De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 21 september pagina 4

21 september 1884 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 378 pas Ie sentiment. Ge weet: toujours des perdrix? Die koninklijke aardigheid kennen we hier ook, dat beloof ik je. . 't Was nu zaak om bij tijds in de Tent van het Bosch te zijn, waar fle Quides zouden spelen, en we namen diensvolgens onze maatregelen. Ku zoudt ge meenen, dat als men ruim twee uren vóór den aanvang lener muziek-nitvoering ter plaatse is, men redelijk bijtijds komt, maar ik verzeker u, dat we nog juist op het nippertje kwamen om een goede plaats te krijgen. Alleen de minder goede en slechte waren nog beschik baar. Ik voorzag bij den steeds wassenden meuschenvloed weer don ge wonen stoelenood. Om zich nu een denkbeeld te kunnen vormen van den echt hoffelijken geest welke hier heerscht-, dient men te weten, dat heeren commissarissen der Sociëteit den navolgenden maatregel van orde" hebben genomen en gepubliceerd: Wanneer het aan commissarissen der Sociëteit blijkt, dat er geen ledige stoelen meer beschikbaar zijn, machtigen zij de bedienden om de stoelen die, zij Let ook tijdelijk, niet door personen bezet zijn, na beleefde aanvrage en verzoek daartoe aan een der personen van het tafeltje gezeten, weg te nemen en aan hen die van eene zitplaats verstoken zijn, te verstrekken". Een prachtige maatregel van orde", vindt u niet? Zooiets moest men eens te Parijs in een cercle of club durven invoeren. Een gewoon bur german met gewoon burgermans-verstand zou meenen dat een sociëteit behoort te zorgen voor een toereikend meubilair, niet alleen voor de alledaagsche gelegenheden, maar ook voor de niet-alledaagsche die zich, vooral hier, zoo dikwijls voordoen. Maar onze sociëteit-directie vindt het gemakkelijker, haar leden een permissiebriefje tot vlegelachtigheid te verstrekken. Dat die stoelen-quaestie tot allerlei haspelarijen, vooral tusschen leden en fooien-ontvangende knechts welke laatste liever op de stoelenjacht uitgaan dan de mensehen bedienen aanleiding geeft, spreekt van zelf; maar erger is 't dat de heeren onderling ook slaags raken. Er hangt hier nog altijd een quaestie tussohen twee gentlemen, die dateert \aa dien Guides-avond. Een hunner komt, na lang zoeken, aan een tafeltje, waar hij een leêgen stoel ontdekt. Hij vraagt beleefd of die zetel bezet is en ontvangt een bevestigend antwoord. De brave man laat zicli afsche pen, maar klaagt eindelijk zijn nood aan een commissaris, die toevallig ook den leêgen stoel in 't oog heeft. Daar staat een stoel", geeft deze ten antwoord. Bezet", repliceert het sociëteitslid. ? Het regle ment geeft u het recht hem weg te nemen", luidt de uitspraak van den commissaris. De andera zoo beleefde, hoffeljjke man wordt nu eensklaps onbeleefd en haalt, op gezag van den commissaris en het reglement, den oiibezeten stoel weg. Een oogenblik later komt de voormalige bezilter terug, ver neemt wie hem zijn stoel heeft gekaapt, ontsteekt in rechtmatigen toorn, ijlt voort om den kaper te achterhalen, vindt hem, helaas, dadelijk, een woordenwisseling volgt en om kort te gaan, ds gentlemen reiken elkaar wederkeerig een brevet van ploert" uit. Nu zijn ze wel effen, maar als heeren een rechtmatigen afkeer van duelleeren hebben, moeten za elkander niet voor ploert uitschelden, want dan bewijzen ze metterdaad dat ze tot het ploertendom behooren. Ziedaar nu een staaltje van onze hoffelijkheid: een sociëteits-directie flie haar leden schriftelijk vergunning geeft anderen den stoel onder hun partes posteriores weg te halen. Ik wensehte een enkel woordje te zeggen over de werklieden-meeti'ng Van verleden Zondag. Den Haag is toch een bevoorrechte plaats. Waarom nn weer dat buitenkansje hier? Dat men echter in zekere kringen" wel van dat buitenkansje verschoond had willen blijven, kan ik u plechtig verzekeren. In die zekere kringen" is men erg schichtig voor alles wat een sociaal-democratisch tintje draagt. En, och, onze sociaal-democra ten zijn zulke goedige vreedzame lui. Het ergste wat ze op hun meeting hadden te vertellen, was het volgende: Hebben we 't algemeen stem recht verworven, dan moeten we mannen kiezen die alle directe belas tingen helpen afschaffen, opdat we weten wat we betalen en een zuivere inkomsten-belasting helpen invoeren Deze dag" namelijk die Zon dag zal de vooravond kunnen worden van groote dingen tot heil van de menschheid en het recht." Hoe oproerig, hè? De aanwezigen applaudisseerden, namen toen met eenparige stemming een motie aan en gingen door den Haag wandelen, terwijl het garnizoen dat voor den verjaardag van Prinses Hendrik para deerde, allerlei buitengewone handgrepen en bewegingen maakte om, met het oog op een mogelijk oproer, terstond tegen den rooden vijand te kun nen oprukken. Ik kwam onzen referendaris tegen, wiens gelaat in een buitengewoon geheimzinnige, sombere plooi stond. Ik hield hem staande en zei lachend: Onze waarnemende gouverneur hondt de troepen aan den praat om slag te leveren tegen die brave werklui ?" De referendaris antwoordde ditmaal zonder gemaaktheid: We mogen den hemel danken als de dag rustig voorbijgaat. . . . Maar er zijn geheime maatregelen ge nomen. Adieu!" Weg was hij en toen ik hem niet meer zag, barstte ik in een schater lach uit. Op de buitengewone handgrepen e» bewegingen volgde een buitengewone wandeling door de stad. Ik bleef op een geschikt punt staan, ivaar de troepen, die me op een afstand volgden niet slaande trom, kletterende muziek en vliegende vaandels, voorbij moesten, en ik keek toe. 't Was een indrukwekkend gezicht en ik werd ernstig. We ziju tier toch maar goed bewaard," ducht ik, teen ik dat boscli van glinste rende geweerloopen en bajonetten zag aanrukken, en de trappelende ruiterij en dreunende battarijen achteraan. Leve hst budget van oorlog! De hoofd officieren, hoch zu Koss, sagen er zeer ernsiig uit. 13ij een gewone gelegen heid zou ik dit hebben toegeschreven aan de omstandigheid dat ze hun tweede ontbijt misliepen; maar i.u waren ze vermoedelijk doordrongen pan den ermt «es ooger.blücs. Kon Inmuw trok vooral mijn aandacht oor de s^mbero dreigende blikken die hij in 't rond wierp ook naar Ie ramen waar dames te zien wan/u, 't, Was naar. Ik had m ij u bekomst vaa de nperüen ging r.aur de sociëteit de courant. lezen. Daar vond ik het heil-aaubreugend telegram, dat de gevangenen van Tenom in vrijheid waren gesteld. Welk een heerlijke Zondag voor ons! Het socialisme ontzag ingeboezemd en Engeland den mond ge snoerd! Dat doen we hier in den Haag op n enkelen dag. Ou peuton tre mieuxli etc. Pasquino. P. S. Naar men zegt is de ploerten-quaeatie uit de wereld. Een der gentlemen heeft zijn apologie" gemaakt. Nu zijn ze, volgens onze fatsoensbegrippen, geen ploerten meer. P. BRIEVEN VAN JAN VAN 'T STICHT. Beets! Beeta vóór, Beets na! Beets hoog, Beets laag! Beets waar men zijn oogen wendt, Beets waar men zijn schreden richt l Is 't wonder dat ik op gevaar af dat uwe lezers, die elders al zooTeel over dat zelfde onderwerp" gelezen hebben, niet eens aan mij beginnen, dat ik, nog onder den indruk der feestviering van 13 dezer, naar aanleiding daarvan ook nog iets ga zeggen. Wat moet er wel in het hart van dien grijsaard zijn omgegaan, toen hij, begeleid door onzen Commissaris des Konings, die hem in zijne equipage had afgehaald, onder een eindeloos gejuich die volle zaal binnen trad! Welke gedachten moeten zijn hoofd hebben doorkruist toen zoo vele oude vrienden hem daar kwamen begroeten, zoovele eerbewijzen, zoovele bewijzen van achting en liefde hem werden gebracht! Zijn gelaat verhaalde het oiis niet. Dat had dezelfde minzame uitdruk king van altijd en slechts nu en dan als een der oude, getrouwe vrien den de trappen der estrade beklom en hem meteen hartelijk woord geluk wensehte, verried een zenuwachtig trekje hoe aangedaan hij wa3. Overi gens bleef hij kalm en hoorde de altijd welgemeende, ofschoon ec-n enkele maal in niet gelukkigen vorm uitgesproken gelukwenschen aan. Zijne hooge gestalte, hoewel door den last der 70 kilogrammen, die haar drukken, een weinig gekromd, stak nog fier boven de oude vrienden dia hem omringden uit en verhaalde ons van een welbesteede jeugd. Al die vrienden en corporatiën die