Historisch Archief 1877-1940
No. 378
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VÖOR^NEDEïlLAND.
voor de heeren Artières en Boussa, zal men misschien een andermaal met
minder grond voor andere afgewezen artisten vragen, misschien om rede
nen die met de eigenlijke kunst niets te maken hebben. En hoe zal
men dan weigeren, wanneer men eenmaal het beginsel van de drie debu
ten heeft prijsgegeven?
Het gebeurde zal althans dit gevolg hebben dat de abonnés beter opko
men bij de stembus. Ook bjj politieke verkiezingen ziet men soms dwaze
dingen gebeuren, omdat de kiezers niet stemmen. A. of B. zal zeker
worden gekozen", zoo redeneeren sommigen, die zich liever niet
derangeeren. Ik kan best thuisblijven." Men blijft thuis en inmiddels loopt de
boel in 't honderd. Precies zoo gaat het in de opéra, wanneer de abonnés
zich niet de moeite willen geven naar het foyer te wandelen en daar
een briefje met oui of non ingevuld in de bus te werpen. Het is waar, de
abonnés hebben een lastige taak. Veelal hebben zij te beslissen
overmiddelmatigheden en in twijfelachtige gevallen, waar vóór en tegen even luide
spreken. Gemeenschappelijk overleg is moeilijk te verkrijgen, ook omdat
de smaken zoo verschillend zijn, de ooren niet minder; de couranten, bij
welke men voorlichting zoekt, zijn ook al dikwijls met elkander in tegen
spraak. Geen wonder dat velen niet weten wat te doen en heimelijk
het stemrecht verwensenen, waarom anderen hen benijden. Hoe weinigen
hebben een eigen meening en zijn genoeg muzikaal ontwikkeld om die
te hebben!
Les Huguenots, Hignon, Le Voyage en Cltine hebben tot debuutvoor
stellingen gediend. Van de twee eerste is niet veel goeds te zeggen.
Afgezien van tekortkomingen in de verschillende rollen, ontbrak het aan
de gewenschte eenheid en afgerondheid van het ensemble. Zelfs een
artiste als mme Ferminet was in Les Huguenots door de algemeene
malaise aangetast en zong niet altijd zuiver. De Vries heeft tot hiertoe
nog niet den vroegeren bijval gevonden en het is dan ook niet gemakke
lijk Séguin te doen vergeten. De fort-tenor Maury, over wien heden
avond in Le Trouvère zal worden beslist, maakte als Raoul een veel
beteren indruk dan als Eléazar. Dat hij een gunstig uiterlijk heeft kon
men eerst nu merken, en zijn jeugd was een aanbeveling voor een rol
als Raoul. Ook deed Maury zich als een beschaafd zanger en als een
geenszins misdeeld acteur kennen. De stem laat te wenschen over, zooals
ik reeds vroeger schreef, het meest daar waar 't het meest bij een tenor
op aankomt, in de hooge tonen, die in den re^el niet vrij en met groote
inspanning worden voortgebracht. Zal hij worden aangenomen? De
lezer zal het begrijpen dat ik mij liefst niet aan voorspellingen waag;
bovendien zal hg, wanneer deze regelen hem onder de oogen komen, reeds
langs een anderen weg den uitslag hebben vernomen.
Over de afgewezen artisten zal ik maar het stilzwijgen bewaren, waar
toe zou het dienen op hun feilen te wijzen ? Mogen ze elders beter slagen.
Cécile Gttérin's engagement is in sommige opzichten geen aanwinst, al
hoewel ik haar verdiensten niet misken. Maar het emplooi der chanteuse
légere d'opéra comique" stelt zekere eischen, waaraan mme. Guérin on
mogelijk voldoen kan. Zij is te apathisch (misschien het gevolg van
een ongewenscht embonpoint) voor de coquette, levendige rollen, niet
jeugdig genoeg voor partijen als Juliette, Ophélie, en eindelijk, niet ge
noeg virtuose om in coloratuur-passages volkomen te voldoen.
Aan de chanteuse légere de grand-opéra" stelt men van zelf minder
hooge eischen; een vier of vijftal rollen, ziedaar haar emplooi, het ondank
baarste van alle. Door mlle. Duchdteau zal het convenablement" worden
bezet, meer niet. De heeren Mordet en Augier Diany zullen waarschijn
lijk, vooral in de opéra-comique en operette bruikbare elementen zijn.
Maar behalve mme. Ferminet, Selrack en De Vries, ontbreekt het aan het
opéra-gezelschap nog aan artisten, die het publiek inpakken en magneten
beloven te zullen worden. En de drukkende warmte lokt niet tot een
bezoek aan den schouwburg uit. Wij wenschen den heer Van Hamme
minder mooi weer toe.
Den Haag, 17 Sept 1884. D.
WANDELINGEN OP DE TENTOONSTELLING.
III.
"""-?*-Brussel, 15 September 18S4.
Da wijnstok geeft eerst dan goede vruchten wanneer er duchtig aan
gesnoeid is en vochtdruppelen er uit op de aarde gevallen zijn.
Soll der Weinstock Früolite tragen
Muss das Meaaer achneiden ein;
Erat da» W e i n e n, daun der W o i n."
Zoo is 't ook met de schoone kunsten. Gesteld een onhandige criticus
(van partijmannen spreken wij niet), zelfs
.... met een' loep gewapend
En streng, maar boud van ziel het kunstwerk tegen gapend",
meent met zijn snoeimes de boomteelt der kunst te moeten bevorderen,
dan nóg, aelfs in dat geval, zon Boileau zeggen:
Un fou quelqnefoia donne un avis important."
Daarom zal niemand het laken dat ref. ten derden male met den cata
logus begint, om te erkennen dat er, althans bij dien van Gent (1883)
?vergeleken, een kleine vooruitgang bestaat. Dit jaar zullen onder
1 geene voorwaarde de schilderijen gedurende de tentoonstelling
t mogen verhangen worden, hetgeen verleden jaar niet onvoorwaardelijk
\ was vastgesteld (verg. art. 29 van 1883 bij art. 15 van 1884 in het
regle'l tnent).
' Zoo zal die verslaggever dan toch aan 't einde van zijn werk sommige
leemten kunnen herstellen. Doch van nu af moet hij om verschooning
vragen, indien een of ander begaafde kunstenaar of kunstenares over 't
hoofd wordt gezien. Bij tentoonstellingen is dit onvermijdbaar» Men
?achrjjve 't niet toe aan opzet of kwaden wil.
Toen wij in een vorig artikel over de portretten spraken, wisten
wq maar al te goed hoeveel nog daaraan was toe te voegen.
Da holküdsche dames maken in dit vak volstrekt geen slecht figuur.
Wij noemen vooreerst van Mejufvrouw Schwavtze den Predikenden Kar
dlnaaL Maar men fluistert mij in dat dit niet anders dan het portret
van een of ander onverschillig model is. Welnu, daarom juist. De schil
derij rlezer verdienstelijke dame verliest, dunkt mij, door den titel. Da
roode rok past uitmuntend bij het grauwe gezicht, doch men ziet er den
kardinaal nog niet in, evenmin als in 't gelaat eenen redenaar. Ala
studiekop moet men 't wsrk wegens de krachtige penseelstreek prijzen.
Mejufvrouw Bramine Hubrecht toont wezenlijke vorderingen in haar
portret, met hoed, wanneer men daarbij de beeltenis van den architect
Cuypers vergelijkt, die zij te Amsterdam ten toon stelde. Het zal niet
noodig zijn genoemde dames op De Lalaing of Munkascy's prachtig
portret van den hongaarschen kardinaal, enz. te wijzen.
Afraden moet ref. het bepaald den weg in te slaan van Pharaon de
Winter te Parijs (284), die zijne schilderij betitelt: Sur la pelouse;
portraits. Alleen de koppen zijn afgewerkt, overigens is de pelouse geheel en
al impossïble, wij zouden gaarne zeggen, belachelijk. Zoo doet een mensch
zich op eene pelouse niet voor. Iets dergelijks veroorlooft zich Van Beers,
die zijne kleine dame" Eve noemt. Eee zit in eenen... men kan 't niet
wel onderscheiden, of het een stoel is. Men weet niet of zij zich in de
open lucht, dan wel in eene kamer bevindt. Zij is zedig gekleed, zooveel
kan men onderscheiden. Haar kop is van de grootste fijnheid.
De schilder heeft zich nog geen rekenschap gegeven, wat het hoogste
schoon, de edelste kunst is; hij speelt, en schijnt zijn publiek uit te lachen.
