Historisch Archief 1877-1940
SS*1
No. 379
DE A M S T E R D A M M E R. W E E K B L A D VOOR NEDERLAND.
van mij een bewijg te huis op oud hollandsch, onafgesneden papier
gedrukt waarbij ik mij verbind hen levenslang, gratis van eventueele
likdoorns te verlossen.
Maar," dus bracbt ik in het midden, wanneer het waar is dat de
pédicures en schoenmakers zooveel geld verdienen omdat do bestrating
'zóó slecht is, dan is het wel verwonderlijk dat niet ook de chirurgijns
goede zaken maken."
Bloot toeval," bromde eensklaps de opzichter, dat er nog geen on
gelukken zijn gebeurd, maar zij zullen wel komen, daar kan je (de
man gebruikte een onfatsoenlijk woord) op zeggen: de geheele stad ligt
'sedert maanden overhoop; eerst braken zij voor de brandweer, toen voor
den telephoon, daarop voor nieuwe rioleering, toen om nieuw te bestraten,
thans voor de legging van gasbuizen of omdat de boel niet goed ligt en
in plaats van dat alles zooveel mogelijk tegelijkertijd te doen, geschiedt
dat na elkander en bij tusschenpoozen l Ik hoop maar ene zaak "
. Wat hoopt u dan V"
Dat als er ongelukken plaats vinden, die dan wethouders of raadsleden
treffen, want dan zal er eenige kans zijn dat de toestand verbetert."
Wat zegt u ?" vroeg ik, want ik deed precies alsof ik den man niet
verstaan had.
Niemendal," gaf bij ten antwoord, begrijpende dat hij te ver was gegaan.
Ja, ziet uwee, 'k mot ook zeggen as dat 't 'n schande is", zeide eens
klaps een nieuwe spreker, ,,'k hou er een lozement in de Warmesstraat
op na en kan d'r over meepraten. Verleden jaar met de expositie-ten
toonstelling hebben zij waratje de heele straat opgebroken, dat er haast
geen kip door kon en nu we, van 't jaar wér zoo'n expositie-tentoon
stelling nad,den, is 't van 't zelfde lakea een pakkie geweest. Manlief! 'k
heb haast geen rooie duit verdiend, want de vreemdelingen bedankten er
hartelijk voor om in onze straat d'r nek te breken."
Zonden wij niet verder gaan, mijnheer de Secretaris", zeide ik.
^ Ongetwijfeld" was zijn antwoord.
Wij groetten pédieure, logementhouder en opzichter en begaven ons
naar het postkantoor waarvan de toegang, naar een onzer leden had
medegedeeld, op het oogenblik een curieus schouwspel oplevert.
Het bleek ons dat dit lid gelijk had en wij hebben met verbazing en
opgewondenheid staan kijken.
Memfis!" lluisterde de secretaris die zijne stem deed dalen, gelijk men
zulks gewoonlijk doet wanneer men getuige van iets plechtigs is of eenig
grootsch werk bewondert.
Neen, Karthaaro!" antwoordde ik.
Welk een veld voor Schliemann!" riep de secretaris in verrukking,
zouden wij niet voor rekening der voreeniging naar Athene mogen
seinen om den grooten navorscher te melden dat hij in Amsterdam heer
lijke ruïnen kan vinden ?"
Ongetwijfeld, en ik wil de onkosten voorloopig wel betalen, maar hoe
komen wij het telegraaf-kantoor binnen?"
Moed gehouden, mijnheer Aquarius, bedenk dat de beschaafde man zijn
leven moet veii hebbeu wanneer het geldt de wetenschap te dienen."
Beschaamd volgde ik den wakkeren scriba; wij bestegen hellende vlakken,
klauterden over rotsblokken, liepen langs duizelingwekkende Bteilten,
struikelden over balken en koersten eindelijk het telegraaf-bureau binnen,
waar wij liet volgende seinden:
Schliemann te Athene, of elders.
Kom cito Amsterdam. Onovertrefbare ruïne: bepaaldelijk bij Postkan
toor. Troje, Pornpeji, Gomorrha enz. enz. in schaduw gesteld. Spoedige
komst wenschelijk, over veertien dagen een deel van Amsterdam wellicht
niet meer te vinden. Zestien egyptisehe obelisken uit grijze oudheid
ontdekt; waar, vertellen mondeling; breng, zoo mogelijk beurs-bouw-plan
mede, zitten hier met de handen in" het haar en met de plannen in de
maag.
Ziezoo," sprak ik, toen wij de zandwoestijn achter het koninklijk paleis
doorwaad hadden en kalm en rustig een glas Pilsener dronken, nadat wij
elkander hadden gelukwenscht dat wij heelhuids van onze tocht waren
afgekomen, dat groote werk ia ook al weder gedaan; wat staat als
tweede punt op ons programma van werkzaamheden, heer secretaris?"
Instellen van een onderzoek naar de werking van den reinigingsdienst van
de gemeente Amsterdam! maar het is veel te laat geworden, geachte
praeses, het is etenstijd!"
Jammer, verschrikkelijk jammer! Enfin, dan zullen wij het van daag
laten loopen, maar denk er aan dat wij dat werkje spoedig opknappen,
want de qoaestie komt spoedig ter sprake en wij dienen ons vóór dien
tijd te overtuigen of die tak van dienst goed beheerd wordt."
Yv^aarom?" riep de secretaris, ik wed dat alle zoogenaamde verande
ringen en verbeteringen daarop uitdraaien dat de reinigingsdienst op
dezelfde wijze zal bestuurd blijven als tot nog toe het geval was'
Wat verwedt je?"' zeide ik mechanisch.
,?Esn flesch champie!"
Ik houd tegen", riep ik.
De tijd zal nu moeten leeren wie van ons beiden gelijk krijgt.
Aquarius,
BRUGVERCIERING.
Niet zondor instemming heb ik de 32 stuks sneldicht" gelezen, die,
onder den titel Lage-sluis-poëzie", voorkomen in het No. van 21 Sept.
't1 Ia waar, dat obelisken, in later tijden, schier alleen voor gedenkznilen"
op kerkhoven gebruikt zijn. Toch hadden ze in JEgypten, hun bakermat,
die bestemming niet. Men weet, dat die gevaarten doorgaands, ten getale
van twee, vóór de tempels stonden, en de Salomonische zuilen Soos en
Jachin wel de zelfde bestemming (van bij de Godsvereering groote
personen in de herinnering levendig te houden) schijnen gehad te hebben.
Het vermenigvuldigen dier obelisken, dat is wel de sterkste ketterij, die
er zich op de lage sluis" in uitsprak. Sfinxen vermenigvuldigde men,
ook kolommen (adres aan Persepolis,), obelisken echter niet< ?
Ik onderstel, dat dit sneldicht, dooi' een spotvogel vervaardigd ia, ts
paard zittend (zoo als dat van Constantin Huygens). De papiertjens
schijnen ia den knapzak des dichters door elkander geraakt te zijn: ten
minste ik heb, bij eune veranderde schikking, veel meer zins er in ge
vonden. Ik stel do opvolging der 2 zestientallen voor als volgt:
I13, II5, U», I10, II1, II*, II3, U», II13, II13, II15, I10, I«, I5, I6,
F, P, I», F3, I», I", P, P, P, I», ipo, H", H», H3, P, II", 1F,
Kabetr.
Ook behoeft het tegenwoordig I14 noodzakelijk een nootjen. Volgemls
P. Schaltemaas mededeeling noemt de Mairo Vaa Brienen, in zijn rapport
omtrent Amsterdam, de Flooge-sluis Le pont des amoureux, en werkelijk
heeft men er, in zeker tijdvak, dien naam aan gegeven. Do Heer Jan ter
Gouw zegt echter, dat het eigenlijk zijn moet: Samommen-sluis, van da
vaartuigen, die met ongestreken mast onder de brug door konden varsa,
en Samoreuzen" heetten.
Tegenover de sombere verciering van de zuidelijkste Amstelbrug, staat
de vrolijke van do nieuwe brug, welke men over de rivier geslagen
heeft voor de Amstelstraat. Die ia rijk getooid met voorstevens van
antieke vaartuigen, en ieder van de acht lantarenzuilen draagt op zijn
kapiteel je vous Ie donne en dix een keizerskroon. Is dat wijl
ze voert naar de Waterloopleinen? In den slag van Waterloo hfieft de
beroemdste keizer dier dagen nog al een lesjan gekregen. Mot Ivlaxirailiaan
heeft de voormalige Magere brug'' toch wel niet uit te staan.
't Is vreemd, dat men het licht niet meer op den kandelaar zot, maar
het aan ringen of andero uitwassen smeedt, die de schacht van den
pseudo-kandelaar omgeven. A. Th.
UIT HET HAAGJE.
V.
Geen stad in Nederland, die in den zomer zooveel voorname vreemde-;
lingen in haar gastvrije en goedkoope logementen hotels, heibel ik
ontvangt als den Haag. Amsterdam denkt misschien ons do loot' at'
te steken met zijn keizerin, koningin of prinses, die te hooi of te gras in
den Doelen of 't Amstel-Hötel komt logeeren om voor haar gezondheid
geknepen te worden; maar het aantal hoog-adellijke hoeren e u <!ura".=,
van den regeerende-n vorst af tot den minsten chevalicr... uïndiistrie
ingesloten dat hier en te Scheveningen telken jare voor zijn plezier
komt, niet om geknepen, maar om fatsoenlijk gesneden en ze!;'-; ecu
weinig gevild te worden, is oneindig veel grooter en stelt dat dor hoofd
stad des Rijka volkomen in de schaduw. De reden ligt voor tie huid.
Ik hoorde 't gisteren nog uit den mond van een vreemden bezoeker, die
op het terras van het Badhuis in mijn nabijheid zat. Scliage is een stad
des vermaaks", luidde 's mans uitspraak. Ik herkende in den spreker, bij
den eersten oogopslag, een dominee in ruste en in ::ijn reismakker, tot
wien hij 't woord richtte, een gewezen ouderling. Beiden waren in 't
zwart en hadden witte dassen 0111 zonder zichtbaren knoop of strik. Er
ontbrak hun iets, dacht uie, en toen viel 't me in, dat het de laugo pijp
was. Een stad van vermakelijkheden" meende de ouderling, en hij
zei 't volkomen juist.
Omdat dit zoo is, hebben we hier ook wat gij, Amsterdammer, niet
hebt een Directeur der Vermakelijkheden". Dat is die brave, ijverige,
onvermoeide heer Voitus van Hamme, nummer een op de lijst der te be
noemen ridders in de Orde der Vermakelijkheid", die, naar men zegt, in
de plaats zal komen van de.... ge?jeesde 4e klasse van den
Nederlandschen Leeuw. Waarde heer Van Hamme, weldoener der zish verma
kende en vermakelijke Hagenaars, duid bet me niet ten kwade, dat ik
uw naam noem, en denk vooral niet dat ik ooit iets anders dan goeds
van u zal zeggen. Ik spreek nooit kwaad van mijn vrienden en gij
behoort onder hen. Ge voert wel eens bij sommige gelegenheden
o. a. nu weer voor de voorstellingen onzer welbeminüe bar ah den
prijs uwer plaatsen wat hoog op, maar dat is een recht dat niemand
u betwisten kan. Voor 't publiek is 't ;i prendre ou i laisser, zooals gij
wél zegt. En gij kent uw publiek. Ik heb al een plaatsje ad f8.?be
sproken en daarvoor lig ik een week krom. Dat doen wij hier geregeld.
Het krom-liggen is ons tot een tweede natuur geworden, en dat moet
wel, anders kunnen we onmogelijk overal bij zijn. Nu moet ik er bij
zeggen, dat er families zijn die de zaak overdrijven; die fatsoenlijk gebral:
lijden ten profijte van den ondernemer der vermakelijkheden. Zoo hoorde
ik onlangs nog vertellen van een jongelui-partij, op welke een paar be
koorlijke freules?de jonge dames laten zich hier alle freule" noemen
waren betrapt op het heimelijk verduisteren van broodjes met, ossentong.
't Verwondert mij niets," werd er terstond bijgezegd, daar wordt
thuis niet gegeten." Men heeft ook verteld, van voorname iamilies,
die den eenen dag met enkel gort, den volgenden niet rijst, den derden
met grutten dineeren, maar aan een welvoorzienen, voor den voorbijgan
ger zichtbaren disch met runderribben, hammen, pasteien eu poddicgen
van beschilderd karton, zooals op het tooneel. Totnogtoe is liet, me niet
mogen gelukken die gastronomen te ontdekken en daarom twijfel ik
eenigszins aan de waarheid van het on dit.
Een onzer voornaamste vermakelijkheden, ? die echter mijn vriend
Van Hamme volstrekt niet aangaat, vinden we in den Dierentuin. De
Amsterdamuier, die deza voortreffelijke inrichting niet kent, is wellicht
geneigd ze in zijn gedachten te vergelijken met zijn Artis, maar dan doet
hij verkeerd. Vooreerst doen we hier niet in verscheurende bessten; we
vergenoegen ons zediglijk met een drietal beren een niet heel aange
name herinnering voor de talrijke bezoekers die zelf veel van dat goed
hebben en onder hen, let wel, ook een honigbeer, waarschijnlijk een
gewezen hoveling of zoo iets. Zeer arm is onze Dierentuin ook aan apea,
vermoedelijk, omdat er onder de leden geen gebrek aan dat soort is. Het
sieraad onzer zoölogische verzameling is echter het Aquarium. Deze hoogst
merkwaardige inrichting bevat behalve een paar redelijke zootjes bot en
baars, eenige palingen, waaronder een kokkert, die er heel jeugdig en
spichtig is ingekomen en nu vrij wat beter op zijn plaats zou zijn in een
Keulschen pot, aan mooten gesneden in de aziin zwemmende, dan in het