Historisch Archief 1877-1940
Nö. 37?
BE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Numero drie de ongetrouwde! Die st^ve kerel, die droge teuter!
die woont daar en daar met een huishoudster, geloof ik. Is dat een vent!
1 Daar hoor of zie je nn nooit iets van. Ik geloof dat die kerel van ziju
inkomen nog geld overlegt, ik ben een boon als ik het niet geloof. Die
loopt inaar naar vergaderingen, zit in alle commissies ??? in de
choleracommissie ook alweer en dat ia nu zijn grootste pleizier. Is dat een
vent! Neen dan Zijn zijn twee broers andere lui! Die bemoeien zich daar
néelemaal niet mee kan je begrijpen die zullen me daar in die
achterbuurten gaan rondscharrelen. Dat zijn deftige menschen, menschen
daar je den hoed voor moet afnemen tot op den grond. Maar die-n-andere!
Wil je wél gelooven dat ik niet eens Voor hem van de kleine steentjes ga.
Braaf zoo, Utrechtsche poorter! Loop jij hem maar van de kleine
Steentjes. Gelukkig, dat de 13de September bewezen heeft dat er toch ook
nog iets anders geëerd wordt in ons land dan geld!
Veertien September was het weer een verjaardag: die van prinses
Itëaria. 't Heele garnizoen was op de verjaarpartij gevraagd in de Malie
baan, met ransels, geweren en kanonnen en meer van die schrikverwek
kende instrumenten er bij. Ik weet niet of parades onderscheiden worden
in groote en kleine parades, want ik heb geen verstand van ooiiogvoeren.
Maar ak, dat waar is, dan hebben we Zondag een kleine parade te aan
schouwen gekregen. Niet eena muziek was er bij en zelfs de schatters
ontbraken. En wat is een parade zonder die twee. De muziek
die aan het hoofd gaat brengt ons in eene vroolijko stemming
en als dan de schutters er aankomen dan behoeft de boel
niet eens geheel en al in de war te loopen om het uit te schateren over
die brave burgers, die van tijd tot tijd eens in uniform worden gestoken
om proeven vaöhunne onbekwaamheid afteleggen. De schutterij is in
mijn oog de krachtigste tegenspraak van het woord: Ie ridicule tue.
Want hoeveel jaren heeft zij den lachlust nu al niet gaande gemaakt van
vakmannen en leeken en toch leeft zij nog in blakenden welstand het
zelfde leven dat zij altijd geleefd heeft; nog is zij nkt aigemaakt om te
herleven in beteren, nuttiger vorm, maar sleept zij haar kostbare exis
tentie Toort met weinig pedanterie, dat moet ik zeggen, want ik heb nog
nooit zoo'n glimlachende schutterij gezien als de .onze. Beneden den rang
van officier glimlacht alles, lot de tamboers toe nemen het niet ernstig op.
K U N S T.
HET AMSTERDAMSCH TOONEEL
Bij de Koninklijke Vereeniging werden deze week de voorstellingen
van N.-A. Dames en Heer en afgebroken door Een damcsdoklcr, blijspel
uit het duitsch van M. en L. Gunther, als kérmisstuk hier gegeven, Het
Grand Théatre ging voort met Haar Korporaal. Het Salon dcsVariétés
vertoonde een kluehtspel iu vijf bedrijven, getiteld Uien Bruidsparty
met hindernissen, Frasoati zijn nieuwe operette: Ruilen Heer.
Wij vermelden een en ander daar 't ons schijnt tot de eigenaardigheden
van een tooneeloverzicht als het onze gerekend te moeten worden: het
schetsen der Amsterdamsche tooneelgeschiedenis van de week, de beweging
na te gaan, welke in de verschillende schouwburgen waar te nemen valt.
Hoe gaarne zouden wij met het daar dezer dagen vertoond wordende
bovengenoemde kluchtspel voor den geest, thans een omschrijving en een
beoordeeling geven van het nieuwe gezelschap der Arnstelstraat onder
bestuur van Bamberg en Charlier, van zijn krachten, van zijn vooruitzich
ten, van zijn repertoire, van het goede oud-Amsterdamsche karakter, dat
wij er in opmerken, en zoo al meer, ware het niet, dat ditmaal onze
aandacht in de eerste plaats moet werden besteed aan het eerste optre
den van het Parkschouwburg-gezelschap, dat, om verschillende redenen:
z^jn lokaal, zijn directie, zijn stukken-keuze, ons schijnt ernstiger, voor
namer pretensiön te willen doen gelden.
De leden der troep dan, die zich onder bestuur van den opera-direc
teur Van Hamme in den Moorschen kunsttempel, dien men onzen Park
schouwburg noemt, vereenigd hebben, zijn, voor zoover hun namen ons
? tot nu toe onder de oogen kwamen en zij voor rollen van eenige
beteekenis bestemd te wezen schijnen, deze: da HH. Moor, de la Mar, v. Wes
terhoven, Euysbroek, de Vries; de DD. Schepers, v. Westerhoven, de la
Mar. Kegisseur is de heer Moor, decoratieschilder Ch. Roskam. Het stuk,
dat ter opvoering gekozen was, heet, gelijk den leaer bekend is, Lise
Fleuron, van Ohnet.
Dit drama" werd uit den roman geknipt tot zeven tafereelen. Doch
voor het oógenblik leggen wij het boek ter zijde en slaan het stuk gade
in de beteekenis, die het heeft voor de dramatische kunst. En dan is
net, dunkt ons, veroorloofd als de verdiensten er van te beschouwen: ten
eerste, dat de auteur OBB in kennis tracht te stellen met eenigen der in
den tegenwoordigen tijd meest op den voorgrond tredende typen der
?Parijsche samenleving, en dat hij gedeeltelijk daarin slaagt; ten
tweede, dat hij, hoewel een klasse dier maatschappij schilderende en
met nauwkeurige bijzonderheden schilderende, waarin de onkieschheid
dikwerf een hoogen toon voert en maar zelden een dunne sluier de on
beschaamdheid nog blijft bedekken, toch het oor van den preutschen
toeSchouwer zelfs vermijdde te kwetsen ; ten derde, dat hij een uit een
zielekundig oogpunt uiterst belangwekkende geschiedenis heeft willen afbeel
den: een tooneolspeelster, welke, te midden der zegepraal van haar
talent en haar schoonheid, te midden der alom aandringende aanbiedingen,
verleidingen, bekooringen, er in slaagt haar kuischheid te bewaren; ten
vierde, dat hjj zijn stuk laat spelen in door het publiek nog weinig ge
kende en voor het publiek aantrekkelijke plaatsen: de directiekamer
eens sehouwburgbestuurders, een zaal achter het tooneel, een tooneel-zelf
van achteren gezien, met de ruggen der coulissen naar den toeschouwer
gekeerd, eerst met het scherm neer, daarna met het scherm op, den
foyer des artistes, enz.; ten vijfde, dat hij een tegenstelling voor het
eveneens uit een roman genomen Nana van Zola heeft willen leveren;
ten zesde, dat hij de werking van echt menschelijke hartstochten zijn pu
bliek voorhoudt; ten zevende, dat hij een nu eu dan iraaijea, belangwek
r, geestigen dialoog door zijn werk heen heeft geweven.
Als de fouten van dit drama" - wij laten in 't midden of die in de
gegeven omstandigheden vermijdbaar waren kunnen vermeld worden:
het veel te veel saamgedrongene der gebeurtecissen, die vertoond worden,
de ongenoegzaam regelmatige gang der verschillende karakters en harts
tochten, die met elkaar in aanraking worden gebracht, het hieruit volgende
onnatuurlijke in tal van tooneelen, het onbeduidende van weer anderen,
de handelingen, wier verklaring achterwege bleei', de bliksemsnelle over
gangen, die te felle, dus efl'ectlooze, contrasten in 't leven riepen.
Wij kunr.fln den lozer wellicht het beste een volledig beeld van onzen
indruk voorhouden, iudieu wij persoon voor persoon uit Lise Fleuron
volgen en beoordcelen, met het spel des acteurs er bij, ia de vermenging
der historische volgorde.
Vooreerst Eombaud, den töoneelbestuurder, die .de jeugdige deugdzame
actrice vooruit wil helpen ? da hr. Moor. Ziehier du beste figuur van
liet stuk het best vertolkt. Er komt nog bij, dat men te Amsterdam
gaarne den heer Moor terugziet, van wien men goede herinneringen
bewaarde. Rombaud, met ziju wit gezicht, zijn vurige oogen, zijn grij
zend haar en zwarte snor, voldeed, in het beeld, dat de hr. Moor van
hem gaf, gedurende bat eerste tafereel: als hij bet druk heeft, als hij
onophoudelijk heen en weer loopt, als hij goedsmoeds is, opgeruimd,
vriendelijk tegenover zyn debutante en den jongen schrijver, die hem zijn
eersteling aanbiedt, nederig-voorkomend jegens zijn geldelijken beschermer,
den bankier Nuno, als hij de jaloersche actrice Clemence de Villa van
haar ongelijk wil overtuigen. Hij voldeed ook in het 2de tafereel, in zijn
drift, als men zijne beschermelinge, Lise Fleuren, belasterd heeft in een
dagblad; niet minder gedurende het 3e en 4e tafer., waar hij orders geeft
aan de tooneelknechts, orde handhaaft onder zijn personeel achter het
scherm, door het kijkgat loert in de zaal, zeer opgewonden. In het 5e tafer.
daalde de heer Moor merkbaar. In geen omstandigheid kan een
tooneeldirecteur meer buiten zich zelf van woede wezen, daa wanneer in n
minuut, door wat hij voor een bepaalde misdaad van een zyner
onderhoorigen houdt, het succes van een avond in duigen valt, dat schitterend
beloofde te worden. De hr. Moor was veel te bedaard, toen hij Clémenee
toeriep: Canaille, dat heb je met opzet gedaan!" Het leek naar
nuts. Doch het behoort nu eenmaal van ouds tot het karakter van dezen
artist, dat hij noch hevig vertoornd, noch verliefd, noch zeer bedroefd
kan zijn. Daarom mislukte hij ook in het laatste tafereel, bij de stervende
Lise. De kunstenaar Moor heeft een flegmatisch temperament. Overigens
had hij gebaren, in sommige oogenblikken, om te stelen, en wist hij
tusschenbeide zijn hoofd en zijn gezicht te bewegen uitstekend.
