Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND,
to. 377
meer had, begon de referendaris op fatsoenlijke manier kwaad te spreken
van den ouden krijgsman, dia ik moet het eerlek toegeven liet
liart wtl wat veel op do tong heeft, maar overigens een brave vent is.
* Pasquino.
K U N S T.
HET AMSTERDAMSCH TOONEEL.
Het tooneel der hoofdstad is weder gansch en al uit den zomerdroom
opgestaan en tot een nieuw, actief leven ontwaakt. Het is een genoegen
de rubriek schouwburgen, enz", in de advertentie-kolommen der dag
bladen na te lezen. Alles is in beweging en weert zich om 't zeerst. Het
Ked, Tooneel gaf dage week Noord-Arnerik. Heeren en Dames, van Sar
dou, het Grand-Théatre een kermisstuk: Haar Korporaal, de Parkschouw
burg wisselt zijn concerten en opera-voorstellingen af met een optreden
van het Etotterdamsch tooneelgazelsghap, dat duitsche blijspelen vertoont
en njet opvoeriugep, door zijn eigen gezelschap te geven, waarvan, als de
. i'Üopenende, Lise Fleuron van Ohnet werd aangekondigd, terwjjl Frascati,
tnsschen de operetten in, fransche blijspelen, Drie hoeden en Juffrouw
Antje, speelt en de Salon des Varjétés, tegen 75 cents in vertering", zijn
publiek fransche vaudevHles aanbiedt,
Op de NQord'Amerils. Hgeren en Dames hebben wij onze lezera eenige
weken geleden reeds voorbereid. Wij hebben ons er weinig om bekreund,
wat het doel van Sarden raag geweest zijn bij het schrijven dezer
comedie. Wij gelooven niet, dat Sardou tot de schrijvers behoort, die vóór
alles een strekking aan hun kunstwerk ten grondslag leggen en in dit
opzicht verschilt hu van zon beroepsgenoot Dumas, wij meenen, dat
de eenige strekking van ziyn arbeid is: de lieden hetzy luchtig en opwek
kend, hetzij roerend en treffend, bezig te houden, door eenvoudig de toe
stappen der heclepdaagsche wereld af te schilderen, hier van hun conaisehe,
daar van hun tragische zijde beschouwd. Wij hebben dus slechts trach
ten te omschrijven, wat Sardou geleverd had, en kupnen opa nu tot een
verslag over de opvoering bepalen.
Vooreerst zien wij den lieer Morin en mevr, de Vries in de oudere
rollen, die van OOMJ Sam, de hoofdfiguur van het stuk, ep die van mevrouw
JBellamy, optreden. De heer Morin was, schijnt ons, te weinig Amerikaan,
te weinig getypeerde bewoner der Vereenigde Staten. Hij had niet dat
verharde, dat gebronsde en toch op zijn tijd soepele in zijn houding en
gebaar, dat den Yankee pleegt te kenmerken. Hij miste die vereeniging
van goede en minder goede manieren, die mengeling van aarzelende en
vaste gebaren, welke den Yankee, die zelf zijn opvoeding gemaakt heeft,
meestal eigen z(jn. Oom Sam is niet een lid van voorname Europeesche
familie, die door verplaatsing van domicilie zich in de Vereenigde Staten
gevestigd heeft en, als eerste huisraad, zijn zich nooit verloochenende
genttemanlïke-\i&i& meie heeft gebracht, doch hij is een echte, een ge
boren, een. volbloed Yankee, een product van Amerikaanschen
bodem, die hefc eigenbelang als eerste levensbeginsel en als
onverbreekbaarste wet heeft leeren eerbiedigen, vvien van zijn pril
ste jeugd af aan is ingeprent, dat geld vóór alles ging, dat men zijn hoofd
er meer naar moest zetten voordeelig zwara sommen uit te kunnen re
kenen en zijn handen tot vaardig muntstukken tellen, dan er zich om te
bekommeren wat of edel en rechtvaardig is en hoe men zich gedraagt in
een salon. Wel leert de Yankee dat ook aan, maar hij leert ;t ten halve,
want hij leert 't alleen omdat het hem te pas kan komen op zijn jacht
naar rijkdom. Deze zaken behagen hem niet an und für sich; daarom
zal hy ze nooit geheel meester wordep. De heer Morin nu had even goed
een Parijzenaar als een Berlijner uit de goede kringen kunnen zijn. Ove
rigens was de heer Morin in den gewonen eigenaardigen luimigen toon, die
z^jn spel zoo onderhoudend maakt. Vooral in de oogenblikken, dat me
vrouw Bellamy oom Sam beet heeft, was hij alleraardigst.
Mevr. de Vries speelde ontegenzeggelijk het beste van allen. Zij was
geheel wat Sardou moet bedoeld hebben. Haar rijzige gestalte, haar
geestige en puntige, soms scherpe wvjze van spreken, haar fraaie kleeding,
haar zich nimmer verloochenende routine en smaak, haar saamgesmolten
waardigheid en scherpzinnigheid, verstand en bevalligheid, maakten haar
tot de echte Parijsche vrouw van goeden huize. Degene, die beweren
wilde, dat mevr. de Vries een enkele maal te rad sprak, een enkele maal
een weinig gemaakt" optrad en vooral nu en dan te veel nadruk legde
op de geestigheden, die zij-zelve debiteerde, op de bloeiende gezondheid
van het verstand, dat in de lessen stak, welke zij-zelve ten beste gaf,
hij zou toch moeten bedeuken, door hoeveel uitstekends dit laakbare in
de schaduw werd gesteld. En toch is het een kwaal van vele
tooneelspelers, die ook mevr. De Vries niet onaangeroerd liet, dat drukken
op de effectgezegden door den auteur hun in den mond gelegd.
Zij bedenken niet, dat de acteur, heel en al overgegaan in de perso
nage, die hij voorstelt, gecenseerd is niet te weten welken indruk
zijn woorden bij het publiek te weeg moeten brengen, welk gewicht de
zaal, daar vóór hem, aan zijn doen en laten hecht. De acteur moet zich
op het tooneel gedragen zóó, dat het den toeschouwer schijnt als handelde
en sprak hij juist zoo als de persoon, dien hij voorstelt, in het
dagejksch leven handelen en spreken zou. De groote kunst is juist: gewoon
\ve;-; te leven op de planken. Om de meeste natuur in het spel te
verJvi'iiü'en is de meeste studie noodig. Voor het voetlicht moet alles onwille
keurig schijnen te geschieden, zoo ook wanneer de geestigheid, zoo ook
wanneer het gezond verstand, de rechtvaardigheid, het medelijden, al de
eigenschappen van een persoon uit het stuk, wier uitspraak aan het
publiek welgevallig is, hun uitspraken doen. Zoo min mogelijk moet door
den klank der stem, door den klemtoon, die op de woorden gelegd wordt,
en door het gebaar, dat het vergezelt, het gezegde van den acteur een
formule schijnen, een wijsheidsles, door doa schrijver van het stuk zijn
publiek voorgehouden bij middel des vertolkers. Zooveel mogelijk worde
de gewone spreektaal en de toon der gewone spreektaal gebezigd, om
?voor den toeschouwer de illusie des te qrooter te maken.
Mej. Jos. de Groot, die de jonge vrouwen-rol vervult, had wel vee»
goeds', maar ten eerste heeft men, dunkt ons, bij het beoordeelen van
ha,ar optreden, wel op zijn hoede te zijn, om hare hoedanigheden als
vrouw niet te verwarren met hare hoedanigheden als kunstenares, en ten
tweede was 't alsof mej. De Groot zich niet veel moeite had getroost
voor deze rol. Toch was die rol wel zeer der moeite waard!
Het bekende zieleproces had mej. de Groot te belichamen, dat plaats
grijpt in de vrouw, die, in haar eigen netten gevangen, verliefd raakt
door te coquetteeren. Welk een gelegenheid tot het aanbrengen van fijne
nuances tnsschen de voorgewende en de werkelijke liefde wordt hier geopend!
Hoeveel meer kunstvaardigheid en grondiger begrip van den toestand
wordt voor het volmaakt vervullen dezer rol geëischt dan b. v. voor de
tooneelen van Een werdd, waarin men zich vermeit, waar Suzanne's
hart werkelijk voor de liefde ontwaakt! Dat mej. de Groot niet volmaakt
was in de N. II. Heeren en Dames, wordt gedeeltelijk veroorzaakt door
den aard van haar talent, die haar meer bestemde tot het weergeven van
groote, om het zoo te noemen oprechte rollen, waarin den natuurlijken
passiën en woelingen van het vrouwenhart hun vaart wordt gelaten en
hun gelegenheid tot ontboezeming wordt verschaft, aoowelin hetcomische
als iu het tragische genre. Julia, Thïsbe,Suzanne speelt mej. De Groot bet er
dan haar rol in dit stuk, omdat zij niet goed schijnt te kunnen veinzen
en geen coquette is. Haar kunst is eerder gevoelig en teer dan luchtig
en fijn en listig.
De beer Tourniaire, die hier voor een Parijschen heer speelt, voldoet
beter in zijn officiurspakjo van Inkwartiering of met den ouderwetschen
rok vanden Prins van Wales in Kcan, dan in een modern fransen
heerengewaad, phantasie of gala. Zijne elegantie, in zijn gebaren-maken en
buigen en praten, heeft iets kellner-achügs. In oogenblikken van opwin
ding en comieke radeloosheid voldoet hij 't beste. Wanneer hij beet
genomen wordt en zich daarover ergert en schaamt, is hij uitmuntend.
Het kost ons het te bekennen, maar de hr. De Jong, met zijn aandoen
lijke zich nooit verloochende hartelijkheid, een hartelijkheid tot iu den
dood, en fijn nimmer tanende gemoedelijkheid, had meer van een
NoordBrabantschen veef'okkers-bediende, diea het goed gegaan was in de we
reld, dan van een fransch gentleman.
De overige spelers droegen het hunne bij tot het welslagen van het
geheel. Het decoratief en de attributen waren bijna onverbeterlijk ver
zorgd. Dit wordt langzamerhand een uitstekende gewoonte der 'Vereeni
ging, vooral nu de doeken in haar eigen werkplaatsen worden vervaardigd.
En nu hebben wij veel verwachting van Lise Fleuron, dat de hr. ^ an
Hamme monteert. Ohnet begint hoe langer hoe meer een ruime plaats
op het repertoire in te nemen. Naar den roman te oordeelen kan er iets
goeds van liet tooneelstuk tot stand zijn gekomen. De volgende week
zullen wij er verslag van kunnen doen, of aan deze verwachting is
beantwoord.
13 Sopt. '84. K. J. W.
DE FRANSCHE OPERA.
De nieuwe opera-campagne is begonnen. Hot belooft eene zware cam
pagne te worden. In plaata van negentig, zal het aantal voorstellingen
hocderd-en-vijf bedragen. Deed zich de behoefte aan dio vermeerdering
gevoelen? Ik geloof het niet, wanneer ik let op het gemiddeld bezoek
in do laatste jaren. Ook is het repertoire niet uitgebreider geworden.
Waarom heeft de heer Van Hamme niet, evenals dat te Brussel geschiedt,
een afzonderlijk abonnement voor de thans geannexeerde Woensdagen
geopend? Hij zou dan de vroegere geabonneerden niet voor het dilemma
hebben gesteld om óf hun plaatsen op te geven, of zich voor nog meer
avonden te verbinden.
Het prospectus raadplegende is in vergelijking met vroeger jaren alleen
de uitbreiding van het ballet-personeel te constateeren. Meer korte rokjes,
meer pirouettes en entrechats. Mij wel. Ik heb er alleen dit op tegen,
dat de heer Van Hamme nu nog meer dan te voren zijn heil zal gaan
zoeken in vertooningen, in optochten, balletten, tableaus, etc. waarbij de
kunst weinig gebaat is en waardoor de smaak van het publiek niet wordt
gevormd. Het is jammer dat het programma, terwijl het eenige noviteiten
belooft beloven en houden zijn twee geen wederopstanding belooft
voor zoo menig juweeltje, dat ten onrechte aan de vergetelheid werd
prijs gegeven.
Maar genoeg voorbetrachtingen. Wachten wij de dingen die komen
zullen en inmiddels begin ik evenals in het vorige jaar voor de lezers van
dit weekblad mijn kort overzicht van de geschiedenis der Opera in het
seizoen 1884?85. La Juive opende de rij der voorstellingen en verschafte
het publiek het genoegen de kennismaking met Mme Lavilfe-Ferminet te
hernieuwen. Dat genoegen was onverdeeld. Wanneer men na drie jaren
een opera-kennis terugziet, dan vindt men die dikwijls in zijn nadeel
veranderd. Met Mme Ferminet was dat niet het geval. Zij is dezelfde
gebleven, vol vuur en ijver, en de stem heeft niets geleden.
Ook Maurits de Vries is niet veranderd, hoewel hij bij zijn rentree in
Guillaume Teil niet bijzonder gelukkig was. Seguin zong rustiger, beschaafder
en bewoog zicli veel vrijer en zekerder in het hooge register, daarentegen
is de stem van De Vries klankrijker en ronder. Eene oude kennis is ook
de chauteuse légere Cécile Guérin, die men nu reeds in Faust en Le
Barbier de Sevïllc hoorde. Zij is eer achteruit dan vooruit gegaan, maar
zij heelt den aanger.amen klank behouden, die het middenregister van
haar stem onderscheidde. Zal mea ter wille daarvan de niet voldoende
ontwikkeling van het boogo register over het hoofd zien ? Het is moeilijk
te gissen. Natuurlijk zullen mme Fsrminet en De Vries met vlag en wimpel
de stembusproef doorstaan. Inmiddels heeft de stembus reeds uitspraak
gedaan; Sdrack en de dames Mass en Granier zijn bijna zonder tegen
kanting vigeer gehandhaafd in hun emplooi. Ook offers heeft zij reeds ge
vorderd en wel den tweeden baryton Artières, die als Vaïentiu, Maitre
de Chapelle en Figaro debuteerde, en den tweeden bas JBoussa, die als
Méphisto, Gessier en Basilo was opgetreden.