Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMSIER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 378
- Van itse's blinde moeder, Mevr. de la Mar, valt weinig te vermelden:
een bleek rolletje. Die oude juffrouw vaart erg tegen het tooneel uit, waar
ze ten slotte nog niet zoo'n groot ongelijk in blijkt te hebben, want haar
kind sterft er van.
Ziet daar nu onzen indruk. Of het gezelschap krachtig genoeg zal
blijken om groote tooneelwerken waardig te vertolken, is zeer aan twij
fel onderhevig. Wanneer men een lijst opmaakt van de emplooien, blijken
er hier veel onvertegenwoordigd te zijn. Misschien vervolledigt het zich
mettertijd.
Tot besluit de opmerking over de vertaling, dat de woorden amant",
minnares" en ma chère" er allerwonderlijkst het oor in troffen. De
decoratie was ook niet veel bijzonders.
18 Sept. '84. K. J, W.
HET TOONEEL TE ROTTERDAM.
De Maatschappij. Duitsclte Opera.
Er is veel gebeurd in de Rotterdamsche tooneelwereld, sedert ik mijn
laatste verslag schreef. Hoe gaarne ik voor mijn persoon maar liever
over het gebeurde zweeg, als verslaggever ben ik verplicht er over te
spreken. Geen tooneellief hebber is het zeker onbekend, dat het gezelschap
in den Nieuwen Schouwburg, vroeger staande onder directie van den
heer van Zuylen, thans staat onder directie van den heer Alex. Faassen,
die directeur geworden is van de Nieuwe Rotterdamsche
SchouwburgMaatschappij. Welke redenen tot die verandering aanleiding hebben
gegeven, zal ik maar niet meer in herinnering brengen, toch wil ik hier
ronduit de verklaring afleggen, dat de vroegere directeur, de heer Van
Zuylen, die de volle sympathie had van alle Rotterdamsche tooneelvrienden,
die sympathie, door zijn handelwijze, bij de meesten heeft verloren. Dat
bij, de talentvolle acteur, niet in staat zou zijn ze te herwinnen, zal ik
de laatste zijn te beweren, dat hij zich echter moeite zal moeten geven,
om ze weer te veroveren, blijft desniettemin eene waarheid.
Ik stel er prijs op, om in dit mijn eerste verslag in het nieuwe
tooneelseizoen te zeggen, welke houding ik wensch aan te nemen tegenover de
Maatschappij (zooals ik dit gezelschap in het vervolg bij verkorting zal
noemen). Dit gezelschap, zooals het nu is, is uit de omstandigheden
geboren. Toen de acteurs, vertrouwende op het gegeven woord van
commissarissen geen contract met een ander gezelschap wilden sluiten
slechts de heer Ruysbroek en vrouw sloten zich bij den heer Mooi- aan,
die de artisten voor den Parkschouwbiirg engageerde en de heer
Van Zuylen, voor wien de commissarissen in de bres waren gesprongen,
bedankte eerst als directeur en acteur, later als directeur alleen waren
Commissarissen gedwongen, om met een ander directeur aan het hoofd,
dit gezelschap staande te houden. Oorspronkelijk opgetreden ter wille
van den heer Van Zuylen, konden zij, toen deze hcii wilde verlaten, de
vennootschap niet ontbinden, omdat zij zedelijke verplichtingen op zich
hadden genomen tegenover die acteurs, die op hun woord hadden ver
trouwd.
Door dit alles waren zij echter niet in staat iets to doen, om nieuwe
krachten aan hun Schouwburg te verbinden of de bestaande leemten aan
te vullen. Zij hebben bij hun optreden dan ook niet de kleinste belofte
gedaan, noch omtrent het gehalte der stukken, noch omtrent de opvoe
ringen ; zij erkennen zelf, dat voor hen op dit oogenblik niets anders
overbluft dan zich staande te houden.
Dit alles zal men by do beoordeeling van dit gezelschap in het oog
dienen te houden en bij de vertooningcn slechts minimum eischen
kuniien stellen. Dat ook een klein tooncelgozelschap tegen zekere vaste
wetten niet zondigen mag, spreekt evenzoo zeer van zelf als dat de
critiek tegenover de goede acteurs, die het gezelschap bezit, denzelfden maat
staf zal mogen aanleggen als bij die van andere gezelschappen, hoewel
hier toch ook niet zal mogen worden vergeten, dat de acteurs gedwon
gen zullen zijn, omdat het gezelschap zoo klein is, voortdurend te spelen
soms rollen, die in geheel buiten hun emplooi liggen. De vroegere
Directie had reeds in het vorige jaar verscheidene acteurs laten heengaan
zoodat zij slechts het hoogst noodige behield en thans zijn nog heengegaan,
.Mej. Vink, Mevr. Ruffa en de heer Van Eijsdon, die bij de Rotterd.
afdeeling van het Nederl. Tooneel zijn geëngageerd, de heer Moor, de heer
Ruijsbroek en vrouw, die ia den Amsterdaraschen Farkschouwburg zullen
optreden en de heer Spoor, die koffiehuishouder geworden is. Er bij ge
komen is slechts een jong acteur, de heer Ferron, die pas begint en diu,
al moet men hem ook al dadelijk grootere rollen opdragen, toch nog
zeer veel te leeren heeft. Om maar iets te zeggen, zal hij moeten beginnen,
veel langzamer te spreken, want men kan hem niet verstaan.
Het gezelschap bezit dus op het oogenblik slechts vijf of zes hoeren, die
men met gerustheid grootere rollen kan toevertrouwen; het
damespcrsoneel is tamelijk goed vertegenwoordigd. Gelukkig zijn de meesten goede
acteurs, zoodat dit kleine personeel toch nog met veel succes verscheidene
goede stukken zal ten tooneele kunnen brengen.
Zooals ik reeds mededeelde, hebben zich eenige tooneelspelers van het
vroegere gezelschap van Van Zuylen verbonden aan den Parkschouwburg
te Amsterdam; ook de Rotterd. afdeeling van liet Nederl. Tooneel heeft
eenige zijner leden aan dien Schouwburg moeten afstaan en wel den heer
en mevrouw De la Mar en mej. Scheepers. De eerste is een verlies voor
die afdeeling, de twee dames daarentegen kunnen goed gemist worden,
ZJJ speelden slechts zelden en dan meestal in onbeduidende rollen. Naar
ik verneem, zal mej. Scheepers waarover ik meermalen in dit bhd
mijn oordeel heb uitgesproken, in het vervolg in Amsterdam de hoofd
rollen spelen. Ik wensch die dame geluk met de enSrrae, spoedige
bevordering; of het Parkschouwburg-bezoekend publiek zich ook
zal geluk wenschen met deze eerste actrice? Ik hoop het voor mej.
Scheepers, die dat moet erkend worden, steeds haar best deed, al schoten
haar krachten ook meestal te kort. Spreekt de faam waarheid, dan zal
zij, die verleden jaar een onbeduidend rolletje in Fedora te Rotterdam
speelde, ja Amsterdam de titelrol vertolken. Waaraan die plotselinge
waardeering der talenten van deze dame door den Parkschouwburg is
toe te schrijven, is voor mg volstrekt geen raadsel; discretie verbiedt
mij echter hierover te spreken.
De Maatschappij begon haar winter-seizoen met een heel aardige Posse
van Mejo, naar eene vertaling van Jac. de Vos, getiteld: Mijn naam is:
Lehman. De verwikkelingen buiten en behalve dien mijnheer Lehman
zijn heel aardig, soms ernstig, soms grappig. De naamverwisseling van
Zeelam en Lehman, waardoor die heer voortdurend op het tooneel ver
schijnt met zijn: mijn naam is Lehman!" mocht wel eens doen lachen,
maar was toch nogal gezocht.
De dames Mevr. de Graef, Mevr. Bruijn, Mevr. van Korlaar en Mej.
Kleij en de heeren Alex. Faassen, Van Zuylen, Tartaud, Van Nieuwland
en Wagemans speelden met zeer veel animo en werden herhaaldelijk
teruggeroepen. Een bijzonder woord van lof komt Mevr. de Graef toe,
voor haar lief, natuurlijk en eenvoudig spel.
De Duitsche opera opende het seizoen met Die Zauberflöte. De directie
had in de koffiekamer een programma doen ophangen, dat ik hier ia
afschrift laat volgen:
K. K. PKIV. WIEDNEB THEATEB.
Heute Freytag den 30'8n September 1791
werden die Schauspieler in dem Kaiserl. Königl. Privil. Theate
auf der Wieden die Ehre haben aufzuführen,
Zum Erstenmale:
Die Zauberflöte.
Eiue grosse Oper in 2 Akten von Emanuel Schikaneder.
(Lijst der personen.)