De hr. de la Mar, de bankier Selim Nuno, minnaar van Clémenee de
Villa, had een onberispelijk uiterlijk. Deze tooneelspeler, uit de school
van Bouwmeester, heeft iets te weinig gepozeerds, te nietigs, in zijn wijze
van gaan, staan, vaa opkomen en afgaan, hetgeen echter door een zekere
wel begrepen bedaardheid nu, door den pathos van zijn Stem en geen
gebrek aan hartstocht in zijn spel dan, wordt opgewogen. Dat zijn spel
in het 6s tafereel, wanneer hij van Lise Fleuron, voor een grooten dienst,
diea hij haar wil betoonen, al te groote beloften eischt, niet
aangrijpendcr was, is aan het stuk, niet aan den speler te wijten.
Neen, mijnheer van Westerhoven, houd het ons ten goede, maar gig
zijt ds ware broeder ook niet. Wij gelooven in u te missen, wat de
acteur vóór alles behoeft: een kunstenaarsnatuur. Gij tracht wel
eenigzins ruw-natuurlijk met uw kunst uit den hoek te komen, maar het
eigenlijke ick en weet niet wat" schijnt er aan te blijven ontbreken.
In het woede-tooneel, als Jean de Brives zich bestolen ziet door zijn
vriend eu zich verlaten waant door zijn geliefde Lise, voldeed gij ter
nauwernood. Wij herinneren ons uw optreden als lid van het gezelschap Moor,
v. Ollefen en Veltman, een jaar of vijf, zes geleden op het Leidsche plein,
daarna ontmoetten wij u bij de Groot en Co. in de Amstelstraat. In da
comiuke rol, herinneren wij ons wél, van een arm student, in een andere,
waar gy, als jonge jufvrouw verkleed, ten tooneele verschijnt, wist gij ver
dienstelijk te spelen. Dit schijnt dus meer uw emplooi: dat van comiek.
n uw stem, n uw uiterlijk en... alles, maken u, dunkt ons, daar ge
schikter voor dan voor een rol als die van den goedigen, vurigen,
lichtzinnigen clubman De Brives, die Lise Fleuron's kuische wederliefde weet
op te wekken.
De hr. Ruysbroek is een blond, zachtzinnig, schier zoetsappig jongmensch,
als hij hier speelt voor Claude la Barre. De aard van zijn talent ia uit
dit rolletje nog bezwaarlijk op te maken. Hierbij zij aangestipt, dat de
teêre vriendschap van dezen Claude voor Lise Fleuron, een valsch lioht
geeft naast de liefde voor haar van De Brives. Deze verhoudingen ver
dragen zich, in het oog der toeschouwers, niet nevens elkaar: een fout
in de samenstelling van het stuk.
De hr. de Vries, hier in het bijrolletje van den acteur Pavilly, heeft
ia zijn uiterlijk iets van een jeugdig Parijseh schouwspeler. Zijn spel ia
tot nu toe zonder veel uitdrukking. Wie weet, hoe goed hij later ia
salonstukken zal blijken te voldoen!
De hr. Sprinckhuizen, als de reporter De Lantenac zag er onverbeterlijk
uit. Alle heeren, behalve Nuno en Rombaud, waren blond van haar; dit
is volstrekt niet zoo als het hoort. De meeste Parijzenaars zija zeer
donker of zwart van haar.
Nu de dames. Om te beginnen, mej. Schepers, de grand premier rSle<
Ja, 't is moeilijk. Mej. Schepers heeft een goed figuur voor haar emplooi, zij
heeft gemak voor het voetlicht. Zij houdt haar armen en handen meestal
niet kwaad. In het gesprek met haar blinde moeder, 6e taf., hield zij den
waren toon. Haar spel scheen echter een weinig mat. Hoe zij zich voor»
doet in groote hartstocht-tooneelen kuunen wij nog niet uitmaken. Men treft
ze in deze haar rol niet aan. Doch de stervens-scène mislukte totaal. De
grime was onverzorgd; u de stem, n het stille spel waren onverdienstelijk.
Mevr. v. Westerhoven bleek vooruit te zijn gegaan sints wij baar 't
laatst bij Do Groot aanschouwden. In de jaloezie-tooneelen van Glémence
de Villa toonde zij ten minste eenig vuur. Haar leuze moge zgu: steeds
. ineer^vuur,, meer ?licJUji-.m&er ,yuurf
J