hem waren komen gelukwenschen dankte de jeugdige grijsaard zooals men hem noemde achtereen volgens op zijn eigenaardige wijze, en zijn geheugen moet nog onverzwakt zijn, want allen noemde hij zonder onderscheid en toen trok het eerst mijne aandacht dat in die lange reeka ontbrak het gemeentebestuur der stad waar Beets thans woont en zoovele jaren gewoond heeft, der etad waar zijn feest gevierd werd. Uit Haarlem waar hij geboren is, uit Heemstede, waar hij luttele jaren stond, heeft men iets van zich laten merken. Daar rekent mea het zich een eer dat Beets in hun midden heelt vertoefd, daar wil men- zich als het ware iets toeeigenen van de glorie die den gevierden schrijver der Camera Obscura omringt! Maar in Utrecht schijnt men daar anders over te denken. De burgemeester was er wel en twee der wethouders ook. Eerstge noemde betrad zelfs als curator der hoogeschool met zijne collega's de estrade, maar het dagelijksch bestuur der stad, die trotsch mag zijn op zulk een ingezetene, vergenoegde zich met de ovaties aan te hooren, die anderen brachten aan den laatsten voornamen dichter dien de Nederlaudscben taal bestemd was voorttebreugeu." Die Busken-IIuet, die deze woorden in Beets' album schreef, is ook een plezierige oome! Die zou in staat zijn zoo'n heelen verjaardag in 't honderd te sturen. Als ik weer eens jarig wordt zal hij met zijn vingers uit mijn album blijven, dat verzeker ik hem. Is zoo'n herinneringsalbnm nu een plaats om een dergelijke hatelijk heid neer te schrijven ?! Heeft Beets geene andere eigenschappen waar over hij een goed en passend woord had kunnen zeggen? Of als hij dafc niet wilde, ware het dan niet beter geweest, maar niets te zeggen ?! Waar allen zich vereenigen om een groot man te huldigen, daar lijkt het een beetje pedant om tezelfder plaats en ure critiek te komen oefenen. Groote mannen kunnen soms raar doen. Maar onze groote van den dag, ocze Beots, deed «iet raar. lïij trok er zich blijkbaar niemendal van aan en was tot den einde tce zoo vroolijk en welgemoed alsof Busken Huet niet ia Kijn album, zelfs niet ia de wereld was. Omtrent het cadeau" dat de jubilaris van zijne vereerders ontving, liepen verschilleucls soms zesr overdreven geruchten. Uit Beets' eigen mond boorden wij dat bet hem een onbezorgden ouden dag deed tege moet gaan en dat is gelukkig eu voldoende. Want hoe aangenaam liet bezit van veel geld is, voor mannen als Beets is dat niet noodig om geüerd te zijn, zelfs niet in Utrecht waar geld anders de maatstaf is der verschuldigde gevoelens" die men iemand toedraagt. Ik ken hier bijv. drie broeders uit den voornamen stand, niet misdeeld van aardsch fortuin maar toch ook niet wat mea noemt: schat- en schatrijk! Twee hunner zijn getrouwd: de een met een schat- en schatrijke vrouw, de ander met een schatrijke vrouw. De derde is ongehuwd gebleven en leeft kalm en braaf van zijn fortuin en maakt zich nuttig waar de gelegenheid zich daartoe voor hem aanbiedt. Als ge nu over dia drie broers met een braven burger van het Sticht in gesprek raakt, dan hoort ge al heel spoe dig het volgende oordeel: Numero n die m;>t de schat- en schatrijke vrouw is een hoogst achtend/aardig mun, hoogt fatsoenlijk, bij deftig af, een nian daar je den hoed tot op dun grond tos voor moet afnemen, dat is een man meneer neen maar! Uren ver kun je loopen zonder den voet te zetten op een stuk grond dat aan geen ander behoort dan aan hem. Hij kan geen tiende gedeelte verterea van zijn inkomen, dus je kunt begrijpen wat daar ieder j:iar bij komt! Schat- en schatrijk! n man daar je den hoed voor moet afnemen tot, op den grond toe!" Numero twee die met de schatrijke vrouw is een achtenswaardige man, heel fatsoenlijk ook; woont hier allemachtig mooi! Als wij met zijn tweeën hadden wat hij te veel heeft, waren we nog goed af. Dan konden we best, op een buitentje gaan wonen, meneer! Een boel land ook, maar 't haalt niet bij numero n. O Ileerejee noen! 't lijkt er niet naar, in de verste verte niet! Neen, die numero n is een man daar moet u den hoed voor afnemen tot op deu grond toe.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl