Historisch Archief 1877-1940
No. 379
r WEERAL AD VOOR NEDERLAND,
«ijn. echter gewillige en flinke jongens en taai, hoor! als het er op aan
komt; dan vergeten zij alles en doen zij hun best, om de bevelen der
officieren en van het kader zoo goed mogelijk uit te voeren.
Ik behoef voorzeker wel niet te zeggen, dat wij van zulke manoeuvres
die een uur of zes duren, terugkeerende, gedachten honger hebben. Nu
het is mij al verscheidene malen overkomen, dat het voor ons bsstemde
middagmaal van dien aard was, dat het niet gegeten kon worden. Ik
geloof wel, dat de voornaamste schuld ligt aan de bereiding door de
koks, daar toch alles gedaan wordt, om de levensmiddelen zelve zoo goed
mogelijk te doen zijn, maar toch aoude het zeer gewensclit zijn, indien
te dezen opzichte verbetering werd aangebracht, want men betaalt er
voor "en geniet er niets van; ja, men is zelfs verplicht in de cantine zijn
hongerige maag tevreden te stellen. Maar daar wordt het ook niet voor
niets verstrekt!
Goddank, is nu weder alles achter den rug en zit ik, sedert den lödea
September, weder in burgerkleeding in mijn eigen huis, Ik ben dus weder
fatsoenlijk man" en wordt overal toegelaten ;ik behoef mij alaoo niet meer
te schamen, dat ik soldaat" ben. Ik hoop, dat ik nimmer nogmaals
onder de wapenen zal behosven te komen, want dan zal het wol niet
anders wezen dan tot verdediging van ons grondgebied. Misschien ook
Zoude het niet kwaad zijn, om op yevoelir/c loijsc tot datgene te komen,
wat algemeen als noodzakelijk wordt erkend: den algemeenen dienstplicht.
Of wfl er alsdan zoo genadig van af znllen komen, als in 1871 de
Ifranschen, vermeen ik echter ten zeerste te mogen betwijfelen. Het middel
zoude wel eens erger kunnen aijn dan do kwaal en bovendien door een
vreemden dokter voorgeschreven kannen worden.
Een Verlofganger.
F E U I E, 4 E T O JT.
Naar het Amerikaansch
VAN
?T. HABBERTO N.
(Slot).
Da week, die nu volgde, was zeer onaangenaam voor den ma
joor. Hij verzorgde zijn tuin als gewoonlijk en floot zachtjes voor
zich heen; maar hij rukte als een gek de knoppen van de
bloeiende planten en zijn fluiten, soms klagend, soms wanhopend,
soms toornig, zelfs soms wraakgierig in uitdrukking, was*beperkt
tot de uitvoering van doodenmarschen. Hij waagde zijne koningin
zoo dikwijls bij het schaken, dat Ds. Fisher het niet dan eerlijk
achtte den majoor te wijzen op zijne speelfouten en hem te ver
oorloven ze te herstellen.
De zadelmaker-postmeester merkte op dat de majoor, anders een
volleerd rooker, nu een groot aantal lucifers gebruikte om de pijp,
die hij vulde, aan te steken.
Slechts eens gedurende deze week ontmoette h ij mevrouw W
uleday, en toen was de blik, dien hij aan zijne buiging en
hoedafnemen paarde, zoo plechtig, dat zijne schoone buurvrouw voor
eenige oogenblikken buitengewoon in zich zelve gekeerd was,
terwijl zij verwonderd nadacht, of zij hem ook op eenige manier
beleedigd kon hebben.
Wat den luitenant betreft, deze bracht lederen dag aan des
majoors schrijftafel vele zorgvolle uren door, waarvan het eenige
resultaat was een groot aantal dicht beschreven en lij a verscheurde
snippers in de prullenmand.
Dan, zonder jas en das, met opengerukt vest, en zijne haren
verward op eene manier traditioneel bij wanhopend verliefde
jongelieden, ontlokte hij treurige melodieön aan een fluit. Do ma
joor klaagde dan vrij vreemd voor een, man, die jaren op de
groole vlakten doorbracht, over tocht van de ramen aan den
voorgevel van het huis, welks vensters hij eindelijk meestal ge
sloten hield, dus mevrouw \Villleday de verveling besparende van
het geluid, voortgebracht door den ernstigea maar onervaren di
lettant. Voor den majoor zelf konden noch deuren noch vensters
helpen en toen eens de sergeant-bediende bij ongeluk eenc vrij
zware tafel omgooide, die de fluit verbrijzelde, was dat het eenige
gelukkige oogenblik dat de heer des huizes in deze week genoot.
De week naderde haar einde. De majoor had met een hart vol
wanhoop, verhalen gedaan, liedjes gezongen, verschillende krijgs
kundige stellingen ter bespreking aangegeven, hij geraakte zelfs
in geestdrift over een toer door Europa, waarbij hij natuurlyk
alle onkosten zou dragen, maar zijn gast bleef ongeroerd en vol
hardend. Eindelijk kwam de morgen van den laatsten dag, en de
luitenant verscheen tot des majoors verrassing en verlichting,
aan de ontbijttafel met eene vastbesloten uitdrukking op zijn gelaat.
» Majoor l" zeide hij, »ik zou er onder andere omstandigheden
niet-van spreken, maar ik redde eens^uw -leven.'7 ?
»Dat deed je, mijn jongen, en God zegen je er voor!" ant
woordde de majoor dadelijk.
»Nu, ik ga u eena gunst vragen in ruil voor die daad. Ik zal
nooit een tweede vragen. liet is nutteloos voor mij om te trachten
haar te schrijven. Hoe meer ik mijn best doe, hoe minder vol
doende mijne woorden schijnen. Nu, wat ik vraag is dit: schrijf
u een klad van wat geschikt is om te zenden aan zulk een onver
gelijkelijk schepsel. Ik zal het copieeren en versturen. Ik hoop
m'et op een gunstig antwoord. Alles wat ik verlaag is mij aan
hare voeten te werpen, maar ik verlang het onberispelijk te doen,
en waarachtig, ik weet niet hoe ! Schrijf u alsof' het voor
u zelf ware. Wil u dat doen?"
De majoor trachtte het brok, dat hem in de keel schoot met
een slok koffie weg te spoelen, doch slaagde slechts gedeelte! ijk.
De vragende blik van zijn gunsteling, gevoegd bij hel feit dat deze
onbewust was van het gewicht zijner woorden, hergaf den majoor
echter zijne zelfbeheersching, zoodat hij kon antwoorden: » Ik zal
het doen Fred, dadelijk."
»Nu maar geef er uw ontbijt niet*aan, als het dezen morgen
maar gedaan wordt,''' zeide de luitenant, toen de majoor van
tafel opstond, maar de veteraan had een voorwendsel noodig om
het ontbijt onaangeroerd te laten en hij stapte onder de veranda
en begon in gedachten heen en weer te loopen.
«Schrijf juist alsof het voor u zelf ware."
Deze woorden van den jongen man klonken hem voortdurend
ia de ooren, en toen hij een weinig nagedacht had, besloot hij
precies te doen wat hem gevraagd was.
Wat da luitenant zich voorgenomen had te doen, zou zeker
een einde maken aan de vriendschap tusschen den majoor en
mevrouw Wittleday, ten minste als deze dame niet buitengewoon
genadig was. Waarom zou hij haar dan onder den naam van
zijn vriend niet alles schrijven, wat hij jaren geleden reeds ge
hoopt had haar te kunnen zeggen? Het deed er niet toe dat zij
niet zoude weten wie de eigenlijke steller van den brief was;
het zou een onuitsprekelijk genot zijn die woorden te schrijven,
te weten dat zij ze zou lezen en dat haar hart wellicht mede
lijden zou hebben met den schrijver.
De majoor zetle zich neder, schreef, haalde door, voegde tus
schen, herschreef en overhandigde eindelijk den luitenant een
blad schrijfpapier, waarvin nog geen voile bladzijde bedekt was
met des majoors eigenaardig letterschrift.
»0p mijn woord! majoor," riep de luitenant uit, met een 'ge
zicht dat onder het lezen aanmerkelijk opgehelderd was »dat is
prachtig! Ik veiklaar, dat het mij hoop geeft, en toch, liet is
kwellend onder eens anders vlag te moeten varen."
»Doet niets ter zake, mijn jongen, schrijf het over, leeken het,
verzend het, en hoop niet te veel."
De romantische jonge dappere copieerde den brief nauwkeurig
regel voor regel. Hij verbruikte verscheidene enveloppen bij het
schrijvers van het adres en verzond daarna de missive door mid
del van den bediende van den majoor. Daarop borg hij het blad
weg om het later nog eens nauwkeurig (en zooals blijken za!
treurig) over te lezen,
De morgen kroop om. De beide krijgslieden, rookten ontel
bare sigaren, maar alleen, om te vinden dat zij stonken.
Do luitenant trachtte zich op te vroolijken door het vertellen
van twee of drie anecdoten en de majoor dwong zich bij het
einde tot een luidruchtigen lach, maar de vroolijkheid vaa beiden
was zichtbaar gemaakt.
Het eten werd 's middags, het gewone militaire etensuur,
klaarp'ezet, maar er werd weinig van gebruikt, behalve een flesch wijn,
welke de majoor, die zelden dronk, het raadzaam achtte, neer te
De sigaar na den eten duurde slechts tot n uur; de nieuws
bladen door de middagpost gebracht, hielden hun nauwelijks eea
uur langer bezig en een begonnen spel cribbage liet men spoe
dig in den steek, niet zwijgend, doch met wederzijdsch goedvinden.
Eensklaps knarste het tuinhek. De luitenant sprong op, keek
uit het venster en riep uit:
»Het is haar livrei, hij heeft een antwoord. O! majoor! l"
«Bedaard, jongen, bedaard!'1 zeide de aangesprokene, haastig
opstaande en zijne hand op den schouder van den jongen man
leggende, toen dat opgewonden personage naar de deur snelde,
» officier en man van eer! Weet je! Laat Sam de deur open
doen."
De schel ging over. De deur werd geopend, een paar woor
den werden tusschen de beide bedienden gewisseld en mevrouw
Wittleday's koetsier verscheen in de eetkamer met een brief in
dft 'hand.