De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 21 september pagina 10

21 september 1884 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

fï&M ST E^ ..*# M E-R, ':#'&>&£ R L A~N D. R0. 378 zullen nalaten onder concentratie het ge Deze beide volzinnen leest men in het officieel verslag van de aanspraak, in de vereenigde zitting der beide Kamers van de ' ioStaten-Generaal, gehouden door den Minister van Binnenlandsche ?Zaken bij de door dezen, in naam des Konings, opnieuw geopende vergadering der wetgevende macht. Hoe vleiend het ook voor B de vloot en het leger" moge zijn, van alle Nederlandsche en Nederlandsch-Indische takken van open?<<; baren dienst de eenige te wezen, welke door de Regeering waar'., dig geacht werden een openlijk woord van erkentelijkheid te ontvangen voor de betoonde plichtsvervulling en de aan den lande bewezen diensten, moet het echter bij beide genoemde deelen -onzer krijgsmacht zeer gemengde gewaarwordingen opwekken, . dat met geen enkel woord gezegd wordt, welke de maatregelen zijn die genomen worden, om eene verbetering in den bestaanden toestand te brengen. Zooals de laatst aangehaalde volzin luidt, doen de daarin gebe zigde woorden denken aan eene vermindering van de te Atjeh aan wezige troepenmacht, welke niet anders mogelijk zal zijn dan bij eene inkrimping van het aldaar door ons bezette gebied. Een ge deelte zal derhalve door ons worden ontruimd en onze troepen zullen zich moeten terugtrekken binnen een zekeren engen kring om Kotta Radja, den zetel van het gewestelijk bestuur. De zóó duur gekochte en dank zij de afkondiging van den vredestoestand en de invoering van het civiel bestuur met zooveel moeite gehandhaafde positiön, welke meer landwaarts in gelegen zijn, zullen alzoo door ons verlaten en weldra weder in , bezit genomen worden door hen, die zich steeds als onze vijanden hebben gedragen en die niet de bevoJking te verbreiden, dat de volg is van onze onmacht en dus niet om »in het vervolg van de zee- en landmacht minder zware diensten te vorderen," maai1 wel, omdat wij wegens verschillende redenen niet ia. staat ..zijn aan het devies: JE MAINTIENDUAI getrouw te blijven. Al moge de Radjah van Tenom de wederrechtelijk gevangen gehouden schepelingen in vrijheid gesteld en zich opnieuw aan het Nederlandsch gezag hebben onderworpen, zoo zal juist hij de t ,- persoon zijn, die aan zijne landgenooien zal doen weten, dat hij ; dit alleen gedaan heeft, omdat Engeland zich in de zaak gemengd 'had, en dat da Nederlanders verplicht zijn geweest zicli te schik ken naar hetgeen door de Engelschen werd verlangd, zoodat het ' eigenlijk deze laatsten en niet de eersten zijn geweest, die hem v. gedwongen hebben de gestelde voorwaarden aaiitenemen. De concentratie onzer troepen zal hij aanhalen als verder bewijs voor onze machteloosheid en tevens doen dienen, om de bevolking lot voortzetting in haar verzet te kunnen aansporen. En dat hij, alsmede de andere hoofden der oorlogspartij, daarin zal slagen, betwijfelen wij geenszins, daar dadelijk het door ons verlatene gebied weder heroverd kan worden, misschien wel zonder slag of stoot, en van daaruit onze posten en communicatiën zijn te bestoken, wellicht zelfs met nog meer succes, omdat de kring enger is dan voorheen. Wij hopen dan ook, dat, indien hot werkelijk in de bedoeling der Regeering mocht liggen tot eene zoodanige inkrimping over te gaan en zijn wij goed ingelicht, dan bestaat het voornemen, om het bezette gebied te beperken tot Kotta Radja met een kring daaromheen van omstreeks n uur gaans, en de lijn der posten te doen loopen over Pakanbaclak, Kelapang Doewa en Lambaroe in het zuiden en over Lamperancj, Panggo, Oleh Karang, Lamjong en Pakan Kroeng Tjoet in het oosf.cn de uitvoering van dat plan niet te spoedig moge plaats hebben, om te voorkomen, dat de invoering van een «meer geconcentreerd verdedigingsstelsel" zooals men het hier in Nederland zoude noemen een indruk bij de Atjehers achterlaat, die hen aan onze onmacht doet gelooven en alzoo aanleiding kan zijn, dat de oorlog nog langer wordt volgehouden dan anders het geval zoude zijn. »0m in Atjeh een staat van zaken te kunnen vestigen, die veroorloven zal in het vervolg van de zee- en landmacht minder zware diensten te vorderen dan tot dusver met onbezweken moed en volharding door haar zijn bewezen" daartoe is in de allereerste plaats noodig te toonen, dat men de middelen bezit om het gezag te handhaven en te doen eerbied/gen in de streek, waar men zich gevestigd heeft en waarin men zijn rechten wil doen gelden, of aan welker bevolking men zijne bescherming tegen skwaadwilligen", maraudcurs" of vijandiggezinden" heeft toegezegd. Boven olies echter staat liet goede gebruik uier middelen, en dit nu zoude, naar onze mesning, niet betracht worden, indien men te overhaastig te werk ging om daardoor niet alleen minder zware dienstea te kunnen vorderen van de vloot en het leger. maar ook hetgeen vermoedelijk wel de hoofdreden zal wezen de uitgaven tot een minimum te reduceeren, m. a. w. te bezui nigen, zooveel als slechts eem'gszins mogelijk is. «Krachtige maatregelen worden genomen." Dat klinkt goed in de ooren en zal door alle partijen in den lande met genoegen wor den vernomen, daar wel niemand verlangen zal, dal de> tegenwoor dige staat van zaken'' langer blijft bestaan. Menigeen, die per» soonlijk den toenmaligen toestand in het door ons bezette gebiedheelt gekend, tijdens de Generaal van der Heyden daarover met krachtige hand" het bewind voerde, heeft niet alleen betreurd, dat alles wat door diens toedoen tol stand is gebracht, werd prijsgegeven, maar ook zich er over verwonderd, dat niet veel eerder teruggekeerd is tot den weg die door hem was ingeslagen d. w. z. ontzag inboezemen voor onze wapenen, eerbied eischen voor onze gezaghebbers, gehoorzaamheid afdwingen voor onze wet ten waar langs zulke goede resultaten zijn verkregen. Ware men bovendien niet afgeweken van het door de onder vinding goedbevonden stelsel, om in pas onderworpen landstreken het burgerlijk en militair gezag gedurende geruimen tijd in ne hand, en wel in die van een militair, vereenigd te laten, hoeveel offers in goed en bloed zouden er minder gevallen zijn, en gedu rende hoeveel jaren reeds zouden van onze zee- en landmacht minder zware diensten gevorderd behoeven te zijn geworden! Waarin zullen nu die «krachtige maatregelen" beslaan? Ziedaar de vraag, die op veler, zoo niet aller lippen zal zweven en waar van het antwoord daarop met angstige spanning zal worden ver beid. Immers, veel hangt daarvan af, en al valt het niet te loochenen, dat het beter is onze troepen en ambtenaren te legeren in een beperkt gebied, door een voldoend aantal posten, met niet te zwakke bezetting, tegen de aanvallen des vijands beschermd, dan hen op den grooteren kring, dien zij thans moeten bewaken, bloot te doen staan aan al de ellende van den guerilla krijg, zoo zullen echter de deskundigen het nemen van dien maatregel op dit oogenblik ontraden, daar hij op den vijand een geheel andere uitwerking zal uitoefenen dan daarmede wordt beoogd. De Aljeher moet de kracht van onze middelen hebben leeren kennen, alvorens hij gelooven zal aan een vrijwillig teruglrekken binnen dien beperkten kring; hij moet tevens weten, dat die middelen onuitputtelijk zijn, zoodat alle verzet tegenover ons ge zag te vergeefs is, ja hem zelfs bloot stelt aan de krachtdadige uitwerking onzer vuurwapenen en dat de gevolgen van zijn ver zet veel nadeeliger voor hem zijn, dan wanneer hij zich aan den wil van den nieuwen Souverein onderwerpt. Eerst dan zal de voorgespiegelde betere slaat van zaken" in Atjeh kunnen intreden. Moge dat tijdstip spoedig aanbreken! A r es. BIBLIOGKAPIIIE. Het Indisch Militair Tijdschrift No. 8, bevat: 'De Fransclie expeditie naar Tong-King (Met eene plaat). Eenige denkbeelden omtrent de compagniesehool. (Met schetsen). Eenige beEchouwingen betreffende de verpleging met verduurzaamde levensmidde len. De afstandsmeter Scheller. Eene eritiek over de Atjeh-quaestie in het Indisch Genootschap." Een contra-protest. Boekbeschouwin g: Een woord over Nederland en Indië, door Mr. J. C. van Eijk. Varia: De Marine in Indiëtegenover een buitenlandschen vijand.?Het gebruik aan hulptroepen te Atjeh. Eene Atjehsche granaatmijn (Met schets). Stalen patroonhulzen. Statistiek van het officierskorps van het Indisch Jeger. ? Berichten en Mededeelingen: Zwitsersche proeven met het klein kaliber-geweer Rubin. Het nieuwe Engelsche infanterie-geweer Magee. Eerbewijzen van gewapende troepen jegens elkander. Beproeving van eene mitrailleuse Nordenfeldt voor den dienst in Engelsch-Indiö. Transport der Russische bergartillerie. Nadeelige invloed vau het langdurig opbewaren van achterlaadspatronen in Frank rijk. De nieuwo Duitscha Ofüciers-vereeniging. -.._ FEUILLETON*. Naar liet Amerikaansch VAN J. H ABB ER TON. East-Patten was een van de rustigste plaatsjes ter Wèrëtë. De ongesteldheid van een paard of eene koe bij een of ander huis gezin gaf aanleiding tot eea algemeene bespreking der ziekte door * de burgers, ea van het ophangen eeuer nieuwe daeastregeüng

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl