Historisch Archief 1877-1940
No.377.
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
zetteujk vervalsohing der waarheid wordt hierdoor gewis in de hand ge
werkt, te eer omdat de beambten gewoonlijk moreel al niet zeer hoog
staan. Van ganscher harte stemmen wij dan ook in met de woorden van
den geaehten raadsheer De Pinto, die de hier beschreven handeling dier
genootschappen eene schande noemde, en verlangde dat de beambten
die premiën aannemen, op grond van art. 177 Code Pénal vervolgd zou
den worden/Van eene dergelijke vervolging kwam ons tot dusverre niets
ter oore. Tot hoelang zal het Openbaar Ministerie in Nederland zulk
eene betreurenswaardige houding blijven aannemen ?
Het Engelsche stelsel der police-courts, hetwelk beoogt den verdachte
onmiddellijk voor den politie-rechter te doen brengen, vond gunstiger
onthaal. Tot eene principieele bespreking kwam het echter niet.
Het door den prae-adviseur Van Swinderen aanbevolen middel, strekte
tot uitbreiding van het stelsel der vrijwillige betaling, in dien zin dat de
strafvervolging niet meer alleen door betaling van het maximum der
boete, maar door betaling eener geringere som, door den kantonrechter
in overleg met het O. M. te bepalen, kan worden voorkomen.
Gelijk te voorzien was, werden ook tegen dit systeem bezwaren aange
voerd. Zoo meende mr. De Ridder dat het aanleiding zoude geven tot
vRerlei buitengerechtelijke bemoeiingen van den kantonrechter. Toch
gelooven wfl met den prae-adviseur dat de wijze waarop onze Nederl.
magistratuur, het hoog standpunt dat zij inneemt, handhaaft, een vol
doende waarborg tegen dit gevaar is. Werd ook de voorslag van Mr. van
Swinderen door de meerderheid verworpen, toch meenen wij dat niet
allen die tegenstemden de bedoeling hadden daardoor de vraag voor goed
principieel te beslissen. Het komt ons voor, dat een non-liquet bij velen
dei» doorslag gaf.
Nevens de stelsels door de beide prae-adviseurs verdedigd, werden nog
andere voorgesteld. Zoo zag de heer Kethaan Macaréveel heil in het
Oud-Holl. rechtsmiddel der siibmissie. Hare strekking is dat de aange
klaagde zich bij verzoekschrift tot den rechter zal wenden en daarin be
kentenis van de gepleegde zonde zal afleggen. Onder vermelding verder
van de omstandigheden die den rechter tot gunstiger beschouwing kun
nen leiden, zou hij zich dan verder aan diens genadig oordeel onder
werpen.
Uitvoerige bespreking viel aan het advies vau het verdienstelijk lid van
het O. M. niet ten deel. De heer Mom Visch keurde het af op grond daar
van dat eene amicale gedaehtenwisseling tussehen beklaagde en rechter
het gevolg zoude zijn; de heer Van Hamel verklaarde er zich tegen op
grond dat het submissie-stelsel niet van onzen tijd is. Het past z. i. al
leen in de schriftelijke, in de geheime procedure.
Een ander voorstel tot vereenvoudiging deed mr. Hingst. Het O. M.
zou den aangeklaagde eene dagvaarding doen toekomen, en hun daarbij
kennisgeven dat de bewijzen die men tegen hen zal aanvoeren, geput zijn
uit zeker proces-verbaal dat op de grffie ter inzage ligt. Tevens zou het
O. M. aangeven de boete die het voornemens is te requireeren, voor het
geval dat de gedaagde geene tegenbewijzen mocht bijbrengen.
De stemming leverde een volkomen negatief resultaat op. Noch voor
het eene, noch voor het andere stelsel verklaarde men zich. De zaak was
dan ook nog niet in die phase, dat eene definitieve beslissing kon geno
men worden. Toch wil het ons voorkomen, dat het voorstel van mr. Van
Swinderen eene goede toekomst heeft. Wordt thans van de
bevoegd.heid tot vrijwillige betaling weinig gebruik gemaakt, anders zal het, dunkt
ons zijn, wanneer men met eene mindere som dan het hoogste bedrag
der boete kan volstaan.
Uit het bovenstaande volgt o. i. duidelijk, welke weg door den Nederl.
wetgever bewandeld moet worden. Thans in het bij de vertegenwoordiging
aanhangige ontwerp tot wijziging van het wetboek van strafvord. nog het
oog te vestigen op het hier behandelde onderwerp, komt ons bij uitne
mendheid onraadzaam voor. Was eene vergadering waarin vele bekwame
rechtsgeleerden tegenwoordig waren, niet bij machte thans een voldoend
oordeel te vellen, nog minder moet dit het geval zijn met een college
als onze Nederl. Volksvertegenwoordiging, waar zeker het aantal rechts
geleerden, dat met zaakkennis kan oordeelen, niet bijster groot is. En
thans eene proef te nemen met een of ander stelsel, ware een genees
middel erger dan de kwaal.
