Historisch Archief 1877-1940
No, 377
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
mij toch herinner, dat ik mij bij eenigen van hen zeer goed heb vermaakt.
Door dit te zeggen zal ik mijn smaak in de oogen van den heer K. J.
W.jfen ggne vrienden verdacht maken, maar de ridderlijkheid gebiedt mij
bet te bekennen. Fijne geestigheden, ik stem het gaarne toe, zoekt
men met beter uitslag in de Fransche dan in do Duitsche blijspelen; zoo
gaat het toet de teekening van groteske karakters; zoo gaat het met de
kenschetsing van komische toestanden, geboren uit wanverhoudingen der
Maatschappij, of de eigenaardige deugden en gebreken der optredende
personen.
Ik wil in het midden laten of de Duitschers bepaald onmachtig zijn
voortreffelijke bhj'spelen te leveren, maar enkel aanstippen, dat die waar
mede ay thans het Germaansolie, Slavische en Noorsche tooneel voorzien,
aoader bading in den smaak vallen, niet alleen van Duitschers maar zelfs
van volbloed Hollanders; welke twee rassen men niet met elkander zal
verwarren. Z\j vallen in den smaak, niet alleen bij dat deel van het
publiek, 't welk men gewoon is met den naam van volk" te bestempelen,
maar ook bij dat ander* gedeelte, 't welk men beschaafd publiek" noemt.
Het komt mij voor, dat die twee woorden, tot op zekere hoogte, ijdele
klanken zijn, want ik heb personen uit het beschaafd publiek" ontmoet,
die hoog weg liepen met de Bibliothecaris en andereu, uit het volk",
die dfl schoonheden van Sandeau's Helene de la Seiglière wisten te waar
deeren; maar, enfin, men heeft ze eenmaal als duidelijk kenschetsend
dan genomen.
Het kan büna geen verwondering baren, dat de Duitsche stukken (niet
«Heen de blijspelen) niet in Frankrijk worden opgevoerd. De redenen
liggen zóó voor de hand, dat ze hier onopgesomd kunnen blijven, maar
pleiten nu niet bepaald tegen de Duitsche geestigheid of tooneelroutine.
We hebben dus aangenomen, dat de blijspelen in quaestie door de helft,
WOftl ni«t door drie vijfden van ons publiek gaarne worden gezien, dan
kan men hst toch waarlijk den tooneeldirecteuren niet ten kwade duiden,
wanneer ze die stukken opvoeren en behoeft men hun daarom nog geen
Soeden «maak of juist oordeel te ontzeggen. Waarom men 's zomers zou
iulden (?soo'n enkel Duitsch blijapeltje") wat men 'a winters niet wil
uien, is mij een raadsel, waarvan da heer K. J. W. de oplossing schijnt
te kennen.
Wat mij betreft: ik wil, voor een oogenblik, eens aannemen, dat het
werkelijk van wansmaak getuigt, wanneer men zich bij de opvoering dier
Duitsche blijspelen vermaakt. De kunstrechtcrs hebben er veel kwaads
ran verteld. Ik zou eigenlek lust hebben er veel goeds van te zeggen. Niet
>m die geleerde heeren tegen te spreken; niet om de gebreken te
verdeligen, die zij er in ontdekt hebben, maar alleen omdat ik geloof, dat men
ran die gebreken niet zoo'n ophef had behoeven te maken." 1) Maar ik
«ril ze nu eens niet verdedigen en met den heer K. J. W. zeggen, dat men
5*n slechten smaak heeft wanneer men ze aardig vindt.
Deze nu weet te goed wat tegenover dien hém-schenden wansmaak de
aak des oritiekers is en zegt het ook kort en duidelijk. Hij moet, naar
mate ^ zijner kracht, invloed ten goede wenschen uit te oefenen, den
fooruitgang der dramatische kunst ten onzent bevorderlijk trachten te
!Ün." Dit is het begin van des heeren W.'s geloofsbelijdenis; verder
f.egt hjj nog: het Ttomt er op aan den lezer (het publiek) te overtuigen.
tloe dit laatste het beste geschiedt weet de heer K. J. W. eveneens te
seggen, n.l. door den toestand zoo volledig mogelijk open te leggen en
;e verklaren, de oorzaken te onderzoeken."
Of de heer K. J. W. aan dit zijn programma in zijne critieken getrouw
jlijft, laat ik onbeslist; zeker is het, dat hij niet overtuigt. Men overtuigt
Jooit iemand, of een deel van het publiek, van het feit, dat zijn smaak
sen verkeerden weg is ingeslagen, door zich lijnrecht tegenover dien
perloon of dat publiek te plaatsen en eenvoudig te zeggen: Uw smaak
leugt niet, de mijne is beter. Wat mij doet lachen is tienmaal geestiger,
lienmaal grappiger, tienmaal doller, zoo ge wilt, dan wat uwe
lachzenujren zoo Sterk kittelt. Hier is fijne humor, uitspinnende combinatiegeest
(O even gemakkelijk op te vatten; alleen niet zoo erg naar, zoo erg laag
9jj den grond."
Op welke gronden steunt u dat alles, mijnheer K. J. W.", zal de tegen
partij vragen, die ocdanks of misschien door zijn wansmaak van
sceptiichen aard is en niet van meening, dat beweren beter is dan bewijzen".
Ik wenseh overtuigd te worden, zal zij voortgaan, dat gij niet
eenijdig in uwen smaak zijt. Eilieve, is het u ontschoten wat Lessing in
ie aankondiging zijner Dramaturgie heeft gezegd ? Men heeft geen
goeien smaak, wanneer men eenzijdig is in zijne oordeelvellingen. De echte
imaak is die welke alles kan waardeeren, alle schoonheden van welken
»ard ook, op de rechte waarde weet te schatten en van geen harer meer
jenoegen of bekoring verwacht, dan z\j naar den aard van haar wezen
ichenken kan".
Mijne bescheiden meening is, dat een kunstrechter, die in waarheid op
ie vorming van den smaak zijus volks een goeden invloed wenseht uit
;e oefenen, zich niet veel hooger moet plaatsen dan de ontwikkelingssport,
waarop dat volk zich heeft weten te verheifen. Is die sport niet te laag,
lan lijkt het mij zelfs gewenscht, dat ook hij zich er op plaatse, om met
zijn volk, waarvoor hij geroepen is zijn oordeel uit te spreken, eengeheel
te vormen. Het zyn niet de beste leermeesters, die voor het verstand en
de ontwikkeling hunner leerlingen den neus ophalen.
Welnu, wat ook de heer K. J. W. c. s. zeggen, mg lijkt, vooralsnog,
de opvoering dier bewuste blijspelen gewengcht en (ik durf het on
bewimpeld verklaren) schijnt het nut gering toe, dat de klassieke mees
terwerken zouden dragen, wanneer men ze bij voorkeur opvoerde. Wie
is in de laatste jaren komen zien naar Vondel's Leeuwendaelers, Hooft'a
Warenar met den pot, Molière's DoMer ttgen wil en dank of Vrek ? Dat
Shakespeare's stukken gaarne worden gezien is geen reden om te den
ken, dat men andere klassieken op den rechten prijs zon schatten : zij
toch paren, ten minste de meesten, aan klassische schoonheid al de eigen
aardige aantrekkelijkheden der nieuwere drama's.
Zoolang niet alle menschen een ruim ontwikkelden zin voor het goede
en gchoone bezitten, zal men, wil de veredelende invloed van het
schouwtooneel werken, ook middelmatige stukken moeten opvoeren. Ook de
panoptica hebben hun eigenaardig nut) *. ziet men er eleohts
wassenbeelden en het is zeer waarschijnlijk, dat de Laoüoon-groep, n deMoees
van Michel-Angelo, n de Vernis van Milo, n de Apollo van Belvédère,
voor het groote publiek tentoongesteld, veel minder bewondering zouden
uitlokken en waardeering genieten, dan bijv. de koningsgroep," of Z.
M. Willem III, als kousenband-ridder, of koningin Victoria, of President
Krüger.
Om meesterwerken op hunne rechte waarde te kunnen schatten, moet
men eene grootere beschaving bezitten, dan bet meerendeel van het
schouwburgbezoekend publiek eigen is. En zoolang dat meerendeel de
noodige beschaving mist om de fijne geestigheid der Fransche blijspelen
te kunnen genieten, is het gewenscht, dat de schouwburgdirecties de wel
is waar grovere, maar toch ook dikwijls gezondere grappigheid der
Duitschers opbrengen.
Zoowaar er menschen (zou voor wie -Beijersch bier eene grootere
lekkernij is dan champagne, zoowaar zijn er ook, die zich bij de Inkwar
tiering hebben vermaakt en door De wereld, waarin men eich verveelt,
hebben gegeeuwd.
Hoe dat mogelijk is? Ik zou daaromtrent niets bepaalds durven
zeggen, maar 't is waar.
Ten slotte wenseh ik den heer K. J. W. nog te bestrijden met een
wapen, dat ik wederom uit het tuigkuis van Lessing's Dramaturgie haal,
en wel uit het 14e stuk, waar hij Voltaire citeert, die zegt: Men kan
niet altijd alles doen wat onze vrienden ons raden. Er zijn gebreken,
die voor het wezen der zaak noodzakelijk zijn. Men ontneemt een bochel
het leven, wanneer men hem van zijn bult verlost."
Welnu onze smaak voor tooneellitteratuur is misschien gebocheld, maar
toch is hij gezond.
A., Sept. 84. Reinier de VpB.
1) Lessing'a Dramaturgie, 15s Stüek.
Mijnheer de Redacteur.
In uw Weekblad van 7 September stond een stukje van den heer
Pasquino getiteld: Uit het Haagje".
De schrijver, sprekende over zijne tante, bezigt daarin de volgende
woorden:
Ze was deftig, styf, streng, aan den fijnen kant, wat van zelf epreekt,
en verzot op katten, wat ook van zelf spreekt, want ze was en bleef haar
leven lang ongetrouwd, bijgevolg kinderloos, wat al weder van zelf
spreekt, namelijk voor den tijd, waarin mijn eerbare tante Mietje leefde.
Thans, te midden onzer schitterende maatschappelijke verlichting, zou een
jongen of een meisje van de ,Hoogere Burger" of van de Departemen
tale" de gevolgtrekking allicht met een medelijdend glimlachje bejegenen."
Als oud-leerling van de Hoogere Burger" protesteer ik tegen deze
woorden en kan mij de meening van den heer P. alleen verklaren, door
aan te nemen, dat hij een der slechtste H. B. S. in ons land bezocht
heeft, of dat de atmosfeer, waarin hij leeft, niet van de beste soort is.
Hij schrijft immers:
Ik schrijf noch historie, noch kroniek; ik schrijf mijn indrukken neder
en die zullen uit den aard der zaak al even grillig zijn als de atmosfeer,
waarin ik leef."
De meeningen over zedelijkheid mogen tegenwoordig te midden onzer
maatschappelijke verlichting" nogal uiteen loopen, ik geloof jjiet, dat veel
jongens of meisjes van de Hoogere Burger" of Departementale" boven
genoemde gevolgtrekking met een medelijdend glimlachje zullen bejege
nen. Althans niet, wanneer er sprake is van eene fatsoenlijke damo, zoo
als ik veronderstel, dat de tante van mijnheer Pasquino is.
Ontvang, mijnheer de Redacteur, voor de plaatsing dezer regelen mijn
dank. B. II.
FAILLISSEMENTEN.
Arrondissement Amsterdam: J. H. Westhoff,hotel- en koffiohuisliouder
te Hilversum; recht-comm. mr. D. Binger, cur. mr. R. Rinkel adv. en
proc. te Hilversum.
Arrondissement Amsterdam: J. W. Kieken Jr., 'winkelier in parapiuion,
Oude Hoogstraat 22, rechter-commissaris mr. C. A. Chais van Buren,
curator mr. A. C. M. Leesberg, advocaat en procureur; D. van Wijk,
koffiehuishouder, Warmoesstraat 139, recht.-comm. mr. J. A. de Bas, cur.
mr. W. F. Schimmel, adv. en proc.; L. H. Siegmann, vroeger winkelier
in manufacturen, Wittestraat 51, recht.-comm, mr. J. A. de Bas, cur.
mr. L. Rinkel, adv. en proc.; G. van Weeren, vroeger winkelier in
manufacturen, Elandsstraat 83, recht.-comm. mr. Chais van Buren, cur.
mr. L. Rinkel, adv. en proc.
UITLOTINGEN.
Rusland 4 K pCts. Oblig. Ie emissie 189O.
Trekking van 10/20 Aug. Betaalbaar 20 Deo,/2 Jan. a. g.
& 1000 L. st. NOS. 9311?513,758?754,14113?115,16024-020.
a BOO L. 8t. NOS. 9314-319, 755-760,14116?121,16027?03218866?374,18710-718,
966?974, 20670?676, 21950?958, 23102?10, 358?366. ' <-'
a 100 L. Bt. Nog. 9320-859, 761-800, 14122?161, 16033-072, 18375-429,19719
773,975-20029,679?733, 21959-22013, 23111?165, 367-421.
4 pCt. Aflosbare Spaansehe Schuld. Amort.
Trekking van l September.
De volgende SeriSn: Serie A: NOS 251 a 260 5681 a 690 8291 d, 300 9691 "i'
700 14031 a 90 14601 a 610 18291 a 300 19431 a 440 27751 a 760 41941 a 95043951
i 900 47431 i 440 .48701 a 710 48841 i 880 SC1U & 120 57771 4 780 58161 »-WO