Die Musik ist von Herrn Wolfgang Amade Mozart, Kapellmeister nnd
wirklicher K. K. Kammerkompositeur. Herr Mozard wird aus
Hochachtung für ein gnadiges uud verehrungswürdiges Publikum und aus
Freundschaft gegen den Verfasser des Stückes, das Orchester heute selbst
diregiren.
Die Bücher von der Oper, die mit zwei Kupferstichen versehen sind,
wo Ilerr Schikaneder in der Rolla als Papageno, nach wahrem Kostum
gestochen ist, werden bei der Theater-Kassa vor 30 Kr. verkauft.
Herr Gayl Theatermaler und Herr Neszlthaler als Dekorateur
schmeichelu sich nach den vorgeschriebenen Plan des Stücks mit möglichsten
Künstlersfleisz gearbeitet zu haben.
Der Eiutrittspreise eind wie gewöhnlich.
Der Aufarig ist urn 7 Uhr.
liet blijkt uit tiit programma der eerste opvoering duidelijk, dat
Schikaneder, de schrijver van den tekst toen als hoofdpersoon gold en
Mozart (wiens naam eerst met t en terstond daaronder met d wordt
geschreven) als bijpersoon word beschouwd.
Tegenwoordig denkt natuurlijk niemand meer aan Schikaneder en gaat
men naar do opera, om Mozart's Zauberflöte te hooren. Dat dit bij eene
bezetting, zooals ons die van verleden jaar bekend, een groot genot is,
zelfs bij uo tropische hitte, die giütereBavond in den schouwburg heerschte,
behoeft nauwelijks te worden gezegd. Toch was het publiek nogal koel,
geen onkole der terngkeerende zangers of zangeressen werd, zooals dit
steeds de gewoonte is, met applaus begroet. Later in den avond, toen zij
allen getoond hadden, dat zij gedurende den zomer niets van hunne
stemmen hadden verloren, kreeg ieder zijn deel; Behrens (Sarastro) moest
het tweede koupiet zijner aria herhalen.
Behalve «er SprccJicr en Tamino waren het allen bekende zangers, die
do verschillende partijen vervulden. De heer Rathjens, de nieuwe helden
bariton, dia Papageno zong, heeft verleden jaar als Hans Ueïling gede
buteerd en is toen geëngageerd. Vóórdat men een oordeel over hem
zal kunnen uitspreken, dient men hem eerst nog in een paar groote
bariton-partijen te hooren.
De rol van der Sprecher werd door een debutant gezongen. De vraag
is uu maar, welke eischen men aan een derden bas wil stellen en welke
rollen men hem v/il geven, om te kunnen nagaan, of hij daarvoor zal
kunnen dienen. Veel beteekende gisteren avond zijn zang en voordracht
niet, maar . .. veel wordt waarschijnlijk ook niet van hem gevergd.
Tamino werd gezongen door den heer Erl, een debutant voor het
Grisch-tenorvak. Deze nog jonge zanger bezit een goed geluid, zingt met
veel gemak ea toont een goede school te hebben gehad. Bovendien
spreekt hij de woorden duidelijk uit, en is niet al te houterig in zijne be
wegingen. Na de aria Dies Bilduisz ist bezaubernd schön" werd hij terug
geroepen. Veel gloed wist hij echter niet in zijne voordracht te leggen,
hij liet het publiek tamelijk koud, dit kwam vooral uit, na het recitatief
in het eerste bedrijf. Wanneer bij echter als Lionel in Martha, in welke
partij hij Zaterdag a.s. zal debuteeren, even zoo goed voldeed als hij
gisteren avond voldeed, dan kan inen met hem tevreden zijn en zal de
Directie goed doen, om hem te engageeren.
18,9 '81. M. H.
DE FRANSCHE OPERA.
Sedert mijn vorig schrijven is de eerste bas Darthès afgewezen, even
eens de dugazon Alix Guérin. Daarentegen zijn de chanteuses légères
de dames Cécile Guérin en DucMteau toegelaten, eerstgenoemde echter
met zulk een geringe meerderheid, dat deze overwinning bijna gelijk staat
met een nederlaag. Aangenomen zijn ook de derde bas (2e van de
opéra-comique) Augier Dia,nij en de trial Mordet, die De Beer opvolgt.
Men doet pogingen om een 4e debuut te verkrijgen voor den afgewezen
2e baryton Artières en 2e bas Eoussa, hetgeen op zich zelf beschouwd
zoo kwaad niet zou zijn, ware het niet dat het altijd gevaarlijk is van
zekere regelen af te wijken. Wat meu au ea niet zaader grond vraagt