De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 21 september pagina 11

21 september 1884 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

aan de deur van het postkantoor, was gewoonlijk eene geani meerde discussie het onvermijdelijk gevolg. Waarom echter d& majoor Martt drie opeenvolgende keeren den geheelen duur van zijn verlof te East-Patten doorbracht, waar hij geene betrekkingen had en waar geen enkel ander militair woonde, kon niemand begrijpen. ? Zelfs nieuwtjesbedenkers van professie konden er geen mouw aan passen, want hoewel hunne verbeeldingskracht sterk en rijk ' genoeg was, om allerlei aannemelijke veronderstellingen te maken omtrent majoor Martl's voorliefde voor East-Patten, schrik ten zij terug voor het publiekmaken van de voortbrengselen hun. ner phantasie. ^ Het was heel onschadelijk om een zuiver oorspronkelijk ver. haal rond te vertellen over een gewoon burger, doch men kon niet weten, hoe een militair zoo iets zou opnemen, als het hem ter oore kwam, en dat zou zeker gebeuren. Echte, levende militairen waren in East-Patten niet gezien, sinds den bevrijdings-oorlog, drie kwart eeuw vóór dat de inwoners Majoor Martt voor het eerst zagen. Er heerschte dus algemeen «.en onbestemd gevoel van ontzag voor den soldatenstand. Zoo liet East-Patten dus des majoors particuliere zaken onge? moeid en was altijd bepaald blijde hem in persoon te zien. Er was gebrek aan mannen te East-Palten, van belangwekkende ten minste. Wanneer dus de lange, rechte, breedgeschouderde majoor met zijne heldere oogen en Hinken snorbaard verscheen, er uitziende, zooals hij altijd deed, alsof hij juist geschoren, gebor steld en opgeknapt was, bleek hij eene bijzonder aangename ver schijning, behalve voor zekere jongelui, die vreesden voor de standvastigheid hunner1' respectieve geliefden, als de majoor de eene of andere eens het hof mocht maken. Maar de majoor gaf geen aanleiding tot klagen. ? Toen hij pas in het stadje kwam, kocht hij Rose-Cottage, tegen over het prachtige landgoed Wittleday ea hij wijdde het grootste gedeelte van zijn tijd (daar zijn verlof meestal in den zomer viel) aan zijn tuin, aan het scheren van heesters, hel verzorgen van ^planten en het kweeken van prachtige rozen, zoodat hij dus ge heel anders handelde dan men verwachten zou van een man van zulk een bloedig métier. 's Middags speelde hij gewoonlijk een partij schaak met Mr. Fisher, den prettigen emeritus predikant, of rookte liij eene pijp met den zadelmaker, tevens postmeester. Hij kwam op alle thco?', visites, maar hij maakte zich bij iedere dame op zoo volmaakt gelijke wijze aangenaam, dat de moeders in Israël, met vele zuch ten uitmaakten, dat de mujoor geen mun was om uit te huwe lijken. Het zal dan ook wel niemand verwonderen, dat, toen de majoor weer te East-Patten verscheen, nu met een krijgsmakker, die jong was en er goed uitzag, zijne populariteit niet verminderde. De jonge man werd voorgesteld als luitenant Doyson, die eens des majoors leven had gered door een gelukkig schot, toen deze, met afgeschoten pistolen, trachtte te ontsnappen aan een weibereden Indiaan en al de jonge dames der stad verklaarden dat rnen wel zien kon, dat de luitenant iets verbazends moest gedaan hebben -hij zag er zoo flink uit. Maar met de wispelturigheid, in dezelfde mate eigen aan licht zinnige steden en deugdzame dorpen, hield East-Patten eensklaps op buitengewone belangstelling te toonen in de beide krijgslieden, want een nieuw bericht bracht het stadje in rep en roer. ( Er werd gefluisterd, dat mevrouw de wedu^i Witlleday, eige naresse van het landgoed Wittleday, den rouw, dien zij twee jaar over haar echtgenoot gedragen had, zou afleggen en dit feit spoe dig publiek maken door eene groote partij te geven, waarop iedereen geïnviteerd zou worden. Men keurde het algemeen zeer af, dat zij zoo spoedig haar treurtijd eindigde, omdat zij nog jong en lieftallig was; men vond het zelfs uit een economisch oogpunt verkeerd, daar zij haar rouwgoed nog niet half versleten kon hebben, doch wat de partij aangaat, hierover waren de stemmen van East-Patten het eens, dat men moest aannemen. Zij, onder de bewoners, die vroeger wel eens gedineerd hadden ?bij wijlen den heer Scott Wittleday, vertelden, dat de spijzen, met niet te onthouden vreemde namen, even overvloedig waren als het vleesch op de tafels der oudste bewoners; en de EastJpatteners, die nooit op Wittleday getafeld hadden, verheugden zich in het vooruitzicht zich zoowel door oog als door mond van de waarheid te kunnen overtuigen. De berichten bleken buitengewoon juist. Binnen veertien dagen ontving elk respectabel huisvader een briefje, inhoudende: dat mevrouw Wittleday vereerd zou zijn, hem.ea zijn gezin te ontvangea. op den avoüd van a, s. Donderdag, De tijd was kort en de voorraad van den eenigen winkel van East-Patten beperkt, maar de inwoners deden hun best en de lang verwachte avond zag in mevrouw Wittlêday's fraaie vertrekken eenige weinige heeren en dames en een groot aantal brave bur gers, die met al de heldhaftigheid der wanhoop trachtten zich het aanzien te geven van geheel op hun gemak en volkomen thuis te zijn. De majoor en de luitenant waren er natuurlijk ook, en wel in uniform, op bijzonder verzoek van de gastvrouw. De majoor, die mevrouw Wittleday vóór den dood van haar man wel in gezelschappen ontmoet, en haar gedurende haar rouw tijd altijd gegroet had, stelde den luitenant deftig voor, zei iets galants omtrent wat men haar verschuldigd was. nu zij de goed heid had zich weder te vertoonen, en begroette vervolgens de nabij zijnde damesgroepen, die reeds verwachtend naar hem uit keken. Toen nam hij den luitenant, wiens onwil om mevrouw Wittl day's zijde te verlaten niet verminderde door den glimlach, hem door die dame bij zijn vertrek gewijd, bij den arm en deed hem kennis maken met dames van allerlei leeftijd en uiterlijk. De jonge krijgsman liet het zich slechts lijdelijk welgevallen en nam de eerste de beste gelegenheid waar om te ontsnappen, ea weer het gezelschap der gastvrouw te zoeken. Een paar oogenblikken later, juist toen mevrouw Wittleday zich ter zijde wendde om met den ouden, statigen rechter Bray te spreken, voelde de luitenant zich meegetrokken onder de veranda. Het gezelschap had zich nog niet buiten de receptie-kamers begeven en de majoor nam zijn vriend onder den arm en zeide: .. »Fred, mijn jongen; je stelt je wel wat gek aan!" »0! onzin, majoor!" antwoordde de jonge man met onmisken baar ongeduld, »het kan mij niets schelen om al die ouderwetsche vervelende lui te leeren kennen. Zij zijn onaangenamer dan een troep ploerten van West-Point." »Dat bedoel ik niet, Fred, ofschoon, al heb je geen lust om een praatje te maken, je moet je toch aangenaam voordoen. Maar je bent te oplettend voor mevrouw Witlleday." »Wat kan ik daaraan doen," hernam de luitenant wrevelig,»zij is om te aanbidden!" »Zoo denken er meer, Fred, ik zelf ook, maar zij toonen het niet na zoo korte kennismaking. Houd je nu bedaard, maak je eens aangenaam bij eenige oude dames, en kijk dan zooveel je wilt naar mevrouw Wittleday." De luitenant was jong. Zijae gelaatstrekken had hij nog niet goed in bedwang en hij had geen snorrebaard, slechts een klein knevelije om ze te verbergen, zoodat, ofschoon hij den raad van zija superieur opvolgde, hij zulk een spijtig gezicht zette, dat de majoor, toen hij een paar keer mevrouw Wittlêday's blik ont moette, meende dat de schoone dame moeite had om niet te lachen. Grappig als de zaak hem eerst toescheen, kon hij toch niet verdragen, dat het verdriet van den man, die eens zijn leven redde, de oorzaak was van het pleizier van een ander, wie ook; dus den heer Fisher opdragende om hunne verontschuldigingen aan de gastvrouw over te brengen, zoodra hij door de groep kon dringen, die zich om haar verzameld had, ging de majoor op zijn vriend toe en nam hem mee om naar huis te keeren, «Majoor," riep deze uit, »ik zou haast wenschen, dat ik u door dien Indiaan had laten neerschieten, dan zou u ten minste den aangenaamsten avond, dien ik ooit doorbracht, of begon door te brengen, mag ik wel zeggen, niet gestoord hebben." »Dan zou je waarschijnlijk nooit een avond ia East-Patten doorgebracht hebben Fred!" zeide de majoor lachend, terwijl hij hem een sigaar aanbood en er zelf eene opstak. »In ernst, mijn jongen! je moet wat «meer oppassen. Je kwam hier om een drietal maanden aangenaam met mij door te brengen, ea den eersten keer, dat je in gezelschap bent gedraag jij je tegenover eene dame, die je bovendien voor het eerst ziet, zóó, dat ware zij niet eene vrouw van ondervinding, zij denken zou dat je verliefd op haar waart!" Dat ben ik ook," verklaarde de jonge man, »en ik zal het haar vertellen ook. Tenminste ik zal het haar schrijven." «Bedaard, Fred! bedaard l" verzocht de majoor vriendelijk. »Zij zou meer gekwetst zijn dan gevleid. Veronderstel je niet dat wel vijftig mannen haar aanbaden bij den eersten aanblik? Zij deden het en zij weet het ook wel, maar het heeft haar niet in de war gebracht. Lieftallige vrouwen weten, dat zij de hoofden der mannen op hol brengen, en zij achten gewoonlijk die, welke kiesch genoeg zijn om hun mond te houden, tenminste zoolang, tot de duur van de kejm^aking een.e kjipe yfirtrpuw.eiykh.eid».

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl