijk kenschetsend dan genomen. Het kan büna geen verwondering baren, dat de Duitsche stukken (niet «Heen de blijspelen) niet in Frankrijk worden opgevoerd. De redenen liggen zóó voor de hand, dat ze hier onopgesomd kunnen blijven, maar pleiten nu niet bepaald tegen de Duitsche geestigheid of tooneelroutine. We hebben dus aangenomen, dat de blijspelen in quaestie door de helft, WOftl ni«t door drie vijfden van ons publiek gaarne worden gezien, dan kan men hst toch waarlijk den tooneeldirecteuren niet ten kwade duiden, wanneer ze die stukken opvoeren en behoeft men hun daarom nog geen Soeden «maak of juist oordeel te ontzeggen. Waarom men 's zomers zou iulden (?soo'n enkel Duitsch blijapeltje") wat men 'a winters niet wil uien, is mij een raadsel, waarvan da heer K. J. W. de oplossing schijnt te kennen. Wat mij betreft: ik wil, voor een oogenblik, eens aannemen, dat het werkelijk van wansmaak getuigt, wanneer men zich bij de opvoering dier Duitsche blijspelen vermaakt. De kunstrechtcrs hebben er veel kwaads ran verteld. Ik zou eigenlek lust hebben er veel goeds van te zeggen. Niet >m die geleerde heeren tegen te spreken; niet om de gebreken te verdeligen, die zij er in ontdekt hebben, maar alleen omdat ik geloof, dat men ran die gebreken niet zoo'n ophef had behoeven te maken." 1) Maar ik «ril ze nu eens niet verdedigen en met den heer K. J. W. zeggen, dat men 5*n slechten smaak heeft wanneer men ze aardig vindt. Deze nu weet te goed wat tegenover dien hém-schenden wansmaak de aak des oritiekers is en zegt het ook kort en duidelijk. Hij moet, naar mate ^ zijner kracht, invloed ten goede wenschen uit te oefenen, den fooruitgang der dramatische kunst ten onzent bevorderlijk trachten te !Ün." Dit is het begin van des heeren W.'s geloofsbelijdenis; verder f.egt hjj nog: het Ttomt er op aan den lezer (het publiek) te overtuigen. tloe dit laatste het beste geschiedt weet de heer K. J. W. eveneens te seggen, n.l. door den toestand zoo volledig mogelijk open te leggen en ;e verklaren, de oorzaken te onderzoeken." Of de heer K. J. W. aan dit zijn programma in zijne critieken getrouw jlijft, laat ik onbeslist; zeker is het, dat hij niet overtuigt. Men overtuigt Jooit iemand, of een deel van het publiek, van het feit, dat zijn smaak sen verkeerden weg is ingeslagen, door zich lijnrecht tegenover dien perloon of dat publiek te plaatsen en eenvoudig te zeggen: Uw smaak leugt niet, de mijne is beter. Wat mij doet lachen is tienmaal geestiger, lienmaal grappiger, tienmaal doller, zoo ge wilt, dan wat uwe lachzenujren zoo Sterk kittelt. Hier is fijne humor, uitspinnende combinatiegeest (O even gemakkelijk op te vatten; alleen niet zoo erg naar, zoo erg laag 9jj den grond." Op welke gronden steunt u dat alles, mijnheer K. J. W.", zal de tegen partij vragen, die ocdanks of misschien door zijn wansmaak van sceptiichen aard is en niet van meening, dat beweren beter is dan bewijzen". Ik wenseh overtuigd te worden, zal zij voortgaan, dat gij niet eenijdig in uwen smaak zijt. Eilieve, is het u ontschoten wat Lessing in ie aankondiging zijner Dramaturgie heeft gezegd ? Men heeft geen goeien smaak, wanneer men eenzijdig is in zijne oordeelvellingen. De echte imaak is die welke alles kan waardeeren, alle schoonheden van