Historisch Archief 1877-1940
aan de deur van het postkantoor, was gewoonlijk eene geani
meerde discussie het onvermijdelijk gevolg. Waarom echter d&
majoor Martt drie opeenvolgende keeren den geheelen duur van
zijn verlof te East-Patten doorbracht, waar hij geene betrekkingen
had en waar geen enkel ander militair woonde, kon niemand
begrijpen.
? Zelfs nieuwtjesbedenkers van professie konden er geen mouw
aan passen, want hoewel hunne verbeeldingskracht sterk en rijk
' genoeg was, om allerlei aannemelijke veronderstellingen te maken
omtrent majoor Martl's voorliefde voor East-Patten, schrik
ten zij terug voor het publiekmaken van de voortbrengselen
hun. ner phantasie.
^ Het was heel onschadelijk om een zuiver oorspronkelijk
ver. haal rond te vertellen over een gewoon burger, doch men kon
niet weten, hoe een militair zoo iets zou opnemen, als het hem
ter oore kwam, en dat zou zeker gebeuren.
Echte, levende militairen waren in East-Patten niet gezien, sinds
den bevrijdings-oorlog, drie kwart eeuw vóór dat de inwoners
Majoor Martt voor het eerst zagen. Er heerschte dus algemeen
«.en onbestemd gevoel van ontzag voor den soldatenstand.
Zoo liet East-Patten dus des majoors particuliere zaken
onge? moeid en was altijd bepaald blijde hem in persoon te zien.
Er was gebrek aan mannen te East-Palten, van belangwekkende
ten minste. Wanneer dus de lange, rechte, breedgeschouderde
majoor met zijne heldere oogen en Hinken snorbaard verscheen, er
uitziende, zooals hij altijd deed, alsof hij juist geschoren, gebor
steld en opgeknapt was, bleek hij eene bijzonder aangename ver
schijning, behalve voor zekere jongelui, die vreesden voor de
standvastigheid hunner1' respectieve geliefden, als de majoor de eene
of andere eens het hof mocht maken.
Maar de majoor gaf geen aanleiding tot klagen.
? Toen hij pas in het stadje kwam, kocht hij Rose-Cottage, tegen
over het prachtige landgoed Wittleday ea hij wijdde het grootste
gedeelte van zijn tijd (daar zijn verlof meestal in den zomer viel)
aan zijn tuin, aan het scheren van heesters, hel verzorgen van
^planten en het kweeken van prachtige rozen, zoodat hij dus ge
heel anders handelde dan men verwachten zou van een man van
zulk een bloedig métier.
's Middags speelde hij gewoonlijk een partij schaak met Mr.
Fisher, den prettigen emeritus predikant, of rookte liij eene pijp
met den zadelmaker, tevens postmeester. Hij kwam op alle
thco?', visites, maar hij maakte zich bij iedere dame op zoo volmaakt
gelijke wijze aangenaam, dat de moeders in Israël, met vele zuch
ten uitmaakten, dat de mujoor geen mun was om uit te huwe
lijken.
Het zal dan ook wel niemand verwonderen, dat, toen de majoor
weer te East-Patten verscheen, nu met een krijgsmakker, die jong
was en er goed uitzag, zijne populariteit niet verminderde. De
jonge man werd voorgesteld als luitenant Doyson, die eens des
majoors leven had gered door een gelukkig schot, toen deze, met
afgeschoten pistolen, trachtte te ontsnappen aan een weibereden
Indiaan en al de jonge dames der stad verklaarden dat rnen wel
zien kon, dat de luitenant iets verbazends moest gedaan hebben
-hij zag er zoo flink uit.
Maar met de wispelturigheid, in dezelfde mate eigen aan licht
zinnige steden en deugdzame dorpen, hield East-Patten eensklaps
op buitengewone belangstelling te toonen in de beide krijgslieden,
want een nieuw bericht bracht het stadje in rep en roer.
( Er werd gefluisterd, dat mevrouw de wedu^i Witlleday, eige
naresse van het landgoed Wittleday, den rouw, dien zij twee jaar
over haar echtgenoot gedragen had, zou afleggen en dit feit spoe
dig publiek maken door eene groote partij te geven, waarop
iedereen geïnviteerd zou worden. Men keurde het algemeen zeer
af, dat zij zoo spoedig haar treurtijd eindigde, omdat zij nog jong
en lieftallig was; men vond het zelfs uit een economisch oogpunt
verkeerd, daar zij haar rouwgoed nog niet half versleten kon
hebben, doch wat de partij aangaat, hierover waren de stemmen
van East-Patten het eens, dat men moest aannemen.
Zij, onder de bewoners, die vroeger wel eens gedineerd hadden
?bij wijlen den heer Scott Wittleday, vertelden, dat de spijzen,
met niet te onthouden vreemde namen, even overvloedig waren
als het vleesch op de tafels der oudste bewoners; en de
EastJpatteners, die nooit op Wittleday getafeld hadden, verheugden zich
in het vooruitzicht zich zoowel door oog als door mond van de
waarheid te kunnen overtuigen.
De berichten bleken buitengewoon juist. Binnen veertien dagen
ontving elk respectabel huisvader een briefje, inhoudende: dat
mevrouw Wittleday vereerd zou zijn, hem.ea zijn gezin te
ontvangea. op den avoüd van a, s. Donderdag,
De tijd was kort en de voorraad van den eenigen winkel van
East-Patten beperkt, maar de inwoners deden hun best en de lang
verwachte avond zag in mevrouw Wittlêday's fraaie vertrekken
eenige weinige heeren en dames en een groot aantal brave bur
gers, die met al de heldhaftigheid der wanhoop trachtten zich het
aanzien te geven van geheel op hun gemak en volkomen thuis
te zijn.
De majoor en de luitenant waren er natuurlijk ook, en wel in
uniform, op bijzonder verzoek van de gastvrouw.
De majoor, die mevrouw Wittleday vóór den dood van haar
man wel in gezelschappen ontmoet, en haar gedurende haar rouw
tijd altijd gegroet had, stelde den luitenant deftig voor, zei iets
galants omtrent wat men haar verschuldigd was. nu zij de goed
heid had zich weder te vertoonen, en begroette vervolgens de
nabij zijnde damesgroepen, die reeds verwachtend naar hem uit
keken.
Toen nam hij den luitenant, wiens onwil om mevrouw Wittl
day's zijde te verlaten niet verminderde door den glimlach, hem
door die dame bij zijn vertrek gewijd, bij den arm en deed hem
kennis maken met dames van allerlei leeftijd en uiterlijk.
De jonge krijgsman liet het zich slechts lijdelijk welgevallen en
nam de eerste de beste gelegenheid waar om te ontsnappen, ea
weer het gezelschap der gastvrouw te zoeken.
Een paar oogenblikken later, juist toen mevrouw Wittleday zich
ter zijde wendde om met den ouden, statigen rechter Bray te
spreken, voelde de luitenant zich meegetrokken onder de veranda.
Het gezelschap had zich nog niet buiten de receptie-kamers
begeven en de majoor nam zijn vriend onder den arm en zeide:
.. »Fred, mijn jongen; je stelt je wel wat gek aan!"
»0! onzin, majoor!" antwoordde de jonge man met onmisken
baar ongeduld, »het kan mij niets schelen om al die ouderwetsche
vervelende lui te leeren kennen. Zij zijn onaangenamer dan een
troep ploerten van West-Point."
»Dat bedoel ik niet, Fred, ofschoon, al heb je geen lust om een
praatje te maken, je moet je toch aangenaam voordoen. Maar je
bent te oplettend voor mevrouw Witlleday."
»Wat kan ik daaraan doen," hernam de luitenant wrevelig,»zij
is om te aanbidden!"
»Zoo denken er meer, Fred, ik zelf ook, maar zij toonen het
niet na zoo korte kennismaking. Houd je nu bedaard, maak je
eens aangenaam bij eenige oude dames, en kijk dan zooveel je
wilt naar mevrouw Wittleday."
De luitenant was jong. Zijae gelaatstrekken had hij nog niet
goed in bedwang en hij had geen snorrebaard, slechts een klein
knevelije om ze te verbergen, zoodat, ofschoon hij den raad van
zija superieur opvolgde, hij zulk een spijtig gezicht zette, dat
de majoor, toen hij een paar keer mevrouw Wittlêday's blik ont
moette, meende dat de schoone dame moeite had om niet te lachen.
Grappig als de zaak hem eerst toescheen, kon hij toch niet
verdragen, dat het verdriet van den man, die eens zijn leven
redde, de oorzaak was van het pleizier van een ander, wie ook;
dus den heer Fisher opdragende om hunne verontschuldigingen
aan de gastvrouw over te brengen, zoodra hij door de groep
kon dringen, die zich om haar verzameld had, ging de majoor op
zijn vriend toe en nam hem mee om naar huis te keeren,
«Majoor," riep deze uit, »ik zou haast wenschen, dat ik u door
dien Indiaan had laten neerschieten, dan zou u ten minste den
aangenaamsten avond, dien ik ooit doorbracht, of begon door te
brengen, mag ik wel zeggen, niet gestoord hebben."
»Dan zou je waarschijnlijk nooit een avond ia East-Patten
doorgebracht hebben Fred!" zeide de majoor lachend, terwijl hij
hem een sigaar aanbood en er zelf eene opstak. »In ernst, mijn
jongen! je moet wat «meer oppassen. Je kwam hier om een
drietal maanden aangenaam met mij door te brengen, ea den eersten
keer, dat je in gezelschap bent gedraag jij je tegenover eene dame,
die je bovendien voor het eerst ziet, zóó, dat ware zij niet eene
vrouw van ondervinding, zij denken zou dat je verliefd op
haar waart!"
Dat ben ik ook," verklaarde de jonge man, »en ik zal het
haar vertellen ook. Tenminste ik zal het haar schrijven."
«Bedaard, Fred! bedaard l" verzocht de majoor vriendelijk. »Zij
zou meer gekwetst zijn dan gevleid. Veronderstel je niet dat wel
vijftig mannen haar aanbaden bij den eersten aanblik? Zij deden
het en zij weet het ook wel, maar het heeft haar niet in de war
gebracht. Lieftallige vrouwen weten, dat zij de hoofden der
mannen op hol brengen, en zij achten gewoonlijk die, welke
kiesch genoeg zijn om hun mond te houden, tenminste zoolang,
tot de duur van de kejm^aking een.e kjipe
yfirtrpuw.eiykh.eid».