De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 28 september pagina 5

28 september 1884 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 379 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. wij van dien aard b, v. ta Parijs, te Londen en te Berlijn ontmoet hebben, dan kunnen wij slechts bekennen dat, alle verhouding in aanmerking geno men, de operette te Amsterdam bij die anderen nog niet zooveel ten ach teren staat. Nu de natuur eenmaal niet gewild heeft, dat de Nederlan ders hun eigen, hun nationale zangspelen zouden bezitten, nu maakt men zich ten onzent zoo goed mogelijk van de uitheemsche meester. liet is ?waar, wij gaan zelden Frascati bezoeken zonder een klein vooroordeel om het mooi te vinden mede te dragen, wij beweren namelijk nog steeds in het Frascati der Plantage iets terug te viuden van de hoedanigheden, bg name van de gezelligheid", die voorheen de populairste aantrekkings kracht van het Frascati der Nes uitmaakten: In geen der Amsterdamsche schouwburglokalen, gelooven wij, kunnen de tooneelspelers en scène en de muzikanten n het publiek het zoo goed samen vinden als hier. De geheele bevolking der zaal leidt, vooral gedurende de avonden der première-voorstellingen n leven, dat zich telkenmale merkbaar uit. Alles zit dicht by elkaar, alles rookt met den grootsten moed; nergens elders bevinden zich de luidruchtige nauw aan-een-gescboardo bezoekers der galerij meer ontniddelijk boven de hoofden der stalles. Wij beweren niet, dat een en ander, vooral 's zomers, aangenaam de reukzenuwen prikkelt, maar wij vermelden het zonder er tegen uit te varen, omdat het zoo * eigenaardig is. Dikwijls houden de leden van het orkest een gesprek met babitué's die op de eerste stoelenrij hebben plaats genomen. Wij bezoch ten nog nitamer Frascati, of de een of andere goedaardige heer aan onza zijde, maakte een praatje, deelde zijn indruk mee, vindt u ook niet?". Verschjjnt er een geliefd acteur, een hr. Kreeft of Doré, in den laatsten jd ook een hr. Kelly, ten tooneele, men klapt terstond in de handen en de opkomende moet buigen. Bevalt het een of ander liedje, men bisseert luide. Wanneer in de pauze de zaal voor drie vierden leeg loopt, dan ?heerscht er in de atmosfeer, te midden der warmte en van den rooknevel, een goed- of afkeurende stemming, dan bemerkt men aan de praat jes bier en daar, die over de armen van verlaten stoelen heen worden gehouden, aan de gebaren, of de toeschouwers voldaan zijn al dan neen. , Zoo ging het ook tijdens de voorstelling van den Eoi de carreau, den Ruitenheer, waarvan wy echter belet waren de frischheid der eerste op voering te genieten. Mej. Virginie Gobbaerts, doch, laat ons vooraf trachten den lezer een korte inhoudsopgaaf te doen: Tirechappe, straatkuustemaker en koning eener bende Parijsche vagebonden in het laatst der zestiende eeuw, heeft in der tijd een.meisje, dat to vondeling gelegd was, tot zich genomen en er een zangeres van gemaakt, die hem en zijn zoon Mistigris op hun tochten over de pleinen der groots stad vergezelt. Tircchappe heeft, toen hij haar opraapte, in haar kleederen een halve speelkaart gevonden, een halven Ruitenheer, hij hoopt nog eenmaal den bezitter der andere helft aan te treffen, om haar dan terug te kunnen geven, want hij meent het goed met haar. Intusschen raakt het meisje, envenuta, verliefd op een jongen hertog de la Gérisaïe, eenlosbol, dien zij 's nachts op straat wel naloopt. Maar van een onedele liefde met hem wil zij niet weten. Nadat hij haar ontmoet heeft, geraakt ook hij buitengemeen met haar iugenomen en wil zijn aanstaande, mejonkvrouw . Lucinde, die zijn vader elk oogenblik uit do provincie wachtende is ca hem een rijken bruidschat aan moet brengen, niet huwen. De luidjcs uit Auxerre dan, de baron de la Roche-Trumecm, met zijn dochter Lucinde en secretaris, komen aan, maar, daar zij allervolmaaktst onnoozcl zijn, laten zij zich inpalmen door Tircchappe, die aldui het zijner pleegdocht r mo gelijk wil maken om, in de kleeren van jonkvrouw Lucinde, met den jongen hertog te huwen, buiten iemands vermoeden. De grap is op 't punt te gelukken, reeds zijn do kunstcaiaker en zijn zoon en licnvcnitta in het gewaad der edele familie uit de provincie, dio wel te verstaan de de la Cérisaie's r.og nimmer hadden gezien, aan den bruiloftsdisch ge zeten, als plotseling het meisje, toevallig van den jongen hertog verne mend, hoe hij nimmer een bruid beneden zijn stand zou kunnen aanvaar den, van haar plan hem er in te laten loopon afziet, en zich bekend maakt, om daarna, met haar vader en Mistigris, cit het hertogelijk pa leis te worden geworpen. Aldus de twee eerste bedrijven. Het derde bedrijf verplaatst den toeschouwer op een ruimte, een soort van pleintje, in een achterhoek van Parijs, waar de vagebonden verblijf houden. Nu haar huwelijksplan met Aginnr de lei Cérisais vervallen is, zal Bcnvenuta maar trouwen gaan mot Mistigris, die dat reeds zoo lang begeerde. De trouwplechtigheid, die bestaat in 't stuk slaan eoner kruik, zal beginnen, als op eens de jonge hertog en zijn vader, aan 't hoofd van. eenige krijgsknechten, tie bandieten komen overvallen. Zij willen namelijk de nog steeds hier gevangen gehouden da la Itoche-Trumeau's bevrijden. Wanneer Agénor nu echter jRcnvcmtta nogmaals ontmoet, vat zijn hart weder vlam, en, na het lieve duet, dat eindigt met: Wij Weven steeds elkaar beminnen Dat alles las ik ia uw hand. trouwen zij dan toch samen. Tot overmaat van voorspoed, rept nauwe lijks Tirecliappe van den halven Ruiten heer, of de kluchtige baron de la lïoche verschrikt hevig, krijgt de andere helft, dio er aan past, uit zijn zak en bekent dat Benvennta zijne dochter is, tengevolge van een misstap uit zijn jeugd. Men ziet: het gegeven dezer operette is verre van nieuw: twee ge lieven, door verschil van stand gescheiden, welk verschil door het bekend worden van een geheim opgeheven wordt, en die dan dus tot elkaar kunnen gaan, tout pour Ie mieux dans Ie meilleur dés mondes possibles". Ook is een grooto fout vaa dit zangspel, dat de hoofd-omstandighoid, de Ruitenheer, er zulk een geringe rol in speelt en zoo weinig in aanmer king komt- Dit veroorzaakt eene leegheid, die don toeschouwer gevoelt en zijn aandacht vermindert. Het publiek stelt weini» belang in den Ruitenheer, en dat is noodlottig voor de belangstelling in 't algemeen. Maar de inkleeding is nieuw en heel aardig. Het trio der provincialen, als zij van de veerboot aan wal gestapt zijn, werd terecht door applaus gevolgd. Al die zestieude-eeuwsche roovers met hun meisjes en vrouwen, omgeven van een decoratie, waaraan men wel kan zien, dat de hr. Prot haar ia de Folieü-Draamtiquea is gaan opnemen, in hu» schilderachtige kleeding dit mag dezer operette wel eenig succes bezorgen. Als staaltje van den tekst laten wij een couplet volgen, dat de potsemaker Tirechappe zijn zoon toezingt, wanneer zij voor edellieden zullen fungeeren: Zie je den gastheer binnen komen, '" ' Je trommelt hem niet op zij a buik, Dit is al, naar ik heb vernomen, , > Bijzonder strijdig met 't gebruik! > , ? Aan tafel ook geen malle stroken Of gooolilen met een bord, mijn zoon ; ? Vooreerst: je mocht den boel eens breken : .. , En dan ia 't ook geen goede toon. Ten slotto: kom je bij de lieden En mochten zij, als je blijft stian, . . ' Beleefdelijk je een stoel aanbieden, ? ' ' ' Neem hem niet met de tanden aan! Euz. Dit is geen letterkundige strophe, maar een grappig conpletje.. Een enkel woord nu nog over de personen en wij spreken misschien'in lang1 over Frascati niet weer. Mej. Gobbaerts, uit Vlaanderen, treedt op-als -gast, voor anvcnuta. Hoewel wij ons niet bij do sissers voegen, die haai-rfvielen,hooren wij ook liever mevrouw Büderman. Wij zullen niet onbeleefd zijn-én motiveeren; hier trouwens is geen opvoeding meer temaken. Het sucfcesbe^ hoort echter ongetwijfeld aan de hh. Kreeft, Kiehl en Kelly, drie -uitste-^ Lende comieken. De hr. Kreeft, altijd dezelfde en met toch altijiïnieuwe tonen in zijn spel, was een zeer goede Tirechappe, vooral fo'heï3de bedrijf, in het hertogelijk paleis, waar hij zyn best doet edelman'ts's hijnen; de hr. Kiehl een onbetaalbaar-nuchtere Mistigris, de hr. Ixelly eenuitmuntend sufi'a domme provincie-baron. Ook Mej. Coersen had n. deel in liet welslagen, met haar hoofdje, zoo koppig en brutaal, ala-JËtasinde*" 26 Sopt. K. 3. W. HET TOONEEL TE ROTTERDAM. Het Nedcrl. Tooneel. I)e Maatschappij De Didtsclie Of era. Deze week werd de opvoering van Augier's Les lionnes pauvres door do Rotterdamsche afdeeling der Vereeniging liet Nedcrlandsch Tooneel met spanning te gemoet gezien, maar het stuk werd niet opgevoerd en liet zal, zooals wij uit een iugez'onden stuk, in de N, lïoit. Ct., van den lieer Van Sorgen, lid van den Raad van Beheer der bovengenoemde Vereeniging, vernemen, ook niet opgevoerd worden, omdat de Vereeniging cok niet n persoon (hier den heer Lolir, predikant te Rotterdam, die over het stuk in de N. Rolt. Ct. heeft geklaagd) wenscht te krenken. Wanneer liet Nederlandsch Tooneel dit consequent wil doorvoeren, hebben wij zeker de laatste voorstelling dezer Vereeniging gehad. Ofschoon napraten niet veel helpt, moet ik toch mijne verwondering over de door den heer Van Sorgen bevolen schorsing van Augier's coinédie te kennen geven. Wanneer men Augiers's Lionnes pauvres van het repertoire wegneemt, omdat het onzedelijk is, hoe weinige stukken van hetFransche, moderne. tooneel kunnen dan wél bij ons gespeeld worden. Dier zien wij toch nog de meesterhand van Augier zij het dan ook niefc in hare volle kracht hier blijkt toch nog uit verschiSlendo scènes, dat wij den talentvollen schrijver van Puirier voor ons hebben. Augier doet ons wel hier kennis maken met die Parijsche vrouwen, die tot de laagste trap gezonken zijn, maar het stuk is daarom niet onzedelijk; wij verlaten den chouwb'.irs; met afschuw voor Se.raphine en Lecarnier, met medelijden voor Thérüsüen Porameau (ofschoon deze dat eigenlijk niet verdient). Iloa vele stukken met bepaald onzedelijke strekking van bet Framcho repertoire hebben uiet bij ons burgerrecht verkregen en nu weigert men aan Augier's stuk zelfs een kort verblijf. Ik wensch er met nadruk bij te voegen, dat ik het stuk niet gosd vind tal van fouten in dispositie en karakterteekening zou ik kunnen aanwijzen maar het doet hier w.ii.'ig ter zako, of het ttuk goed of niet goed is, want liet is niet van het repertoire weggenomen, omdat het niet goed is; dat kon men weten, vóórdat men er mee begou. Men heeft de Directie beschuldigd het stuk een anderen naam te hebben gegeven,, nadat het in het Noorden geen succes heeft gehad. Wat nu dat eucces aanbetreft, zou men, het verslag van de Kamper Courant van Donderdag 4 September lezende, eindigende met de woorden: .,Die de opvoering van SerapMne hebben bijgewoond, wenschen wij ge luk, want zij hebben een kunstgenot gesmaakt, dat ons Kampers slechts zelden wordt aangeboden", denken, dat dit toch niet zoo klein kan ge« woest zijn. Het verwondert mij, dat de Directie, na het eerste stuk vaa den heer Lohr den naam heeft veranderd, want daardoor heeft de be schuldiging een schijn van waarheid. Men beweert, dat die naamsverand.'Kng geschied is, omdat SerapMne zoo weinig uitdrukt. Lessing (Hamb. Dram. 21ste stuk) zegt zeer juist: Ein Titel musz kein Küclienzettel sein" en bovendien, wat drukt Meedoen uit? Wie Augier's Les lionnes pauvres (de Fransche titel stond er eteeds bij) kent, weet, wat hij te zien krijgt en wie het stuk niet kent, is hefc om het even, of hij Seraphine of Meedoen gaat zien. Vermeldenswaardig acht ik het, dat het stuk eigenlijk voor den tocht naar het Noorden van naam veranderd is, maar thuis gekomen zijn ouden naam teruggekregen heeft, want vóór eenige maanden vernam ik reeds, dat de Rotterd. afdeelirif een stuk van Augier in studie genomen had met den Nederland» Echen naam Meedoen; mijn zegsman wist echter niet, welk etuk van Augier dien naam had gekregen. De Rotterdamsche afdeeling van het Nederl. Tooneel begint dus haar seizoen al heel ongelukkig; voorloopig totdat er een nieuw stuk is inge studeerd, zal zij het oude repertoire moeten spelen. Ik wensch haar den raad te geven, om in het vervolg steeds vooraf aan te kondigen, welke stukken zij wil instudeeren; er zou n persoon kunnen zijn, die tegen. de opvoering van een of ander stuk bezwaar heeft en wanneer de heer Van Sorgen dan het eenige lid van den Raad van Beheer is, dat juist in* het land is en het bezwaar heeft een schijn van waarheid, dan zal bij. niet dien schijn wegnemen, maar het stuk schorsen. Door mijn raad op te volgen, zal de afdeeling zich veel onnutte moeite kunnen besparen. De, Maatschap voerde deze. week twee Fransche blijspelen in n

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl