Historisch Archief 1877-1940
~T¥.""377"
Uw godentoon beheersohte ons later kreupeldioht,
Verhef u, Vondel spreekt. Die krans zal nimmer tanen,
Waarop een weerschijn viel van 't ondoorgiwde licht."
,., , M Sept. 1884.
Alb. Th,
-(*
? .ANGELO DE GUBERNATIS en MEVR. DORA D'ISTRIA.
Eéo der Enropeesche geleerden, om wiens naam tegelijk met dien van
scherpzinnigheid en onvermoeid onderzoek, ook een nimbus van poëzie
BB aantrekkelijkheid straalt, is prof. Angelo de Gubernatis, te Florence.
AIS 'dichter van een aantal treurspelen,>Avaarm hem Rossi's talent als
vertolker vaak ten dienste stond, werd hij het eerst in Italiëbekend,
maar toen zijn Koning Nala" en Koning Dasarata" hem tot de Indische
bronnen voerden, koos bij ook die wetenschap, die het meest tot de
verbeeldÈng spreekt, de vergelijkende mythologie. Men kent het succes van
»yn Hoofdwerk, de Zoölogical Mythology, waarvan de eerste uitgave tegelijk
in he.t Engelsch en Italiaansch, de tweede een jaar later in het Fransch
«n Düitscb. verscheen, en dat ondanks het vele hetwelk latere onderzoe
kingen er aan hebben afgedaan, nog steeds den stempel van het
gemV.draagt, dat vaak raadde alvorens te weten. Het Indisch treurspel,
de Vedische bronnen van het epos, de huwelijks- en
begrafenisplechtigbeden der Indo-Germaansche volken, gaven hem aanleiding tot steeds
-belangrijke studiën.
? ? ;VWas bet uitgeversspeculatie op den Europeeschen naam van den geleerde,
was het de wnnsch van dezen zelf om onder zijne leiding de gedachte van
. Italië,- xle gedachte van Europa te groepeeren ? Angelo de Gubernatis
neeft, tal van tijdschriften opgericht, die alle een tijd lang uitstekend van
finaliteit z\jn geweest, en na korten of langen tijd vergaan zijn. Ia 1862
was het de Italia letteraria, in 1865 de Civita Italiana, in 1867 de
Eivista -Oriëntale, in 1869 de Eivista Contemporanea, in 1870 de nog steeds
gewaardeerde Eivista Europea.
Met l Januari 1884 (eigenlijk 25 December 1833) kwam er weder een
nieuw tijdschrift onder zijne leiding uit, de Eevue Internationale, van
welke thans 18 afleveringen voor ons liggen. Zij is in het Fransch ge
schreven en richt zich tot hetzelfde publiek als'de Eevue des deux Mondes,
de .Ifouvelle Eevue, de Eundscliau of de groote Erigelsche Eeviews. De
nieuwe revue rechtvaardigt haren titel van internationale" door een tekst,
uit'^lle oorden der wereld afkomstig. Uit Duitschland leverde Karl Blind
eene studie over Hans Sachs, Paul Heyse eene novelle, Siegismund Munz
artfljelen over Gregorovius en Strauss ; uit Engeland schreven Max Mul
ler en Axon; uit Frankrijk Buet, Flammarion, Daniel Darc en anderen;
uit Spanje werd de roman Dona Perfecta van Perez ' Galdös opgenomen
(door Mej. M. A. de G. zoo uitmuntend voor het Nederlandse!* publiek
vertolkt) ; uit Hongarije, Servië, Rusland, Griekenland, Roemenië, Syrië,
vloeiden de bijdragen en Nederland wordt in da eerste afleveringen
vertegenwóordigd door een artikel van prof. Opzoomer over Hugo Groüus,
de novelle van C. van Nievelt, Monsieur Mvnard, eene studie van Dr. J.
de Jongh te 's-Hage over Wagner's Parsifdl, en brieven van Dr. Bijvanck.
. De 'hoofdredacteur, Angelo de Gubernatis hield zich, al te bescheiden,
op den achtergrond. Wat hij leverde, als: La Renaissance du Christ, U n
tnicéne indien (Rajah Sourindro Mohun Tagori) Girart de Eormillon, zijn
weinig -meer dan boekaankondigingen. De studiën hem dierbaar, worden
vertegenwoordigd door eenige schrijfsters. Dora d'Istria, Les popées nisses
«n Lc culte populaire des animaux, gravin Martinengo-Cesarisco, L'idée
du destin dans les traditions méridionales en Wil. Schwarz, L'arbre de
Noël. J)e reeks van artikelen van Mevr. Dora d'Istria (prinses Helena
Holtzoff Massaliki, geboren Prinses Ghida) geven het beste wat het tijd
schrift op dit gebied heeft aantewy'zen.
Mevr. Dora d'Istria is eene oude bekende. Reeds dertig jaar geleden,
gaf z\j in de Eevue des deux mondes al de volkslegenden der zuidelijke
lauden, voor hare Fransche lezers vertolkt, weder. Haar streven is,
beschaving van het Oosten door vrijheid en kennis, en opwekking in het
"Westen van belangstelling voor hare geliefde Donaulanden. Zij besteedt
,aan deze taak haar kennis van een dozijn talen, haar ernstige studie en
haar warm hart. Op het gebied der dierenmythologie is zij het niet
geheel .met prof. De Gubernatis eens, maar spreekt hem in de Eevue
internationale niet al te categorisch tegen. Terwijl zijne stelling luidt:
Er is slecbts n gemeenschappelijk gebied, waarop al de dieren der
jhythcftogie zijn ontstaan en hunne respectieve rol hebben moeten spelen.
Dit gebied is steeds de. hemel," terwijl zyne irsythologiscb.-zoülog:sche
Btudie weder op de cosmische uitlegging nederkomt. Met den zomiemythus
flls middelpunt, meent mevrouw Dora d'Istria, dat de mensch, in het
eerstaT ontwikkelingstijdperk van z£n geest, op aarde zooveel te zien en
Toor 'zooveel te zorgen had, dat zijne verbeelding, beneden zwervend, niet
noodig had tot de sterren optezien. De wilde dieren, die vóór hem de
Aarde bewoond hadden, waren in alle opzichten zijne meesters. De reus
achtige katsoorten, grooter en sterker dan de leeuw en de tijger, de
onammoüth met de lange rosachtige manen, de beren uit de holen
be?Iwistten den toekomstigen bebeerscher de wereld, toen nog naakt en on
gewapend, onder het wisselend klimaat de vruchten der aarde, die hij nog
T' niet wist aan te kweeken, en de prooi, die hij voor zijn onderhoud noodig had.
3Da groote dieren schenen hem de bezitters van het heelal vol
geheimetoissen; -terwijl deze bevoorrechte wezens door de majesteit hunner ge
stalte, de kracht hunner spieren, hunne schoonheid en vlugheid, hem de
*rare soevereinen moesten schijnen van de planeet, die zij zoolang be
zeten hadden. Vandaar dat de vrees in de oudste mythen zulk een groote
ol speelt, en dat alle dieren hem door de vrees, nog reusachtiger schenen
n een. «oort van betoovering over hem uitoefenden. En niét alleen de
kracht van het dier, maar ook zijn verstand scheen den mensch bewon
derenswaardig.
Zijn verstand, dat nu nog den oplettenden beschouwer vaak verwon
dert, moest toen hem, die er ieder oogenblik, ten zijnen koste, de
bewijaen van kon verzamelen, met verbazing treffen. Een wezen dat de jaar
getijden scheen te voorzien, de «evarea, te raden, de geheimen van den
afgrond en van den hemel te kennen, hoe moest het niets iets goddelijks
hebben in een tijd toen het wonder de oplossing scheen voor alle moei-;
lijkheden?"
Dit denkbeeld werkt Mevr. Dora d'Istria in haar vier artikelen uit. Zij
gebruikt vaak dezelfde legenden, welke Angelo de Gubernatis dienden
om iets anders te bewijzen; zij wijst daarin de hiërarchie aan, welke de
mensch in het dierenrijk erkende, de mythen op een nauwkeurige waar
neming gegrond, of door hunne tegenstrijdigheid alle denkbeeld van sym
boliek of van verpersoonlijking der.natuurkracht uitsluitend. Uit enkele
woorden zou men zelfs kunnen opmaken, dat zij er toe geneigd was om
den Urmensch eenig bewustzijn van zijne afstamming volgens de leer van
Darwin toeteschrijven; hij zou dan een te levendiger belang in de dieren
gesteld hebben, omdat hij zich aan hen verwant gevoelde. De vele legen
den van huwelijken tusschen menschen en mythische dieren, die zij ver
meldt, wijzen op die richting. Het is zeer te betreuren, dat de documen
ten voor deze stelling zoo schaarsch zyn; indien men kon bewijzen, dat
de eerste menscli" zich zijn afkomst van het dier herinnerde, dan zou
Darwin's theorie eene grensscheiding overschreden hebben, waarvoor zij
bij de bespiegelende pbilosophie nog vaak blijft staan.
De vergelijkende mythologie is inderdaad eene aantrekkelijke weten
schap. Eenige feiten, zoo door de verzamelaars naast elkaar gesteld,
doen onwillekeurig de pkantasie zwerven en verbindingen zoeken. De duif,
onder welken vorm Semiramis bij de Assyriërs vereerd werd; de duit
als bode en gezellin van Venus; de duif als brengster der goede bood
schap aan Noach; de duif van het orakel van Dodona, als zinnebeeld
der profetie bij de Pelasgen; de duif, den Heiligen Geest vertegenwoordi
gend bij de Christenen, al deze legenden en symbolen doen naar verwant
schappen zoeken, welke voor de vorschers der vergelijkende mythologie
de eerste bekoring, en vaak kort daarna eene reeks van teleurstellingen
geopend hebben. Een der fraaiste hoofdstukken van Paul de Saint-Victor's
Les deux niarquis is dat, waarin hij de ontwikkeling der
Prometheuslegende aanwijst, gesproten uit den stok dien de Urmensch in een stuk
week hout ronddraait, tot de eerste vonk hem kwam verschrikken en
verbieden, en zich ontwikkelend tot het heldhaftig denkbeeld van zelfop
offering en stoutmoedigheid, waarvan Satan en Christus de zonen zijn.
Het streven der gesehiedvorsehers ia natuurlijk, voor zooverre deze
studie zich aan de bandelooze verbeelding mocht willen prijs geven, haar
te beteugelen en tot het historisch bewezeno te beperken; des te beter
indien er nog zooveel belangwekkends overblijft, als Angelo de Gubernatis
en Mevr. Dora d'Istria ons geven.
Scaramouche (IX.)
DE BEIDE GRIMM'S.
Eene commissie, bestaande uit de heeren: dr. M. de , Hes, voorzitter;
dr. B. Sijmons, secretaris-penningmeester ; dr. W. G. Brill, dr. J. ten Brink,
dr. P. J. Cosijn, mr. S. J. Fockema Andrere, dr. J. II. Gallée, mr. B. J.
Lintelo baron de Geer van Jutphaas, dr. T. J. Halbertsma, dr. A. G. van
Hamel, dr. W. L. van Heiten, dr. W. J. A. Jonckbloet, dr. G. Kalff, dr.
II. Kern, dr. II. E. Moltzer, mr. C. Pijnacker Hordijk, mr. L, A. J. W.
baron Sloet van de Beele, J. A. Alberdingk Thijm, dr. J. Verdam, dr. J.
Beckering Vinckers en mr. J. de Wal, heeft zooals wij reeds met een
enkel woord vermeldden, zich gewend tot de Nederlandsche beoefenaar?
van taal en letteren, van het middeleeuwsch recht en de Germaanschf
oudheid, en voorts aan allen, die met de leden der commissie van oor
deel zijn, dat een volk, dat zijn taal en oudheid niet in eere houdt, ver
loren is, om bijdragen te vragen voor het monument, dat men te Hacatt
wil oprichten voor de gebroeders Jacob en Wilhelm Griinm.
Aan de circulaire ontleenen wij het volgende:
, De gebroeders Grimm, maar inzonderheid Jacob, hebben ook aan h
Nederlandsche volk onschatbare diensten bewezen. Zij hebben ook ons den
vcornaamsten stoot gegeven, om de schatten van he'c verleden te herwin
nen voor bet leven van het heden. Zij hebben ook bij ons de overtuiging
gewekt, dat de studie van onze oudheid niet alleen het domein der ge
leerden, maar eene nationale zaak is in den schoonsten en volsten zin
des woords.
Afin den gemalen blik en de noeste vlijt van den grooten geleerde
paarden zij het ontvankelijk gemoed en de scheppende verbeeldingskracht
van den dichter. Zij zijn dieper dan iemand anders doorgedrongen in
bet zicleleven van den Germaansclien stam. Zij hebben het eerst een
verwarmend licht verspreid over taal en volkspoëzie, godsdienst en recht,
zeden en gewoonten, mythen en sagen van het voorgeslacht. Zij hebben
de heerlijke sprookjes uit den volksmond opgevangen en met kostelijken
eenvoud onzen kinderen oververteld.
Met hun gemoedelijken ernst, hun warsheid van alle pronk en praal,
hunne diepe opvatting, hun manlijk verzet tegen willekeur en
gewetensdwang, vereenigden zij de schoonste trekken van den Germaanschen geest
tot een eeuwig gedenkwaardig beeld".
BERICHTEN EN MKDEDEELINGEtf.
Bij het einde van zijn tienden jaargang denkt de DeutscJte Eimdschau,
in een woord aan zijn lezers nog eens terug, aan de dagen van zijn eerste
optreden toen hij in zijn prospectus aan zijn landgenooten de belofte
deed, dat hij hun een tot dusverre in Duitsahland ontbrekende Revue zou
geven, die zich met de groote tijdschriften in het buitenland meten kon.
Een Revue die gelijk dit ia Frankrijk en Engeland geschiedde even
gewillig door geleerden en staatslieden als door dichters en novellisten
tot hun orgaau zou worden gemaakt en daardoor tot een spiegel van het
volle geestesleven in Duitschland worden zou. Nu het eerste decennium
achter hem ligt, durft hij, zegt hij, met vertrouwen aan zijn lezers het
oordeel laten, of bij zijn belofte gestand heeft gedaan. Als waarborg
voor de toekomst wijst hij op liet ean en andar, dat in de volgende
jaargangen verschijnen zal. Daaronder komen romans voor van
Gott