welken »ard ook, op de rechte waarde weet te schatten en van geen harer meer jenoegen of bekoring verwacht, dan z\j naar den aard van haar wezen ichenken kan". Mijne bescheiden meening is, dat een kunstrechter, die in waarheid op ie vorming van den smaak zijus volks een goeden invloed wenseht uit ;e oefenen, zich niet veel hooger moet plaatsen dan de ontwikkelingssport, waarop dat volk zich heeft weten te verheifen. Is die sport niet te laag, lan lijkt het mij zelfs gewenscht, dat ook hij zich er op plaatse, om met zijn volk, waarvoor hij geroepen is zijn oordeel uit te spreken, eengeheel te vormen. Het zyn niet de beste leermeesters, die voor het verstand en de ontwikkeling hunner leerlingen den neus ophalen. Welnu, wat ook de heer K. J. W. c. s. zeggen, mg lijkt, vooralsnog, de opvoering dier bewuste blijspelen gewengcht en (ik durf het on bewimpeld verklaren) schijnt het nut gering toe, dat de klassieke mees terwerken zouden dragen, wanneer men ze bij voorkeur opvoerde. Wie is in de laatste jaren komen zien naar Vondel's Leeuwendaelers, Hooft'a Warenar met den pot, Molière's DoMer ttgen wil en dank of Vrek ? Dat Shakespeare's stukken gaarne worden gezien is geen reden om te den ken, dat men andere klassieken op den rechten prijs zon schatten : zij toch paren, ten minste de meesten, aan klassische schoonheid al de eigen aardige aantrekkelijkheden der nieuwere drama's. Zoolang niet alle menschen een ruim ontwikkelden zin voor het goede en gchoone bezitten, zal men, wil de veredelende invloed van het schouwtooneel werken, ook middelmatige stukken moeten opvoeren. Ook de panoptica hebben hun eigenaardig nut) *. ziet men er eleohts wassenbeelden en het is zeer waarschijnlijk, dat de Laoüoon-groep, n deMoees van Michel-Angelo, n de Vernis van Milo, n de Apollo van Belvédère, voor het groote publiek tentoongesteld, veel minder bewondering zouden uitlokken en waardeering genieten, dan bijv. de koningsgroep," of Z. M. Willem III, als kousenband-ridder, of koningin Victoria, of President Krüger. Om meesterwerken op hunne rechte waarde te kunnen schatten, moet men eene grootere beschaving bezitten, dan bet meerendeel van het schouwburgbezoekend publiek eigen is. En zoolang dat meerendeel de noodige beschaving mist om de fijne geestigheid der Fransche blijspelen te kunnen genieten, is het gewenscht, dat de schouwburgdirecties de wel is waar grovere, maar toch ook dikwijls gezondere grappigheid der Duitschers opbrengen. Zoowaar er menschen (zou voor wie -Beijersch bier eene grootere lekkernij is dan champagne, zoowaar zijn er ook, die zich bij de Inkwar tiering hebben vermaakt en door De wereld, waarin men eich verveelt, hebben gegeeuwd. Hoe dat mogelijk is? Ik zou daaromtrent niets bepaalds durven zeggen, maar 't is waar. Ten slotte wenseh ik den heer K. J. W. nog te bestrijden met een wapen, dat ik wederom uit het tuigkuis van Lessing's Dramaturgie haal, en wel uit het 14e stuk, waar hij Voltaire citeert, die zegt: Men kan niet altijd alles doen wat onze vrienden ons raden. Er zijn gebreken, die voor het wezen der zaak noodzakelijk zijn. Men ontneemt een bochel het leven, wanneer men hem van zijn bult verlost." Welnu onze smaak voor tooneellitteratuur is misschien gebocheld, maar toch is hij gezond. A., Sept. 84. Reinier de VpB. 1) Lessing'a Dramaturgie, 15s Stüek. Mijnheer de Redacteur. In uw Weekblad van 7 September stond een stukje van den heer Pasquino getiteld: Uit het Haagje". De schrijver, sprekende over zijne tante, bezigt daarin de volgende woorden: Ze was deftig, styf, streng, aan den fijnen kant, wat van zelf epreekt, en verzot op katten, wat ook van zelf spreekt, want ze was en bleef haar leven lang ongetrouwd, bijgevolg kinderloos, wat al weder van zelf spreekt, namelijk voor den tijd, waarin mijn eerbare tante Mietje leefde. Thans, te midden onzer schitterende maatschappelijke verlichting, zou een jongen of een meisje van de ,Hoogere Burger" of van de Departemen tale" de gevolgtrekking allicht met een medelijdend glimlachje bejegenen." Als oud-leerling van de Hoogere Burger" protesteer ik tegen deze woorden en kan mij de meening van den heer P. alleen verklaren, door aan te nemen, dat hij een der slechtste H. B. S. in ons land bezocht heeft, of dat de atmosfeer, waarin hij leeft, niet van de beste soort is. Hij schrijft immers: Ik schrijf noch historie, noch kroniek; ik schrijf mijn indrukken neder en die zullen uit den aard der zaak al even grillig zijn als de atmosfeer, waarin ik leef." De meeningen over zedelijkheid mogen tegenwoordig te midden onzer maatschappelijke verlichting" nogal uiteen loopen, ik geloof jjiet, dat veel jongens of meisjes van de Hoogere Burger" of Departementale" boven genoemde gevolgtrekking met een medelijdend glimlachje zullen bejege nen. Althans niet, wanneer er sprake is van eene fatsoenlijke damo, zoo als ik veronderstel, dat de tante van mijnheer Pasquino is. Ontvang, mijnheer de Redacteur, voor de plaatsing dezer regelen mijn dank. B. II. FAILLISSEMENTEN. Arrondissement Amsterdam: J. H. Westhoff,hotel- en koffiohuisliouder te Hilversum; recht-comm. mr. D. Binger, cur. mr. R. Rinkel adv. en proc. te Hilversum. Arrondissement Amsterdam: J. W. Kieken Jr., 'winkelier in parapiuion, Oude Hoogstraat 22, rechter-commissaris mr. C. A. Chais van Buren, curator mr. A. C. M. Leesberg, advocaat en procureur; D. van Wijk, koffiehuishouder, Warmoesstraat 139, recht.-comm. mr. J. A. de Bas, cur. mr. W. F. Schimmel, adv. en proc.; L. H. Siegmann, vroeger winkelier in manufacturen, Wittestraat 51, recht.-comm, mr. J. A. de Bas, cur. mr. L. Rinkel, adv. en proc.; G. van Weeren, vroeger winkelier in manufacturen, Elandsstraat 83, recht.-comm. mr. Chais van Buren, cur. mr. L. Rinkel, adv. en proc. UITLOTINGEN. Rusland 4 K pCts. Oblig. Ie emissie 189O. Trekking van 10/20 Aug. Betaalbaar 20 Deo,/2 Jan. a. g. & 1000 L. st. NOS. 9311?513,758?754,14113?115,16024-020. a BOO L. 8t. NOS. 9314-319, 755-760,14116?121,16027?03218866?374,18710-718, 966?974, 20670?676, 21950?958, 23102?10, 358?366. ' <-' a 100 L. Bt. Nog. 9320-859, 761-800, 14122?161, 16033-072, 18375-429,19719 773,975-20029,679?733, 21959-22013, 23111?165, 367-421. 4 pCt. Aflosbare Spaansehe Schuld. Amort. Trekking van l September. De volgende SeriSn: Serie A: NOS 251 a 260 5681 a 690 8291 d, 300 9691 "i' 700 14031 a 90 14601 a 610 18291 a 300 19431 a 440 27751 a 760 41941 a 95043951 i 900 47431 i 440 .48701 a 710 48841 i 880 SC1U & 120 57771 4 780 58161 »-WO

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl