Historisch Archief 1877-1940
r
2,
DE AMSTERDAMMER, 4VEEK-BLAD VOOR NEDERLAND.
No. 379
Tusscben het Dagblad, de Tijd en het Handelsblad ontspon zich eea
strijd over de vrachten van het onderwijs, een onderwerp dat door de
gebeurtenissen in Belgiënieuwe actualiteit verkregen heeft.
Da op til zijnde ontbinding der Kamers gaf De Standaard aanleiding
om tot hare geestverwanten de krachtige oproeping te richten, dat alle
districten de naderende verkiezingen als een ernstigen strijd zullen be«
Behouwen. In een tweede artikel werd dit denkbeeld nader uitgewerkt.
Ver wierp Da Standaard het door sommige geopperde denkbeeld weg,
dat het slechts verkiezingen voor de leus zou gelden.
In een ander artikel deed De Standaard uitkomen hoever hare opvat
ting van het Koningschap versohilt van die der conservatieven.
Terwijl het Niemvs van den Dag onder het opschrift De politieJce parfy
An de 5öKamer tot de bekende treurige resultaten kwam, toonde het
HanMsllad zich verstoord dat de afdeelingen der Kamer van de gelegen
heid tot Grondwetsherziening niet meer hadden weten te maken.
f De N. Rott. Ct. verdedigde het beginsel om art. 198 geheel te doen
-vervallen.
Overigens bevatte het Handelsblad eene serie ingezonden artikelen
over Belastingen in Indië, terwijl in ons Dagblad de juridisch en feitelijk
belangrijke quaestie. der telepaoondraden door mr. J. A. Levy werd
behandeld.
Men heeft den heer Tak van Poortvliet een kleine schadeloosstelling
gegeven voor zijn uitsluiting van de presidents-voordracht. Men heeft hem
tot Voorzitter van een der afdeelingen en tot rapporteur over 't voorstel
tot wijziging van art. 198 der Grondwet gekozen.
Om da waarde van deze keuzen, na de gevoelige les, die er pas aan
was voorafgegaan, te beoordeelen, diene men te weten, dat de keuzs tot
president en rapporteur geschiedde in de vierde afdeeling, waarin van
liboralo zijde zitting hadden de heeren: Van der Kaay, Buma, Van der
Sleijden, Dijckmeeater, Tak, de Mejier, Viruly, Van Osenbruggen en
Van Eek.
De heer Tak was daar met zijn vrienden toevallig in de meerderheid.
De welsprekendheid van den Minister van Buitenlandsche Zaken is
bekend. Maar hij toonde deza week dat hij al even krachtig weet te
argumenteercn als te oreeren.
Toen hem bij het wetsontwerp nopens de. Fransche consulaire rechtsple
ging in Tunis, tegenover Nederlanders-toe te passen, de volkomen juiste op
merking werd gemaakt, dat wij niet met Frankrijk, maar met Tunis had
den behooren te onderhandelen, bezigdöde heer Van der Does twee
krachtige gronden daartegen.
Ten eerste had Frankrijk ongeveer aan Tunis te verstaan gegeven dat
het. op 't stuk van internationale overeenkomsten niets te vertellen had.
En dat was dus voor ons een motief om Tunis voorbij te gaan.
Ten andere hadden we, indien niet met Frankrijk, zeker niet met Tu
nis, maar met Turkije moeten onderhandelen. Maar er waren redenen
om dat niet te doen; redenen die de Minister hier niet nader be
hoefde uiteen te zetten.
Dat behoefde hij wél; niemand kende ze.
Charits bien ordonnée ...
Maar is de heer Van Eek dan niet een veteraan, die gerust met Marcel
in do Hugenoten kan zeggen: Moi, peur ? Jamais!
Met al de macht zijner welsprekendheid en ditmaal zonder citaten
verzttte zich de heer Wintgens ook tegen de behandeling van het ont
werp, dat, bij aanneming, tot een kamerontbinding zal leiden.
Hij schilderde den toestand met donkere kleuren af; het vitale belang
was allereerst onze financiën ta herstellen,....
Bedriegen we ons ot heeft de heer Wintgens niet voortdurend met
hand en tand de verbetering van onzen financieelen toestand
tegengahouden, door elke verbetering te bestrijden ?
Van waar dan nu die ommekeer?
Zou het kunnen zij» omdat, bij een kamerontbinding, de tijd zal ont
breken voor langgerekte beprrootiugsoratiön, die nu eenmaal een politieke
levensvoorwaarde voor den flaagsclien afgevaardigde zijn?
De uitbreiding van het personeel der Amsterdamschc Rechtbank werd
algemeen als noodzakelijk erkend.
Er moest men gaf 't eenparig toe een Vierde Kamer aan dat
College worden toegevoegd.
Welnu de Regeering had dan ook recht om het personeel voor
die uitbreiding te vragen: l vice-president, 3 rechters, l
substituutofficiar, l Bubstituut-griiïier.
Neen zei de Kamer, dat niet.
We moeten zuiver zijn. Er is te veel werk; dat staat vast; er moet
een vierde Kamer komen; dat geven we toe, maar ge moet het met
n vice-president en n rechter meer weten te doen.
Penny wise and pound ibolish.
Een zuinigheid ten koste van een behoorlijke rechtsbedeeling daarin
had de zieltogende Kamer haar glorie niet moeten zoeken.
Om de voor velen zoo bittere pil der ontbinding te vergulden, liet do
heer Heemskerk uitkomen dat er een groot verschil was tusschen een
bij de Grondwet voorgeschreven ontbinding bij de herziening van de
hoogste Staatswet en een ontbinding wegens politieke knutselarij, zooals
die van 1866 bij voorbeeld.
Eu de Kamer stemde het; toe.
/elfs de heeren van de Kappeyne-fractie liepen er in.
De premier had hen de hoop op de politieke wederopstanding geschonken.
Toch zal menigeen daarin bedrogen uitkomen, denken we.
De kiezers zullen Beker bij de herzienings-stemmingeu tweemaal toezien;
vóórdat zij hun stem geven aan hen, wier ideaal is de ontbindiüg... van
de liberale partij.
WARME KADETJES.
?Een Zaterdag-avond Praat j
LVI,'
U hebt bepaald ongelijk, mijnheer," heb ik gezegd, het is maat
vijftien malen gebeurd."
't Is niet waar," sprak mgn tegenstander, 't geschiedde zestien keer.5}
Neen, menheer i",
Ja, mijnheer l"
Als wij het dan niet eens kunnen worden, zonden wij het best doen
door het advies van den man in te winnen dien ik daar ginds zie staan
en die de betrekking van opzichter of iets dergelijks schijnt te vervullen."
Dat is een zeer snugger denkbeeld", meende de vriend met wien ik
dispuut had en hij gaf den door mij aangewezen persoon een wenk.
Zeg ons, waarde vriend," dus begon hij, toen de man in onze nabij
heid was gekomen, vertel mij eens precies hoeveel malen de straat op
deze plek in 't laatste half jaar opgebroken werd."
Zeventien maal," sprak de man.
Wij keken elkander aan en groote verbazing gaven onze gelaatstrekken
te kennen, want.....l
Ik ben den lezer echter eene explicatie schuldig, want vermoedelijk heeft
hij nog geen jota van mijn schrijven begrepen.
Men wete dan dat ik, nadat ik mijn zoon Jan, die veel te lastig en te
wijsneuzig werd, naar eene kostschool gezonden heb en na mijne vriend
schapsbreuk met den ontrouwen Sagittarius, mij verschrikkelijk op
Meerlust heb verveeld; het is waar dat er nu en dan eens afwisseling was,
-- want eenmaal kwam b. v. een heer voor de scholen met den bijbel collec
teeren en ik heb met dien man heel fideel geredeneerd en hém geen cent
gegeven, en een andermaal kwamen de trawanten der nieuwe gasfabriek,
die mij met kracht en geweld wilden aansluiten", maar wien ik vroeg of
zij mij voor krankzinnig aanzagen.
Zeker niet, mijnheer, hoe meent u dat?" vroeg een der mannen. Denk
jullie nu dat ik van plan was om in Augustus 1884 te decideeren of ik in
het einde van 1885 gas van de nieuwe fabriek wil nemen?"
Wij denken niemendal," sprak de man, en volgen onze orders.
Dat zijn dan zeer bespottelijke en malle orders!"
Mijnheer, de gemeenteraad heeft besloten....
Ik lap het aan mijn laars wat de gemeenteraad, die alles slechts van
hooren zeggen heeft en steeds door de brillen van anderen kijkt, besluit",
zeide ik, maar ik begreep onmiddellijk dat ik onbehoorlijke taal had ge
sproken en vervolgde dus haastig: ja» zie je, ik meen, ik vermoed, enfin,
ik denk dat ik verstandiger zal doen, wanneer ik nog maar een beetje
met die aansluiting wacht."
Zooals u wilt, maar bedenk wel dat als ge eerst in het einde van 1885
besluit om gas van ons te gaan branden, dat ge dan wellicht weken en
maanden zult moeten wachten alvorens gij aansluiting kunt verkrijgen."
Ik werd nu toch kwaad en bulderde: loop naar de pomp met je nieuwe
gasfabriek, 't lijkt jandorie wel alsof wij hier in Rusland leven, men heeft
zich maar zoetsappig te buigen en anders wordt men vaderlijk
getuchtigd! Complimenten aan je fabriek dat Ui voortaan oüe ga branden en dat
ik mij niet al een kwa-jongen laat behandelen, hoor!"
Deze taal was zeker weder zeer onverstandig en zeer ondoordacht, maar
ik was boos en een mensch die boos is, legt zijne woorden niet op een
goudschaaltje.
Dan ook
Maar, genadige Hemel, ik ben heelemaal van mijn thema afgedwaald
en haast mij dus er op terug te komen ; ik ben lezer, door de slechts nu ea
dan verbroken, Verveling er toe overgegaan om mij de verkiezing te laiea
welgevallen tot president van de Verecniginy voor liet stoffelijk heil van
Amsterdam, en ik stond in die kwaliteit met mijn secretaris in de
Mozesen Aaronstraat te praten over het vraagstuk hoe vaak, daar ter plaatse,
het plaveisel in zes maanden tijd was opgebroken.
Wij debatteerden nog een poosje over die zotte cijfers van 15, 16 of 17,
toen een opzichtig gekleed heer zich bij ons voegde en eensklaps zeide:
Amsterdam heelt nog nooit zulk een gelukkig tijdperk gekend ak tegen
woordig, mijne heeres; waarlijk do bloei-tijd der stad is weder aangebroken,"
Hoe meent u dat?" vroeg ik verbaasd.
Ik ben pédicuro, mijnheer, en een zeer vermaard pédicure ook; ma?
ik UEd. mijn kaartje aanbieden?" tegelijkertijd stopte de maa mij een
geglaceerd stukje karton in de hand, waarop te lezen stond:
Antïnüus Phocbus de la Rataplan, professeur
Maison do la llataplan" <£? fits
Pédicure de la cour de Haïti,
255 DijHömcs et Medailles.
Maar nu begrijp ik nog niet".... stotterde ik.
.,lk zal het u duidelijk maken; ik ben reeds twintig jaar in het vak en
nimmer heb ik voordeeliger tijden beleefd dan in dit jaar. Doordien men
de theorie der golvende lijnen ook op het straat-plaveisel is gaan toepas
sen, zijn al de Amsterdammers tegenwoordig met likdoorns aangehaald en
ik kom tijd te kort om iederen lijder te kunnen helpen; vermoedelijk zal
ik dan ook een salon gaan inrichten."
Spreekt u in ernst?"
Ongetwijfeld. Ik ben echter de eenige niet die fraaie zaken maakt
?want ook de selioen- en laarzen-makers verdienen geld als water, daar
het schoeisel der bewoners van deze stad niet tegen de hobbeligheid en
de ongelijkheid van het plaveisel bestand is; mijn buurman, Maurice
Soldier was in de laatste drie maanden in staat om zeventien huizen
aantekoopen en dertig duizend gulden naar het Grootboek te brengen."
Mijn secretaris stond met open mond en zeer verbaasd te luisteren en
riep eindelijk: u overdrijft!"
In geenen deele; om u to bewijzen dat ik waarheid spreek laat ik u
dit model-diploma zien, dat bewijst dat ik niet ondankbaar beu; onze
burgemeester, onzo wethouders en al oazo gemeenteraads-leden krijgen