Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.377
geland dezen maatregel, en het optreden van de Kaapkolonie, welke
dezelfde kuststreken wilde annexeeren, zal opnemen, moet worden
worden afgewacht. Op de Goudkust heeft de Engelsche autori
teit zelf reeds gehandeld en een der door dr. Nachtigall opgerichte
grenspalen doen vallen.
Vooral met het oog op de aanstaande verkiezingen blijven de
Duitsche bladen hun aandacht aan de koloniale quaestie wijden. In
alle verkiezingsmanifesten en de partijen komen er allengs
mede voor den dag neemt zij een meer of minder belangrijke
plaats in, al naar gelang de partij voor of tegen de Regeering
partij neemt.
*
t, *
De Hongaarsche Premier, Tisza, heeft deze week voor zijne kie
zers een redevoering gehouden, waarin hij den staatkundigen toestand
van het oogenblik schetste en zijn plannen, wat de binnenlandsche
politiek betreft, in groote trekken ontwikkelde, flet programma
voor deze periode schijnt te zijn: herstel van het financieel even
wicht een krachtig optreden tegen de clericale partij en wie ver
der de staatsmacht tegenstreeft. Tisza wil voorts het Hoogerhuis
hervormen en ook een wijziging brengen in de indeeling van het
Huis van Afgevaardigden.
De krachtige houding tegen de clericalen is na de houding, on
langs bij de verkiezingen door de woordvoerders aangenomen, niet
overbodig. De geestelijkheid heeit bijna overal de leiding der ver
kiezingen op zich genomen, onder voorgeven dat zij zoodoende
ook handelde in den geest der kiezers. Toen keizer Frans Josef
dezer dagen, in antwoord op de hulde-betuiging der Hongaarsche
geestelijkheid, verklaarde dat hij die bemoeiingen ongaarne zag en
de heeren geestelijken liever aan hun herderlijk werk zou zien
blijven, werd deze passage bij de vermelding in de bladen, een
voudig uit zijn rede gelicht. Gelukkig, kwam het bedrog voor den
dag. De clericalen kunnen zich nu echter, na Tisza's redevoering,
opnieuw voor gewaarschuwd houden.
BINNENLAND.
De Koning zal dus Maandag de zitting der Staten-Generaal niet
persoonlijk openen.
Om den rouw van zijn Huis.
Toen Prins Alexander zich aan zijn smart overgaf wegens het verlies
van hen die hem het dierbaarst op aarde waren, keurde iedereen dit af
en eischte dat hij de verplichtingen, die hem door zijn hooge positie wer
den opgelegd, ondanks zijn zieleleed zou vervullen,
Thans hadden wij gehoopt dat ook de Koning zijn diep getroffen
vaderhart voor een oogenblik had vermogen tot zwijgen brengen, om in het
gewichtig tijdsgewricht dat wij beleven, zelf de Vertegenwoordiging des
volks de mededeelingen te doen, die noodig zijn om het vertrouwen in
onze nationale toekomst te versterken.
Wjj kunnen niet anders dan Zr. Ms. smart eerbiedigen, doch wij be
treuren het zeer dat zijn afwezigheid bij de opening der Kamers [daarvan
het gevolg zal zijn. . , ,
Er zjjn thans 17 schepen in de Atjeh-wateren, meldt men.
Zoo dus de Radjah van Tenom niet de 100,000 hollandsche guldens aan
neemt om de JTïsero-gevangenen vrij te laten, dan zullen wij hem duchtig
de les lezen....
Maar volgens de Engelsche mededeelingen zou er bij aanvankelijke
weigering nog een ultimatum volgen, en eerst later zou dan de tuchtiging
komen.
Dit ia ook natuurlek. De mousson zou thans beletten dadelijk hande
lend op te treden.
Waartoe dan nu de marine in de Atjeh-wateren zoozeer versterkt?
Is het alleen om te toouen, dat we nog kracht kunnen ontwikkelen
als het er op aankomt ? Of is het om tegenover Engeland, het bewijs
te leveren dat het door de Staten-Geneaaal toegestaan krediet niet onge
bruikt blijft.
In het eerste geval verliest men uit het oog dat een talrijke vloot van
onbruikbare bodems geen sterke macht vormt; in het laatste mag de
opmerking wel gemaakt worden, dat het wegwerpen van 'slands gelden
zonder doel voor do Engelschen een groote voldoening kan zijn, maar
voor pna land. e«n onverastwoordelüke daad blijft.
ONZE BLADEN.
£en tillo week ging vooraf aan het feest van Boots en de sluiting en
do herocer,irjg dor Nedorlandscho Kamers. De artikelen over arlt. 103,
197, 76 en andere der Grondwet bleven het gewichtig tijdperk voorbe
reiden, dat men met het oog op het Nederlandsen staatsleven vermoedt
in te gaan. Ons Dagblad wijdde aan de Grondwetsherziening eenige
artikelen; De Standaard en De Tijd braken eene lans over de
traditioneele beteekenis van het Koningschap; de Qoesche Courant, de Kamper
CL, de Bredasche, de Alkmaarsdie, het Utr. Dagblad, het Haagsche Dag
blad, het Venloosch Weekblad, de Maasbode: ziedaar een greep uit de velen
die herzienings-artikelen schreven. Men zou tot de conclusie komen, dat
het Nederlandsche volk warm is voor de zaak, of althans warm moest
worden. Het seizoen werkt misschien niet mede; het is geen tijd voor
politiek vuur en overigens maakt de betoogende toon der pers meer in
druk op het verstand der lezers, dan op het gevoel. Het persdebat
heeft, behoudens eene enkele uitzondering, meer van dat op eene
debating-club, dan op eene politieke vergadering.
Het Handelsblad vond in eene reeks van artikelen telkens weer eene
nieuwe bepaling te herzien en eindigde met te betoogen, dat men do
wijziging van art. 198 wel kon laten rusten tot na de begrooting.
Het ontwerp Van Houten bleef afkeuring vinden in bijna de geheele pers.
Overigens behandelde het Handelsblad het Bank-octrooi, het Haagsche
Dagblad het internationaal octrooi-recht, het Vaderland de
Congo-quaestie en weidde de Arnh. Ct. opnieuw uit over de onuitputtelijke quaestie
der onderwijzers-akteëxamens. De zetter deed ons verleden week een
artikel over het recht van amendement in de vereenigde zitting toe
schrijven aan de Amsterdamsche; men zal begrepen hebben dat
tiaArnhemsche was bedoeld.
Als deze regelen gedrukt zullen zijn, zal de gansche Nederlandsche
pers, door de Katholieke Illustratie reeds waardiglyjk voorgegaan, zich
een oogenblik aan de politiek ontrukken om den lof te zingen van een der
eersten op wie Nederland in dezen tjjd roem draagt, van Nicolaas Beets.
NAAR AANLEIDING DER LAATSTE JURISTEN-VERGADERING.
II.
Thans een woord over de vereenvoudiging der strafprocedure bij deu
kantonrechter.
Het bestuur had aan de vergadering voorgelegd de vraag> of vereen
voudiging van het strafgeding voor den kantonrechter wenschelijk is, en
zoo ja, in welke richting dan. Vooraf een enkel woord over de urgen
tie van dit onderwerp. De heer De Pinto was, o. i. op deugdelijke gron
den, van meening dat het noch waarschijnlijk noch wenschelijk is, dat de
Nederl. wetgever zich dadelijk met de hier behandelde zaak zal inlaten.
Immers, het resultaat van des wetgevers bemoeiing, zou ten slotte moe
ten neerkomen op eene, misschien niet onbelangrijke wijziging van het
wetboek van strafvordering. In het thans bjj de Kamer aanhangige ont
werp is geen spoor van zoodanige verandering op te merken. En zij, die
eene spoedige invoering van het nieuwe strafwetboek wenschelijk achten,
mogen er niet toe medewerken dat nu nog aan het bedoelde ontwerp
een grootere omvang worde gegeven.
Moge alzoo de quaestie niet van dadelijk, van actueel belang zijn, van
groot belang is zij toch zeker, meende mr. De Pinto. Een zeer opgewekt
en levendig debat bewees dat dit juist gezien was. '
Vele leden der Vereeniging waren van oordeel dat de wijze, waarop
thans de strafzaken bij het kantongerecht behandeld worden, stof tot
klagen geeft. De behandeling vond men te omslachtig, de kantonrechter
werd overstelpt met arbeid, de straf kwam veel te lang na het begaan
van het vergrijp.
De uitslag der beraadslagingen was, voor zooverre het de aanbeveling
van eenig bepaald geneesmiddel betrof, louter negatief. Alle de door het
bestuur gestelde vraagpunten werden ontkennend beantwoord. Niet dat
er gebrek was aan de noodde hoeveelheid voorstellen tot verbetering der
strafprocedure bij de kantongerechten; in 't minst niet.
Laten wij een korten blik op de voorgeslagen middelen tot verbetering
werpen.
De geachte prse-adviseur Van Hamel had getracht het stelsel der
DuitEche strafbevelen voor de minder ernstige en dat der Engelsche
policecourts (men zie hierover ons avondblad van Zaterdag 30 Aug. jl.) voor
de meer ernstige vergrijpen aannemelijk te maken. Al spoedig bleek het
dat de overgroote meerderheid der vergadering niet gediend was van de
uitvinding. De heer Van Gigch opende het vuur dor bestrijders. Zijn
voornaamste bezwaar tegen het stelsel der strafbevelen was, dak de drie
hoofdbeginselen oazer strafprocedure, iil. openbaarheid, mondeling onder
zoek en motiveering van het vonnis, zouden komen te vervallen. En aan
zijn praktijk ontleende de Haagsche advocaat nog een ander bezwaar,
t. w. de mogelijkheid dat de rechter een etrafbevel ui'uvaardige, bloot op
grond van een valsch ambtseedig procesverbaal. Hij haalde een tweetal
zeer recente voorbeelden aan, waaruit bleek dat de vrees daarvoor
geenszins hersenschimmig is; aan de zeker voortreffelijke tusschenkomst
van den bekenden praoticus was het te danken dat de aangeklaagden
werden vrijgesproken. Wat nu dit argument betreft, deelen wij de mee
ning van hen die beweerden, dat bij eiken vorm van procedure valsche
processen-verbaal mogelijk zijn, en dat het dus niet aangaat daaruit
speciaal een argument tegen de strafbevelen te smeden. Snedig werd
ook opgemerkt, dat onder het systeem der strafbevelen, de valschelijk
aangeklaagde cliënten, even goed den weg naar des heeren Van Gigch'a
kantoor zouden weten als onder de thans heerschende procedure. J
Over die processen-verbaal moet ons nog een enkele opmerking van
het hart. De heer Van Gigch wees er op, dat o. a. het Genootschap tot
dierenbescherming en dat tot bestrijding van het misbruik van sterken
drank, een premie uitlooven aan iederen beambte die een ter zake
han1 dalend proces-verbaal waarop een veroordceling gevolgd, is, opmaakt.
Op