Historisch Archief 1877-1940
No. 378
DE AMSTERDAMMER, WEE-KBLAD V(XOR NEDERLAND.
2.
Aanschouw hier 't werelds nieuwste wonder,
Wie zag ooit zooveel steens omhoog
Gedragen door geen enkele boog
Zoo luttel stem» van onder ?
3.
Daar, in 'tAnwtelhötel, heeft Krnger gelogeerd,
Zijn hoop op Amstelgeld heeft-ie bjj mij gedeponeerd,
4.
O wondervol en zoet gezicht,
Hier streeft een kerkhof hemelwaart
En spreidt een grafnaald licht!
5.
Geen fiere brug past voor een stad, .?«&y*se£:
Die voor haar grootsch stadhuis geen hart noch oog mér had.
6.
Vol op, maak vlak: daar heel gewia
De platte lijn de schoonheid is*
7.
Trammocratie = Democratie;
Geen autocraat, geen aristocraat
Zal onze zonen regeeren,
Want de trammaatschappij, die voor niemendal staat.
Is steeds aan het nivelleeren.
Zij deed hier zelfs onze Hooge Sluis
In een lage dito verkeereti.
Och! konden ze óók maar op 't StadL..j
't Financieren van haar leeren!
a
Daar rijzen 't tintlend starrenheir
En 't maantje en zien verbaasd
Op zestien droeva naalden neer,
Waarop ginds Zorg vlied aast.
9.
Der Kunsten God aan 't Y, met geestdrift aaagebeên",
Aanschouwde ons zestiental en vlood voor immer heen.
10.
Geen Charon-schnit is meer van nooden,
Een brug voert naar het hol der dooden.
11.
Onder deze nummer elf"
Rust Publieke werken" zelf.
12.
Eén ieder die deez' naalden ziet
Zegt: Vroolijk zya ze zeker niet!
13.
Ween, wandelaar, want per abuis
Begroef men hier de Hooge-sluis.
14.
Wie 't hooge wil verlagen,
Hij doet zijn werk eerst recht,
Als hij 't verlaagde gaat verhoogen
En aan 't misvormd geheel een breeden wimpel hecht.'
15.
Hier onder deze naalden,
Ligt niet n enk'le kist.
Zeg, wand'laar. zou je 't raden,
Wanneer je 't nog niet wist. ?
16.
Vergat men op de Hoogeslnis,
Niet, ondoordacht, het Knekelhuis?
N abetrachting.
Deze overschoone monumenten
Kosten aan de burgerij veel centen.......
UIT HET HAAGJE.
III.
A propos," zei de referendaris eensklaps stilstaande, toen we nog een
twintigtal schreden van zijn woning af waren, en hij greep me tegelijk
bij een knoop, ik heb tot nu toe niet aan u kunnen merken van welke
richting ge eigenlijk zijt."
Dat zal ik u zeggen, waarde heer," antwoordde ik lachend; ik ben
niet van de schuine, niet van de zijdelingsche en ook niet van de
achterwaartsche richting, nu weet ge 't."
Dus van de ?..."
Vborwaartsche, om u te dienen."
Ah, o!.,. Liberèl ? o! Dus gij stemt bij de volgende verkiezing voor
len gemeenterèd op den liberèlea kendidèt ? O l"
Ik moet eerst eens onderzoeken of ik kiezer ben. Dat predicaat ia
bg mij zoo wisselvallig, dat ik er gedurig mee in de war ben. Op wien
eoudt ge willen dat ik stemde ?"
Als 't u om 't even is, stem den, in 'tbeleng der goede zèk, voor den
conservètieven kendidèt, det is een fetsoenlijk men."
En die van de andere zijde dus een onfatsoenlijk man ?" concludeerde ik.
Det zeg ik niet; de men ken heel respectèbel zijn, mèr de kendidèt
te «OBwrrètievea behoort tot de erristocrètie, tot de gedistingeerde
klesse en we kunnen dit element in onze vergèderingen niet genoeg ver
sterken, vooral in den Heg. Ik beweer eltijd, mijn wèrde, det els men
toch' geregeerd moet zijn en det ken niet enders het eltijd beter
is door groote heeren dan door lieden uit de burgerij en het volk gere
geerd te worden."
Mijn whist-partner had nog nooit zijn hart zóó eerlijk voor mij uitge
stort. De toddy van den kolonel scheen zijn tong ontboeid te hebben.
Ik bewonder uw ruimen blik, mijn waarde," zei ik lachend. Van uw
Standpunt gezien is een kandidaat-grootheer per se beter dan een
kandidaat-bourgeois. Dan is 't kiezen voor ons hier heel gemakkelijk; men
heeft de namen der wederzijdscha kandidaten maar te weten, om zijn
keus te vestigen. De uwe is graaf... of baron ?"
Jonkheer," zei de referendaris, Bmèr det is 't zelfde: hij is een fet
soenlijk men."
Goed," zei ik. We stonden nu voor de deur van den referendaris,
Ik drukte hem tot afscheid de band en stapte naar mijn woning.
Het woordje fatsoenlijk" gonsde mij aanhoudend in de ooren. Och, hemel!
wat is hier 't fatsoen ! dacht ik. Mijn waarde Amsterdammer, ge kunt u in
uw bedrijvig koopmansleven, te midden uwer beurs-speculatiën, uw bouw
en dempings-plannen, geen denkbeeld vormen van de hooge beteekenis, de
groote waarde van ons Haagsch fatsoen. Wel is iedereen op zijn fatsoen ge
steld, maar een Amsterdamsen fatsoen, hoe deftig ook, is toch wat anders dan
het onze. Het is hier bjjv. zeer fatsoenlijk bij muziekuitvoeringen in de Tent
en den Dierentuin heel laat te komen, rond te wandelen, van de muziek zoo
weinig mogelijk notitie te nemen en eindelijk door een bediende tegen
retri.butie van een fooi, de leege stoelen van argelooze bezoekers, die zich even
verwijderd hebben, te laten weghalen volkomen reglementair ze in
een rij voor de zittenden te laten plaatsen en dezen een muur van ruggen
aan te bieden. Ook is het fatsoenlijk, op het terras vóór het Badhuis
buiten de afsluiting onder het vulgus heen en weer te wandelen om te
toonen: dat kunnen wij gedistingeerde lui doen; maar gij niet, zonder
uw fatsoen weg te werpen, 't Is fatsoenlijk de Diligentia-concerten bij te
wonen, al kent men geen noot muziek. Fatsoenlijk vaste loge-
ofstallesplaatsen in de Opéra te hebben, lid van de Witte, de Club en de
BesogneKamer te zijn. Ook is het nog fatsoenlijk de Strauss-avonden bij te
wouen9 hoewel fatsoenlijker de Casino's.
Maar onfatsoenlijk zijn zij die burgerlijk-ordentelijk bij de muziek
uitvoeringen een goed plaatsje aan een tafeltje innemen, met kopjes en
glazen vóór zich zitten te luisteren naar de schoone muziek, zonder te
wauwelen over iedereen die het ongeluk heeft voorbij te komen over
dat Haagsche gewauwel zal ik u bij gelegenheid meer vertellen O, Am
sterdammers! Onfatsoenlijk, tenminste alles behalvel gedistingeerd, is
't hier om naar een Hollandsehe tooneelvoorstelling te)gaan als de Konink
lijke familie niet komt. Dus voor het stuk gaat men in geen geval.
Och, 't is maar Hollandsch, en ge weet mon cher, Hollendschis zoo plet l"
Ik kwam thuis. De familie lag in diepe rust. De lamp brandde nog
in de woonkamer. Ik sloeg mijn krant open en las bovenaan: Aan de
Haagsche Kiezers". Ik keek het stuk eens'in. Ik ben liberaal en daarom
zoek ik mijn politieke troost in de liberale bladen, hoewel niet altijd
met den gewenschten uitslag. De jonkheer van mijn referendaris werd er
tamelijk in uitgekleed en ik dacht: Que diable, vient-il faire dans cette
galère? Ik keek de andere, de niet-liberale courant in, en deze ver
telde natuurlijk, dat de jonkheer voor den Haagschen gemeenteraad als
geknipt was.
Een van die couranten moest dua een aarts-leugenaar zijn£?Gelukkig
dat ik niet behoef mee te stemmen.
IV.
? Het ligt, meen ik, voor de hand, dat een hofstad zich onderscheidt,
althans behoort te onderscheiden, door hoffelijkheid. Onder de herinne
ringen, me door mijn onvergetelijke tante Mietje nagelaten, behalve
die aan haar vroom testament waarin ze mij, haar naasten bloedverwant,
onterfde uit reinen godsdienstzin en liefde voor de kerk en hare diena
ren God zegen' haar! onder die herinneringen behoort ook deze haar
uitspraak: Den Heg is een echte hofstad". En daarbij zette de deftige
juffer haar mond in een plooi zoo fijn en spits en voornaam, dat men,
ongeacht haar neepjeskap, niet anders denken zou of ze behoorde zelf
tot het Hof.
Uit dit orakelachtig gezegde bleef mij altijd de gedachte bij, dat die
goede hoffelijke Hagenaars steeds hoedafnemend, zwierig, glimlachend
elkaar op straat voorbij gingen. Die voorstelling maakte me wel eens
zeeziek en daarom zag ik ook nog al tegen den Haag op. Ik ben geen
liefhebber van hoofsche complimenten en als ik een paar menschen zoo
diep tegen elkaar zie buigen, kan ik niet nalaten te denken dat ze elkaar
voor den gek houden, of misschien wel naar de maan wenschen.
Als ik nu terugdenk aan die echte hofstad", me door mijn
oudtantezaliger zoo kieskeurig beschreven, moet ik onwillekeurig glimlachen.
't Was waarschijnlijk in haar tijd heel anders dan nu, en ik ben sinds
lang bezig te gelooven dat ik een van de beleefdste menschen in de
hofatad ben, om de eenvoudige reden dat ik voor iedereen uit den weg
ga. Ik hou er niet van, door de heeren flaneurs van het trottoir dat
hier in de drukste straten slechts voor n dik persoon is ingericht
te worden verdrongen. Het duizelingwekkend hoed-afnemen en buigen
bestaat hier niet; wel ziet men de kennissen en vriendjes onder elkaar
groetjes en knikjes wisselen voor 't overige bestaat hier het hoffelijk
van de steentjes loopen" in zijn volle glorie.
Nu dragen de omstandigheden, de vooruitgang die goddelijke
vooruif;uitgang er ook toe bij, onzen hoofschen Hagenaar bij sommige gelegen
heden tot een onbeleefd heer te maken.
We hadden hier onlangs de muziek der Brusselsche Guides. Dat wa3
weer eens een nieuwtje en voor ons Hagenaars, onderzoekers van alle
goede en kwade dingen, Nederlandsche Parijzenaars, heeft elk nieuwtje
een meer dan gewone aantrekkelijkheid. Al wisten we vooruit dat da
Guides het niet van onze Grenadiers konden winnen. ca n'empêchait