Ook Eve is een portret. Indien ik dit werk een genrestuk noemde
Gercrd Dou en Metzu zouden zich bepaald omkeeren in hun graf. Ref.
verkiest in vele opzichten den minder genialen, maar meer degelijken
Tschaggèny (83ö); altijd is zijn penseel van edelen stijl, afgewerkt is de
teekening, krachtig 't koloriet, al is zijn portret (830) ook wat gemaakt
van houding. Niet minder ernstig opgevat is het portret van Alf. Stevens,
geschilderd door Henri Gervex te Parijs. Maar men begs ijpt niet waarom
de geportretteeerde den hoed op 't hoofd houdt.. ?. dat is meer eene
engelsche gewoonte dan eone fransche, of belgischa.
l)e Super intendant van 't Brltsch museum zit den gauschen dag, met
den hoed op 't hoofd, in 't middelpunt eener reusachtige zaal, omgeven
door de cirkels van lage kasten die den catalogus bevatten, orders en in
lichtingen met de grootste vriendelijkheid uitdeeiende. Moest men hem in
zijne hoedanigheid schilderen dan zou men hem niet den hoed hebben te
conterfeyten, gelijk den graaf de Montalambert in zijne dagen met den
onmisbaren pince-nes; ten minste indien men dezen als redenaar portret
teerde. Doch ik geloof dat Steven's hoed uitsluitend eene quaestie van
effect is.
Iets anders doen de kunstenaars welke Christus en de Heiligen afschil
deren met eea stralenkrans of lichtenden kring om 't hoofd. Daar ia
deze bijzonderheid alleen een zinnebeeld, wat niet dadelijk het
esthetisch schoon bevordert. Munkascy liet, gelijk men weet, don stra
lenkrans van Jezus voor Pilatus" weg, omgekeerd handelde Agathon
Léonard met zijne marmerbuste getiteld: Après Vannoncia'ion.
De lezer zal er wel niets tegen hebben dat ref. plotselijk een voorbeeld
uit de zaal der beeldhouwkunst aanvoert! Léonard plaatste achter en
om het hoofd van deze Maria-boodschap" een metalen dunnen cirkel als
aureool.
Ofschoon ref. een voorstander is van symbolisme op het gebied der
kunsten (elk kunstenaar is het eigenlijk, al spreekt hij 't ook niet uit.
Daarover bij eene andere gelegenheid!), zoo schijnt hem hier de harmonie
van het monumentale marmerbeeld verbroken. De toeschouwer begint bijna
te twijfelen of de krans niet een truc is van den beeldhouwer, om zijn
werk onder les clges cléricaux beter te verkoopen.... Wat er ook van
zij, wij aarzelen geen oogcnbhk deze buste eene der voortreffelijkste
kunstwerken van de goheole zaal der beeldhouwkunst te noemen. Moga
de behandeling misschien sommigen te week schijnen.... met of zonder
metalen krans, leeft, of ademt althans dat onuitsprekelijk ernstig len
beminnelijk gelaat. Die jonkvrouw schouwt met open oog (zonder
geteekende appels) diep vooruit in de toekomst, de mond is licht geopend, eene
bovennatuurlijke tevredenheid zweeft over het gansche gelaat. Iladde do
beeldhouwer portret" gezegd het oordeol kon niet anders zijn.
Hoe vele werken zich om het denkbeeld portret nog laten groepeeren,
eullen wij op onze volgende wandeling bespeuren.
B. A. G.
UIT BELGIË.
Koning Willern I hersteld.
Muurschildering.
Door een aardigên samenloop van omstandigheden, nu de
onpartijdigen beginnen in te zien, tlat voor de Walen het aanleeren der
nederlandsche taal van groot nut is; nu in Vlaanderen eene soort van
Damocles' zwaard een Entweder oder zou de duitscher kunnen zeggen
opgeheven wordt: Geef ons 't Nederlandsch uit Brussel, of wij halen het
uit 's-Gravenhage of Amsterdam"; nu men begint te begrijpen, dat er
toch nog een ander sociaal leven mogelijk is dan 1de liberaal, liie clericaal;
nu, op dit oogeublik, is het levensgroot portret van Koning Willem
I, geschilderd door J. van Bree, en gerestaureerd door Félix Sacréia
de spreekkamer van den burgemeester op het stadhuis geplaatst.
Zoowel als het architectonische gedeelte van het stadhuis en andere
oude openbare en zelfs vele privaathuizen, wordt het beeldhouwwerk
met alle versieringen verzorgd en veredeld. Zoo geschiedt liet te Brussel,
zoo ook elders. De lezer weet dat Verlat met de beschildering
dertrapwanden van het gerestaureerde stadhuis te Antwerpen is belast. De
intoclit van Karcl F, vroeger voorgeslagen zal echter niet uitgevoerd,
maar vervangen worden door een rederijkersfeest, Het Landjuweel van
lül. De groote beestenschilder, die ook het volk van Jerusalem, diens
Kruisigt hem", in al zijne schrikwekkende dierlijke drift weet terug te
geven, zal in elk geval van de bierdrinkende broeders der zestiende
eeuw geene petit-mattres maken, en dat is reeds een voorrecht. Verder
zij de hoop hier uitgesproken dat de kunstenaar het rechte karakter der