De Regeering zal o. i. het voorzichtigst handelen, door eene deskundige
commissie te belasten met het onderzoek naar het vraagstuk. Eerst
na de gedaehtenwisseling die dan, hopen wij, van alle zijden zoude volgen,
kan eene beslissing, zij 't misschien ook eene voorloopige, met meerdere
vrijmoedigheid genomen worden.
.UIT HET HAAGJE.
II.
't Was over twaalven, toen we hadden afgerekend. Zooals ik zei: we
, blgven na 't spel nog een poosje napraten ; maar op mijn woord, later
dan n uur wordt het nooit. Nu hoor ik u zeggen: Dat is veel te laat
voor ordentelijke lui." Van uw Amsterdamsch standpunt kunt ge gelijk
hebben, waarde heer, maar wij zjjn Hagenaars en dat maakt een verschil.
Gij moet 's ochtends ter bestemder ure op uw kantoor zijn, maar wjj
hebben geen kantoor; behalve de referendaris; die heeft zijn bureau.
Ge kent immers het verschil tussehen kantoor en bureau? Niet? Zie
hier: Kantoor is een plaats, waar zaken worden afgedaan met behulp
van pen en papier; Bureau is een plaats waar papier en pennen worden
verbrnikt om zooveel mogelijk de zaken niet af te doen. Het verschil spruit
voort uit de omstandigheid, dat in een kantoor het eigenbelang en in
een bureau het publiek belang voorzit. Dat vat ge immers?
In dien geest liet ik me ook uit, toen we na 't spel onder ona tweede
glaasje toddy zaten; maar onze referendaris was in een te goede luim
geraakt om er iets anders dan een onschuldige scherts in te zien. Niet
temin vond hjj aanleiding in mijn bewering om in het breede uit te
weiden over zijn veelomvattende, zwaarwichtige bezigheden. Maar de
kolonel, op z$n beurt, vond hierin meer aanleiding, het geniale denkbeeld
te opperen om het geheele legerkorps ambtenaren der verschillende
ministeries eervol te pensionneeren en de archieven door verbranding voor
altijd onschadelijk te maken.
Onze referendaris lachte recht hartelijk, zooals ik hem nog nooit had
booren lachen en van den weeromstuit lachte ik mede.
En onze ministers, kullunnel," vroeg hjj, wilt o die ook
efscheffen ?"
De kolonel was er voor een paar ministers te behouden, en wel die
van Biuneulandsche en van Buitenlandsche Zaken en hun een matig aan
deel scribenten toe te voegen. Hoe minder er geschreven werd, meende
die nuchtere man, hoe beter.
De referendaris lachte weer als een bezetene. Hij vond den kolonel
onbetaalbaar geestig. Bijgevolg," barstte hjj uit, geen secret
rissengenerèl, geen edviseurs, geen chefs-de-bureau, geen referendèrissen, geen
commiezen! Ah! O! Ha ha ha!" En zoo losbandig werd de man
in zijn pret, dat hij zijn glas in n teug ledigde en toen als een beer
in zijn kooi, door de kamer op en neer stapte, uitroepende: Een revolu
tie! Ennerchie! Nihilisme! In ons lend! In Nederlend. Efacheffing
van 't wettig gezèg!"
Mijn waarde heer"; zei ik, hem in 't voorbijgaan bij de mouw vasthou
dende. Ga zitten. De kolonel meent het zoo kwaad niet. Gij zijt een
verdienstelijk ambtenaar en om u te bewijzen hoe ik uw verdiensten
waardeer, decoreer ik u voorloopig met den Leeuw."
Ik plakte hem een klaver en-aas op de borst, dat toevallig hangen
bleef. Hij lachte, ik lachte, de kolonel lachte en hiermede liep het
incident af." Maar mijn aardigheid bracht het gesprek op een voor
den referendaris teer punt. De kolonel is een plaaggeest en hij begon
toen den draak te steken met het geen hij noemde de decoratie-manie."
De referendaris kreeg weer een lachbui en vroeg den kullunnel, waarom
hu zelf dan met het lintje van de militaire Willemsorde zoo hoog op de
borst door Den Haag rondwandelde.
Ja, amice", zei de kolonel, dat schijnt u vreemd, maar wat is't geval?
Ik behoor wel tot de lui die decoraties belachelijk vinden, evenals de
apenpakjes der Nederlandsche generaals en andere zulke dingen; maar
dat alles is er nu eenmaal en we kunnen, geloof ik, die aperijen niet
goed missen, omdat de aap nu eenmaal in den mensch zit. Ik denk wel
eens dat ik een vrij verstandig man ben, als ik werkelijk iets
verstandigs heb gedaan; doch een volgend oogenblik betrap ik me zelf
weer op een apenstreek. Maar als ik hier om me heen zie en ik ontdek
zooveel menschen die zich bepaald op aperij toeleggen, die jagen naar
titels en decoraties welke ze niet verdiend hebben, koekebakkers die een
koninklijk wapen boven hun deur verlangen om de menschen op meer
gedistingeerde wijze te kunnen bedriegen, ach mijn beste heeren, dan zeg
ik: Welk een apenwereld! Ik ben ook een aap, ja; ik draag een lintje,
maar ik tart toch iedereen te beweren dat ik het niet heb verdiend.
Nu is 't waar, zonder een lintje in 't knoopsgat is men hier niet veel,
en ik verdenk me zelf van de aperij om dat ook in aanmerking te nemen.
Maar apropos van lintjes. Men kan er hier al op een zonderlinge manier
aankomen. Steekt nog een sigaar op, heeren, dan zal ik je daar een
voorbeeld van vertellen. Er is brand in Den Haag en wel in een open
baar gebouw. De brandspuiten rukken aan, natuurlijk die van't garnizoen
het eerst, en weldra is er een groote menschen-massa op de been. Of
nu de legende waarheid spreekt, weet ik niet, maar het stuk is mij voor
waarheid verteld. Op het tooneel van den brand verscheen ook een zeer
hoog personage, voor wien iedereen uit den weg ging. De spuiten spoten
dat het klaterde en kletste en het scheen wel dat de brand die een zeer
dreigend aanzien had gehad, bedwongen was. Een heer met een langen
stok in de hand, als het insigne zijner waardigheid, heeft nauwelijks het
hooge personage bemerkt, of hij laat voor een oogenblik zijn spuiten
in den steek om den hoogen heer zijn nederige hulde te brengen. Deze
ziet den brand aan en zegt tot den man met den stok: Ik zie, u is de
brandmeester ?" Pardon," luidt het antwoord, dat met een diepe
buiging vergezeld gaat, ik ben de O p p e r - brandmeester."
Den volgenden dag was de man gedecoreerd."
Non-sens", beweerde de referendaris; voor zoo iets is hier nooit
iemand gedecoreerd."
Zeg eens, amice," zej de kolonel ernstig, ik verzoek je vriendelijk
om 't geen ik zeg geen onzin te noemen. Als 't verhaal onjuist is, kan
ik 't niet helpen, maar ik vind, sub rosa gezegd, dat die mijnheer met
zijn stok, die naar ik hoor een achtenswaardig man en verdienstelijk
opperbrandmeester is, met zijn decoratie vrij wat beter kan pronken dan
menig gedecoreerde, dien ik hier zie rondwandelen als een trotsche
kropper onder de zedige duiven, en die als hij moest antwoorden op do
vraag: hoe komt ge aan uw kruisje of kruisjes ? zou moeten blozen als
hij er toe in staat was. Vox populi ge weet het. Die is hier ook
nog, en ze grinnikt gedurig over lintjes en rozetjes in zekere knoops
gaten. Waarom is hij nu weer gedecoreerd?" vraagt er een. Omdat
hij 't nog niet was," luidt het antwoord, En hij ?" Omdat hij er juist de
vereischte domheid voor bezit." Maar deze ?" Omdat zijn grootpapa
zoo mooi kon commandeeren en zoo smakelijk wist te vloeken." Maar
van dien begrijp ik 't volstrekt niet. Hoe komt hij aan dat officiers
kruis ?" Ja, dat is er een", werd geantwoord, die bescheiden genoeg
is te bekennen dat hij 't zelf niet weet, maar hij deukt dat hij 't heeft
verdiend door zijn bijzondere gaaf van juintjes te debiteeren nog al
schuine." Nu, dat is een gaaf, die niet iedereen bezit en ik zou niet
weten waarom zoo'n man geen eereteeken mocht dragen waarop even
veel te lezen staat en dat evenveel zegt als een leege oesterschelp.
De referendaris werd zoo boos, dat hij eensklaps opstond en met een
stijve buiging den kullunel bedenkte voor het ngenèm vendje. ,
Wederkeerig verplicht," zei de kolonel, die te goedhartig is om ineen
bedankje een hatelijkheid te zien, en hij drukte uit goedhartigheid en
hartelijkheid het teere handje van den referendaris bijna te pletter.
We gingen samen de straat op, de referendaris en ik, en toen we zoo
ver waren voortgewandeld dat het huis van onzen gastheer geen oorea